Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
(…) is het aanvragen van een woningvormingsvergunning in dit geval niet zinvol, er is geen sprake van een toename van woningen”. Volgens eiseres is dit een toezegging van verweerder, waarbij hij expliciet heeft aangegeven dat er geen woonvormingsvergunning nodig zou zijn. Verweerder is het bevoegde gezag en deze toezegging kan hem worden aangerekend omdat het in een besluit van verweerder zelf is opgenomen. Van tijdig herstel van de “foutieve veronderstelling” is ook geen sprake. De bouwkundige splitsing van de tweede verdieping was op 25 november 2021 al gereed.
(…) is het aanvragen van een woningvormingsvergunning in dit geval niet zinvol, er is geen sprake van een toename van woningen”. De rechtbank merkt hierover allereerst op dat hier niet expliciet staat dat een vergunning
nietnodig is. En, als de tekst wel zo gelezen zou worden, dan is deze in strijd met de regels van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. In artikel 5:2, sub c van deze verordening is opgenomen dat woonruimten niet zonder vergunning mogen worden verbouwd tot twee of meer zelfstandige woonruimten. Dat ‘er geen sprake is van een toename van woningen’ is in het licht van deze verordening dan ook niet juist. De woning op de tweede verdieping is immers verbouwd tot twee zelfstandige woonruimten en hiervoor was een vergunning vereist.