In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiser, een gedetineerde, vorderingen heeft ingediend tegen de Staat der Nederlanden. De eiser, die zijn eigen verdediging voert in een strafzaak, heeft verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis en verwijdering van de GVM-lijst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in voorlopige hechtenis is genomen in verband met ernstige strafbare feiten, waaronder (poging tot) zware mishandeling en betrokkenheid bij een moordonderzoek. De eiser heeft eerder verzoeken ingediend voor faciliteiten om zijn verdediging te kunnen voeren, maar deze zijn afgewezen door de directeur van de penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat er andere rechtsgangen beschikbaar zijn om zijn detentie aan te vechten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de plaatsing op de GVM-lijst gerechtvaardigd is op basis van de informatie die is verkregen over de risico's die de eiser met zich meebrengt. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.