ECLI:NL:RBDHA:2023:16593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
4 november 2023
Zaaknummer
C/09/644442 / JE RK 23-529 en C/09/646073 / JE RK 23-759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over ondertoezichtstelling en schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak

Op 3 oktober 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdzorgzaak met betrekking tot de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam02] en [naam03]. De zaak betreft verzoeken van de moeder en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die aan de moeder was gegeven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er niets meer te beslissen valt over de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam02], omdat de gecertificeerde instelling het verzoek niet handhaaft. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling van [naam02] niet verder wordt verlengd.

Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van 30 maart 2023 vervallen te verklaren, gedeeltelijk toegewezen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de aanwijzing voor zover deze betrekking heeft op de MST-PSB behandeling vervalt, maar dat de overige onderdelen van de aanwijzing in stand blijven. De kinderrechter heeft hierbij overwogen dat de moeder zich heeft gecommitteerd aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling, maar dat er onvoldoende vertrouwen is dat zij haar medewerking daadwerkelijk blijft verlenen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het noodzakelijk is dat [naam03] zo snel mogelijk kan starten met de behandeling bij [naam06].

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de kinderrechter de noodzaak van de schriftelijke aanwijzing heeft onderstreept om de medewerking van de moeder af te dwingen. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 november 2023. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/644442 / JE RK 23-529 en C/09/646073 / JE RK 23-759
Datum uitspraak: 3 oktober 2023

Beschikking van de kinderrechter

I.
Niets meer te beslissen ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling
II. Gedeeltelijke vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
in de zaak naar aanleiding van het op 16 maart 2023 ingekomen verzoekschrift (hierna te noemen: verzoek I) van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
en
in de zaak naar aanleiding van het op 19 april 2023 ingekomen verzoekschrift (hierna te noemen: verzoek II) van:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. E.A Breetveld te ’s-Gravenhage,
betreffende:
-
[naam02], geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
-
[naam03], geboren op [geboortedatum02] 2012 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam03] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende ten aanzien van verzoekschrift I aan:
de moeder, voornoemd.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden ten aanzien van verzoekschrift II aan:

[naam04] ,

hierna te noemen: de vader van [naam03] ,
wonende te [woonplaats02] ,
de gecertificeerde instelling, voornoemd.

Het procesverloop

Bij beschikking van 16 mei 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [naam03] verlengd van 20 mei 2023 tot 20 mei 2024 en is de ondertoezichtstelling van [naam02] verlengd van 20 mei 2023 tot 20 november 2023. Verzoek I is voor het overige aangehouden. De kinderrechter heeft verzoek II in zijn geheel aangehouden, in afwachting van de uitkomsten van de zitting van 31 mei 2023 bij het hof over de zorgregeling van de vader van [naam03] .
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking d.d. 16 mei 2023;
- het e-mailbericht van de moeder met bijlage (het eindverslag van [naam05] van [naam09] ), binnengekomen bij de rechtbank op 16 mei 2023;
- de beschikking van het hof Den Haag van 5 juli 2023;
- het verslag van [naam06] van 29 augustus 2023, ter zitting door de advocaat van de moeder overgelegd.
Op 3 oktober 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam07] en de heer [naam08] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader van [naam03] .
De kinderrechter heeft [naam02] naar haar mening gevraagd. [naam02] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam02] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

Verzoek I

Het aangehouden verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam02] voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat zij het verzoek niet handhaaft.

Verzoek II

Standpunt van de moeder
De gecertificeerde instelling heeft de moeder op 30 maart 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven. De schriftelijke aanwijzing luidt als volgt: “U dient medewerking te verlenen aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Dit wil specifiek zeggen dat u de afspraken na komt en dient samen te werken met Jeugdbescherming West. U reageert op de uitnodigingen van Jeugdbescherming West en u MST-PSB behandelingen accepteert behandelingen. Ook wordt verwacht dat u zich inzet het contact tussen vader en [naam03] te herstellen en [naam03] hierin stimuleert.”
De moeder verzoekt de voornoemde schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren. Het verzoek is ter zitting van 16 mei 2023 aangehouden, in afwachting van de uitkomsten van de zitting van 31 mei 2023 bij het hof over de zorgregeling van de vader van [naam03] . Het hof Den Haag heeft bij beschikking van 5 juli 2023 de beschikking van de rechtbank van 20 januari 2023 bekrachtigd. Hoewel de moeder nog steeds niet achter de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling staat, moet zij de zorgregeling wel voor vaststaand aannemen. De moeder betwist echter dat het contact tussen [naam03] en zijn vader tot oktober 2022 goed verliep. Volgens de moeder heeft de vader een zeer onveilige opvoedsituatie gecreëerd, waarbij er meerdere seksuele incidenten hebben plaatsgevonden bij de vader thuis. In oktober 2022 is [naam03] valselijk beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag richting zijn halfzusje. De moeder benadrukt dat zij opkomt voor de belangen van [naam03] . De moeder kan zich op dit moment vinden in een groot gedeelte van de inhoud van de schriftelijke aanwijzing. De moeder zal haar medewerking verlenen aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Ook zal zij samenwerken met de gecertificeerde instelling. Daarover geeft de moeder aan dat de samenwerking met de gecertificeerde instelling beter verloopt nu er nieuwe jeugdbeschermers betrokken zijn. De moeder kan zich echter niet verenigen met de schriftelijke aanwijzing voor zover het de MST-PSB behandelingen betreft. Deze behandeling gaat uit van een daderprofiel van [naam03] , terwijl de moeder zich achter [naam03] en de deskundigen schaart die aangeven dat hij geen seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Inmiddels heeft er wel een intakegesprek plaatsgevonden bij [naam06] . De moeder staat wel achter de start van die hulpverlening en zal hier ook aan meewerken. Zij benadrukt namelijk dat [naam03] zo snel mogelijk behandeling moet krijgen. [naam03] kampt met sombere en suïcidale gedachten en de moeder maakt zich dan ook grote zorgen om zijn welzijn. Aangezien de moeder achter de behandeling van [naam06] staat en zich aan de overige punten van de schriftelijke aanwijzing zal houden, is er geen grond meer om de schriftelijke aanwijzing in stand te laten.
Standpunt van de gecertificeerde instelling
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen het verzochte en heeft bij wege van zelfstandig verzoek verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 30 maart 2023 te bekrachtigen. De gecertificeerde instelling is overgegaan tot het geven van een schriftelijke aanwijzing omdat de moeder niet bereid was om mee te werken en geen toestemming gaf voor de benodigde hulpverlening. Ook werkte de moeder onvoldoende mee aan de uitvoering van de beschikking van 20 januari 2023 waarin staat beschreven dat er contactherstel moet plaatsvinden tussen [naam03] en zijn vader. [naam03] heeft op dit moment al geruime tijd geen contact met zijn vader. De gecertificeerde instelling ziet dat de spanning bij [naam03] hiervoor nog te hoog is. Het is belangrijk dat [naam03] behandeling krijgt, zodat hij leert omgaan met zijn emoties en er hopelijk weer ruimte bij hem ontstaat om het contact met zijn vader weer aan te gaan. [naam03] heeft inmiddels een intakegesprek gehad bij [naam06] . Het is positief dat beide ouders achter de inzet van deze hulpverlening staan. Hoewel de moeder heeft aangegeven mee te willen werken aan de behandeling, verzoekt de gecertificeerde instelling toch om bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. De moeder heeft in het verleden namelijk meerdere hulpverleningstrajecten vroegtijdig beëindigd. De gecertificeerde instelling vindt het noodzakelijk dat de behandeling bij [naam06] ook daadwerkelijk wordt afgerond.
Standpunt van de vader van [naam03]
De vader meent dat de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd moet worden. De schriftelijke aanwijzing fungeert als stok achter de deur om de medewerking van de moeder af te dwingen. De moeder heeft in het verleden al meerdere toezeggingen gedaan over haar medewerking, maar is daar telkens van terug gekomen. De vader heeft er dan ook geen vertrouwen in dat de behandeling bij [naam06] vrijwillig wordt afgerond. De vader heeft verder naar voren gebracht dat hij [naam03] erg mist. Hij meent dat de gecertificeerde instelling de afgelopen periode onvoldoende heeft gedaan om het contact te herstellen en de moeder ertoe te bewegen om zich aan de zorgregeling te houden. De vader meent dat er snel iets moet gebeuren, omdat de drempel voor contactherstel anders alleen maar groter wordt. De vader heeft verder naar voren gebracht dat hij graag op een normale manier met de moeder wil omgaan, zodat [naam03] ook ziet dat het de ouders lukt om samen te werken.

Beoordeling

Verzoek I*Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de verzoek*ster ter griffie van deze rechtbank is ingediend, is verzoek*ster ontvankelijk in zijn*haar verzoek.
De gecertificeerde instelling handhaaft het eerder ingediende verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam02] niet. Daartoe is redengevend dat er geen gronden meer zijn voor een ondertoezichtstelling. De kinderrechter constateert derhalve dat zij ten aanzien van dat verzoek geen beslissing meer hoeft te nemen.
Verzoek II
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing op grond van artikel 1:264 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) vervallen te verklaren. De gecertificeerde instelling verzoekt daarentegen om de schriftelijke aanwijzing op grond van artikel 1:263 lid 3 BW te bekrachtigen.
De kinderrechter is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing van 30 maart 2023 gedeeltelijk vervallen verklaard moet worden, voor zover de schriftelijke aanwijzing betrekking heeft op de MST-PSB behandeling. De schriftelijke aanwijzing blijft voor de rest in stand.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. *Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de verzoek*ster ter griffie van deze rechtbank is ingediend, is verzoek*ster ontvankelijk in zijn*haar verzoek.De gecertificeerde instelling kan ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen (artikel 1:263 lid 1 BW). De kinderrechter overweegt allereerst dat de schriftelijke aanwijzing ziet op de verzorging en opvoeding van [naam03] . De schriftelijke aanwijzing heeft immers betrekking op de behandeling van [naam03] en het contactherstel tussen [naam03] en de vader. De moeder heeft betoogd dat de schriftelijke aanwijzing niet in stand hoeft te blijven, omdat zij zich committeert aan de inhoud van de schriftelijke aanwijzing en haar medewerking zal verlenen aan de behandeling bij [naam06] . Dat betoog faalt. De gecertificeerde instelling heeft voldoende onderbouwd dat er op grond van het verleden onvoldoende vertrouwen is dat de moeder haar medewerking daadwerkelijk blijft verlenen. Het is echter wel noodzakelijk dat [naam03] zo snel mogelijk kan starten met behandeling en dat de behandeling ook daadwerkelijk wordt afgerond. Daarom is het noodzakelijk dat de medewerking van de moeder door de gecertificeerde instelling afgedwongen kan worden. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de gecertificeerde instelling de schriftelijke aanwijzing had mogen geven.
Aangezien de kinderrechter ter zitting heeft begrepen dat [naam03] geen MST-PSB behandeling meer zal volgen maar zal starten bij [naam06] , ziet de kinderrechter wel aanleiding om de schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk vervallen te verklaren. Die bevoegdheid komt de kinderrechter toe omdat de kinderrechter het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing ex nunc toetst. Dat betekent dat de kinderrechter rekening kan houden met wijzigingen van omstandigheden die zich na het geven van de aanwijzing hebben voorgedaan. In dat licht bezien kan de schriftelijke aanwijzing niet in stand blijven voor zover het de MST-PSB behandeling betreft. De kinderrechter zal de zinssnede ‘MST-PSB’ vervallen verklaren. Hiermee blijft in de schriftelijke aanwijzing staan dat de moeder behandeling moet accepteren. Daarmee wordt gewaarborgd dat de behandeling bij [naam06] doorgang zal vinden.
Uit de gedeeltelijke vervallenverklaring volgt evenzeer dat voor bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing geen plaats is. De kinderrechter wijst dat verzoek van de gecertificeerde instelling dan ook af.

Beslissing

De kinderrechter:
verzoek I
stelt vast dat er niets meer te beslissen valt ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam02] (
C/09/644442 / JE RK 23-529);
verzoek II
verklaart de schriftelijke aanwijzing d.d. 30 maart 2023 gedeeltelijk vervallen, te weten op het volgende punt:
-
MST-PSB;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023 door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 november 2023.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.