ECLI:NL:RBDHA:2023:16671

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
09/031806-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met (bedreiging van) geweld in vereniging

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1989 en momenteel gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam, werd beschuldigd van het samen met anderen beroven van undercoveragenten van een geldbedrag van €5.200,- op 30 januari 2023 in Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek gehouden op meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en de verdediging door mr. S.C. van Bunnik werden vertegenwoordigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een substantiële rol had in de ripdeal, waarbij hij niet alleen als taxichauffeur fungeerde, maar ook actief betrokken was bij de voorbereiding en uitvoering van de diefstal. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzet had op het geweld, gezien zijn betrokkenheid en de omstandigheden van de zaak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, de undercoveragenten, en werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/031806-23
Datum uitspraak: 2 november 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 mei 2023 en 24 juli 2023 (pro forma) en 19 oktober 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.C. van Bunnik naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 januari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 5200 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of (vervolgens) door te laden en/of op en/of in de richting van die opsporingsambtenaar F975 te richten en/of houden
en/of
- (daarbij) dreigend tegen die opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976 te zeggen: ‘Stap nu die auto uit of ik schiet je door je kankerhoofd’ en/of ‘Jij ook
instappen, anders druk ik deze tegen je aan en schiet ik je’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 januari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld de opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976 heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 5200 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976 en/of een derde toebehoorde(n) door:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of (vervolgens) door te laden en/of op en/of in de richting van die opsporingsambtenaar F975 te richten en/of houden
en/of
- (daarbij) dreigend tegen die opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976 te zeggen: ‘Stap nu die auto uit of ik schiet je door je kankerhoofd’ en/of ‘Jij ook instappen, anders druk ik deze tegen je aan en schiet ik je’, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
Op verdere standpunten van de officier van justitie zal de rechtbank — voor zover van belang — hieronder nader ingaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Op verdere standpunten van de raadsvrouw zal de rechtbank — voor zover van belang — hieronder nader ingaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Op 30 januari 2023 zijn in Amsterdam twee undercoveragenten van de politie, verbalisant F975 (hierna: F975) en verbalisant F976 (hierna: F976), bij een pseudokoop onder bedreiging van een vuurwapen beroofd van een geldbedrag van € 5.200,-. Kort na deze ‘ripdeal’ werden er vier personen aangehouden op verdenking van betrokkenheid hierbij, waaronder de verdachte.
De handelingen van de verdachte ter plaatse
Uit het dossier volgt dat de verdachte van het begin tot het eind aanwezig is geweest bij de ripdeal, die te verdelen is in twee momenten. Voorafgaand aan de deal hebben de pseudokopers met, naar later blijkt de [medeverdachte 1] , een afspraak gemaakt om vuurwapens te kopen. Op de ontmoetingsplek is het de verdachte die in zijn taxi (samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) als eerste verschijnt . De verdachte heeft de pseudokopers aangesproken en getracht om hen te laten instappen in zijn taxi, teneinde geld te tellen. De pseudokopers gingen hier niet in mee. [medeverdachte 2] is vervolgens degene die het geld heeft ‘onderzocht’ en aan de verdachte te kennen gaf dat hij het wel gelooft. Nadat de verdachte overleg heeft gepleegd met [medeverdachte 1] , vertrok hij voor korte tijd. Vervolgens keerde de verdachte in zijn taxi terug, ditmaal met de [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben hierna het voortouw genomen en zijn met de pseudokopers in hun auto gestapt, waarna de ripdeal heeft plaatsgevonden. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar de taxi gerend en is de verdachte met hoge snelheid weggereden.
De vraag die nu voorligt is of de verdachte kan worden gezien als medepleger van de diefstal met geweld op de verbalisanten.
Juridisch kader medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Rol van de verdachte
De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn betrokkenheid. Aanvankelijk wist hij van niets en is hij ongelukkigerwijs in deze situatie beland terwijl hij enkel een rit uitvoerde als taxichauffeur, later past hij zijn verklaring aan naarmate het dossier nader wordt opgebouwd. Zo heeft de verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij toch wel heeft gesproken over geld tellen tegen de verbalisanten, maar dat hij taxichauffeur is en zich nergens mee heeft bemoeid. Hij blijft bij zijn verklaring dat hij niet wist van een plan voor een ripdeal. Het deel van de buit dat bij hem is aangetroffen betreft geld voor de huur die [medeverdachte 1] hem verschuldigd was en dat geld heeft hij in de auto van [medeverdachte 3] gekregen, aldus de verdachte.
De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte wel degelijk op voorhand wetenschap had van wat er stond te gebeuren en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte deel neemt aan een snapchat gesprek van 30 januari 2023 (de dag van de ripdeal) tussen 14.14 uur en 15.07 uur. In dit gesprek wordt een screenshot gestuurd van een ander snapchat gesprek met als titel ‘Scorp en Glock’. De pseudokoop had betrekking op een Skorpion vz. 61machinepistool en een Glock handvuurwapen. De rechtbank constateert dat dit erop duidt dat dit gesprek gaat over de pseudokoop in deze zaak want die had betrekking op een Skorpion vz. 61machinepistool en een Glock handvuurwapen. In het screenshot staat onder meer vermeld dat ‘
[naam](rechtbank: F975) bericht “
Hij komt met die taxi dus stap gewoon netje is. Kijk die ding tel die geld en ga door meld me als is gelukt.
In het snapchat gesprek zelf vraagt de verdachte daarna “
waar is hij”en reageert [medeverdachte 1] met “
hijs daar”. Een paar minuten later zegt [medeverdachte 1] “
broer/wat rijden jullie weg man/faka”en vervolgens “
ze hebben niks man, hij zweer in het hindoestaans”, waarop [medeverdachte 3] antwoord met “ik weet”. Waarna [medeverdachte 1] weer reageert met “
jer moet instapen en dan tellen en dan gnw uitstappen en zeggen wacht die torie komt er aan.”
[medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de verdachte een paar dagen voor de ripdeal op de hoogte heeft gesteld en dat hij hem had gevraagd of hij snel 800 euro wilde verdienen. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] – anders dan de raadsvrouw – betrouwbaar, gelet op de omstandigheid dat hij van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven (ook over zijn eigen betrokkenheid) en grotendeels consequent heeft verklaard.
Na de ripdeal rijdt de verdachte meteen nadat de medeverdachten zijn ingestapt, heel hard weg met zijn taxi en dat is in de gegeven omstandigheden alleen een logische actie als hij wist wat er aan de hand is.
Tot slot is de verdachte kort na de ripdeal aangetroffen met een deel van de buit (€1.100,- ) in het hoesje van zijn telefoon. Hij heeft dus meteen meegedeeld in de buit. Zijn verklaring dat het hierbij ging om huur die hij via [medeverdachte 3] van [medeverdachte 1] zou hebben ontvangen acht de rechtbank – gelet op de overige bewijsmiddelen in het dossier en met name de hectiek van het moment – volstrekt onaannemelijk. De rechtbank gaat hieraan voorbij.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op voorhand wist dat er een plan was om de kopers van de wapens te rippen en dat de verdachte een rol had in dat plan. Namelijk, het vervoeren van de medeverdachten van en naar de ontmoetingsplek, het contactleggen met de pseudokopers en het trachten hen in te laten stappen en ook het contact onderhouden met [medeverdachte 1] .
Opzet
Om te kunnen spreken van het medeplegen van diefstal met geweld moet er bij de verdachte ook sprake zijn van opzet op het geweld. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door zijn wetenschap van het plan om de kopers te beroven van hun geld en zijn handelingen ter plaatse, opzet heeft gehad op het gebruik van geweld bij de beroving. Het is onwaarschijnlijk dat personen die voor een substantieel geldbedrag vuurwapens komen kopen zich dat geld zomaar afhandig laten maken. Het ligt dan ook voor de hand dat daarbij geweld zou worden gebruikt, in ieder geval zou worden gedreigd met geweld, en ook, gelet op het karakter van de gemaakte afspraken met F975, dat een vuurwapen daarbij gebruikt zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte in de gegeven omstandigheden op z’n minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op de geuite bedreigingen, inclusief het dreigen met het vuurwapen.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een substantiële rol heeft gehad tijdens de ripdeal, die veel verder ging dan enkel het zijn van taxichauffeur, hetgeen wordt bevestigd door het actief benaderen van de pseudokopers door de verdachte en het nauwe contact met [medeverdachte 1] tijdens de ripdeal en meedelen in de buit. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten en derhalve van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld zoals primair ten laste gelegd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 30 januari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van 5.200 euro, dat aan de opsporingsambtenaren F975 en F976 toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die opsporingsambtenaren F975 en F976, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- een vuurwapen te tonen en vervolgens door te laden in de richting van die opsporingsambtenaar F975 te richten en/of houden en
- daarbij dreigend tegen die opsporingsambtenaren F975 en F976 te zeggen: ‘Stap nu die auto uit of ik schiet je door je kankerhoofd’ en ‘Jij ook instappen, anders druk ik deze tegen je aan en schiet ik je’.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair doet zij een verzoek om bij een veroordeling een straf gelijk aan voorarrest op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, een zogenaamde `ripdeal', waarbij twee undercoveragenten van de politie zijn bedreigd met een doorgeladen vuurwapen. De verdachte heeft aan deze beroving een belangrijke materiële en intellectuele bijdrage geleverd en heeft een deel van de buit gekregen. De verdachte heeft kennelijk snel geld willen verdienen en niet nagedacht over de gevolgen van zijn handelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat een bedreiging met een vuurwapen een grote impact heeft op de slachtoffers, ook als die slachtoffers politieagenten zijn. Dit geldt zeker nu sprake was van een bedreiging met een doorgeladen vuurwapen terwijl verbalisant F975 in de auto geen kant op kon. De verdachte heeft verder geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en blijft zichzelf als slachtoffer van de situatie zien. De rechtbank rekent hem dit aan.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 september 2023, waaruit volgt dat de verdachte de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze omstandigheden zijn echter niet van dien aard dat zij in positieve zin invloed hebben op de op te leggen straf.
De straf
Gelet op de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, is de rechtbank van oordeel dat vanuit het oogpunt van vergelding en ter bescherming van de maatschappij niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat zij meer dan de officier van justitie rekening houdt met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
Verbalisanten F975 en F976 hebben zich ieder afzonderlijk als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zij vorderen beiden een schadevergoeding van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat volledig uit immateriële schade. Tevens hebben zij verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding voldoende zijn onderbouwd en daarom hoofdelijk integraal kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de vorderingen van de benadeelde partijen te matigen. Tevens vraagt zij de rechtbank om een onderscheid te maken tussen het geldbedrag dat wordt toegekend aan F975 en F976.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Het is een feit van algemene bekendheid dat een bedreiging met een vuurwapen een grote impact heeft op de slachtoffers, ook als die slachtoffers politieagenten zijn.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade hebben geleden door de bewezenverklaarde feiten. Wel is de rechtbank van oordeel dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de benadeelde partijen. F975 is bedreigd met een vuurwapen, terwijl hij in de auto zat en de bedreiging met een vuurwapen van F976 heeft plaatsgevonden buiten de auto. Dit maakt dat F975 nog minder dan F976 zich kon onttrekken aan de situatie. Deze omstandigheid leidt er toe dat de gehele situatie, objectief gezien, voor F975 als nog dreigender kan worden beschouwd. Gelet hierop acht de rechtbank het passend om aan hem een hoger bedrag aan schadevergoeding toe te kennen.
Gelet op wat door de benadeelde partijen ter toelichting op hun vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen. Aan F975 wordt een bedrag van € 2.000,- toegewezen en aan F976 een bedrag van € 1.500,-. De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 30 januari 2023, omdat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen F975 en F976 tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partijen F975 en F976 heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen F975 en F976 aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van respectievelijk € 2.000,- en € 1.500,-,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van respectievelijk F975 en F976.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard. Tevens vordert de officier van justitie dat het op de beslaglijst van [medeverdachte 2] onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurd verklaard. Daarnaast vordert de officier van justitie dat het op beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de [verdachte] gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp (de Volkswagen Passat), verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid en degene aan wie het voorwerp toebehoort bekend was met het gebruik of de bestemming in verband met het bewezenverklaarde.
De rechtbank zal op de beslaglijst van [medeverdachte 2] onder 1 genoemde voorwerp, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is per abuis opgenomen op de beslaglijst van [medeverdachte 2] , terwijl het voorwerp aan [verdachte] toebehoort. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en
met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is voorbereid.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36f, 47, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vorderingen van de benadeelde partijen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen deels toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van € 2.000,- aan F975 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, en een bedrag van € 1.500,- aan F976 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover tevens vanaf 30 januari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald.
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van respectievelijk € 2.000,- en € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van F975 en F976.
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van respectievelijk 30 dagen en 25 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave aan [verdachte] van het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel, wit, merk: Apple Iphone;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Personenauto, HZ-116-F, zwart, merk: Volkswagen Passat;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst van [medeverdachte 2] onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel, blauw, merk: Apple.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
mr. B. Sahebali, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. I.C. Melieste en I. Verhagen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2023.
Mr. I.C. Melieste is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.