Op 16 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Algerijnse vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 4 augustus 2023 afgewezen, omdat de asielaanvraag als ongegrond werd beschouwd. De vreemdeling stelde dat hij bedreigd werd door overvallers en vervolgd werd vanwege dienstplichtontduiking. Tijdens de zitting op 25 september 2023 werd het beroep behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de vreemdeling als die van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico liep op ernstige schade. De rechtbank vond dat de vreemdeling onvoldoende had onderbouwd dat de Algerijnse autoriteiten hem niet konden beschermen tegen de bedreigingen. Bovendien was de vreemdeling na de bedreigingen naar Oran gevlucht en had hij daar enige tijd veilig bij zijn tante gewoond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de gevolgen van de dienstplichtontduiking, omdat de vreemdeling tijdens de gehoren had verklaard dat hij nooit problemen had ondervonden vanwege het niet voldoen aan de dienstplicht.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris. De vreemdeling kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims goed te onderbouwen en de rol van de staatssecretaris in het beoordelen van asielaanvragen.