ECLI:NL:RBDHA:2023:16587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
09-043505-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor voorbereidingshandelingen voor diefstal met geweld en wapenbezit

Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder voorbereidingshandelingen voor diefstal met geweld en wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van het opzettelijk en wederrechtelijk aftappen van gegevens met een technisch hulpmiddel, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een bestaande gegevensstroom die door de verdachte werd afgetapt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten en omstandigheden die tijdens de zittingen naar voren kwamen, waaronder de verklaringen van de verdachte en de getuigen, alsook de bewijsmiddelen die door de officier van justitie waren aangedragen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met een medeverdachte een vuurwapen en andere voorwerpen voorhanden had, die bestemd waren voor het plegen van een misdrijf. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3, maar sprak de verdachte vrij van feit 4, dat betrekking had op het aftappen van gegevens. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen, en heeft besloten tot een straf die recht doet aan de gepleegde feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/043505-22
Datum uitspraak: 3 november 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
[geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
[adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 30 mei 2022 (pro forma) en 20 oktober 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.C.G. van der Wulp en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode 8 februari 2022 tot en met 19 februari 2022 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, en/of Hippolytushoef, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het plegen van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld (artikel 312 WvSR), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- een (vuur)wapen, en/of
- een ruitentikker en/of lifehammer, en/of
- een telefoon met daarop de telefoonapplicatie Protrack die een of meerdere voertuigen trackt/volgt middels een peilbaken en/of een tracker, en/of
- afbeeldingen van een of meerdere voertuigen (die gevolgd wordt/worden met een tracking-app), en/of
- een telefoon met daarop overleg en/of gesprekken tussen verdachte en een of meerdere medeverdachten, althans tussen personen, namelijk "Die Chinees komt naar zaantje. Wil je kijken?" en/of "Kun je kijken of hij een tas krijgt" en/of "Als je wat lijps ziet gaan we tweemans, maar ik wil pas vanaf bigshopper" althans woorden van gelijke aard of strekking bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere kentekenplaten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi automatisch pistool, van het merk HS, type HS95, kaliber 9 x 19 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 5 januari 2022 tot en met 19 februari 2022 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, en/of Hippolytushoef, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk met een technisch hulpmiddel gegevens heeft afgetapt en/of heeft opgenomen die niet voor hem, verdachte, bestemd waren en die werden verwerkt en/of werden overgedragen door middel van telecommunicatie en/of door middel van een geautomatiseerd werk, te weten een heimelijk en zonder toestemming van de
gebruiker/eigenaar/tenaamgestelde van de auto(‘s) met kenteken(s)
- [kenteken 1] en op naam van [slachtoffer 2] , en/of
- [kenteken 2] en op naam van [slachtoffer 3] , en/of
- [kenteken 3] en op naam van [slachtoffer 4] , en/of
- [kenteken 4] en op naam van [slachtoffer 5] , en/of
- [kenteken 5] en op naam van [slachtoffer 6]
aangebracht track and trace systeem en/of baken/tracker, althans een gps systeem, door met voornoemde technische hulpmiddel de plaats waar voornoemde voertuig(en) zich bevond(en) te lokaliseren.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder feiten 1, 3 en 4. Op specifieke standpunten van de raadsman zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4
De beschuldiging onder feit 4 komt er in de kern op neer dat de verdachte, al dan niet met anderen, door middel van een track and trace systeem en heimelijk geplaatste GPS-trackers de plaats waar voertuigen zich bevonden heeft gelokaliseerd. Dit is ten laste gelegd als het opzettelijk en wederrechtelijk met een technisch hulpmiddel gegevens aftappen of opnemen die niet voor hem bestemd zijn en die worden verwerkt of overgedragen door middel van telecommunicatie of door middel van een geautomatiseerd werk (art. 139c Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)).
Voor het aftappen of opnemen in de zin van artikel 139c Sr moet er sprake zijn van een (bestaande) gegevensstroom tussen twee partijen waar een derde kennis van neemt. In deze zaak gaat het echter om een lineaire gegevensstroom, namelijk tussen de GPS-tracker en de telefoon van de verdachte. Van aftappen of opnemen van gegevens uit een bestaande gegevensstroom is dus geen sprake.
Daarnaast moet er sprake zijn van gegevens die niet bestemd zijn voor degene die aftapt of opneemt. Artikel 139c Sr is gericht op de bescherming van het telecommunicatiegeheim. In deze zaak is echter sprake van gegevens die feitelijk juist wel bestemd zijn voor de ontvanger. Dat de locatiegegevens heimelijk zijn verkregen en het verkrijgen daarvan inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers van de voertuigen, is in dit verband niet relevant. Indien de inhoud van de gegevens een rol zou spelen bij de invulling van het begrip ‘niet bestemd voor’, dan zou artikel 139c Sr een aanzienlijk ruimere reikwijdte krijgen dan alleen de bescherming van het telecommunicatiegeheim. Daarvoor zijn in de wetsgeschiedenis noch in de literatuur en jurisprudentie aanknopingspunten te vinden.
De rechtbank is hierom van oordeel dat het ten laste gelegde onder feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank spreekt de verdachte hiervan vrij.
3.4.
Opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
De rechtbank zal voor feit 2 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit en heeft de officier van justitie eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche, District D, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 457).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 20 oktober 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 19 februari 2022, (p. 81 t/m 82);
3. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, op 22 februari 2022 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1 en 3
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 90 t/m 91):
Op 19 februari 2020, omstreeks 14:15 uur, was ik verbalisant, aanwezig aan de [adres 1] , te Voorburg.
Ik had vanuit de keuken van de woning zicht op één van de betrokken voertuigen. Dit betrof een Volkswagen Golf voorzien van [kenteken 6] .
Ik zag dat een zwarte personenauto aankwam rijden, deze kwam uit de richting van [adres 2] . Dit betrof een zwarte Renault Clio. Ik zag dat uit de Renault Clio twee licht getinte mannen stapte. Ik zag dat hun uiterlijke kenmerken overeenkwamen met het door de getuigen eerder genoemde signalement.
Ik bleef gedurende, ik schat 2 minuten, de twee mannen in de gaten houden. Ik zag dat man 2 aan de voor en achterzijde van de Renault Clio handelingen deed. Ik zag dat hij geknield en op de grond liggend ter hoogte van de kentekenplaten handelingen deed. Ik zag dat man 1 herhaaldelijk om zich heen bleef kijken. Ik zag dat man 1 in de richting van de woning kijken waar ik op dat moment aanwezig was. Dit gaf mij het gevoel dat man 1 zijn omgeving goed in de gaten hield en dat er voor mij minder mogelijkheid was om goed zicht te houden op de twee mannen.
Ik zag dat man 2 snel om de Renault Clio heenliep. Ik zag dat hij enkele voorwerpen uit de Clio pakte en een stapeltje vormden. Ik zag dat dit stapeltje twee fel gele kentekenplaten bevatte. De andere voorwerpen kon ik niet goed waarnemen. Ik zag hoe man 1 deze voorwerpen met kracht onder een geparkeerde auto schoof.
Ik rende de woning uit over de galerij en kwam aan bij de verdachte en de collega's. Ik zag dat de collega's van de [politie-eenheid 1] beide personen staande hielden en dat de verdachte hun handen op het dak hadden liggen. Toen de [politie-eenheid 2] man 2 in de transportboeien hadden en de [politie-eenheid 1] man 1 in de transportboeien keek ik onder de geparkeerde auto's. Ik zag onder de personenauto van het merk: Mazda, type 121, welke naast de voornoemde rode Opel Zafira stond een zwart handvuurwapen liggen.
Naast de Mazda type 121 stond de eerder genoemde Opel Zafira. Hier zag ik twee kentekenplaten onder liggen met daarop een oranje voorwerp. Dit deed mij denken aan een zogenaamd ruitentikkertje.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 220 t/m 224):
Op de camerabeelden is te zien dat op 18 februari 2022, omstreeks 23:42:33 uur twee personen aan de overkant van de straat liepen. lk zag dat één persoon op de straat liep en dat de andere persoon op het trottoir liep. lk zag dat er bij de persoon op straat iets reflecteerde op zijn broek ter hoogte van zijn knieën. lk zal deze persoon vanaf nu NNMan1 noemen. De persoon op het trottoir zal ik vanaf nu NNMan2 noemen. Ik zag dat NNMan2 volledig in het zwart gekleed was.
Op de camerabeelden is te zien dat op 18 februari 2022, omstreeks 23:42:34 uur, NNMan1 en NNMan2 ter hoogte van een personenauto stopten. Ik zag dat dit een grijs voertuig betrof. Ik zag dat NNMan1 in de personenauto keek. ik zag dat NNMan2 ter hoogte van de kofferbak bleef staan. Op de camerabeelden is te zien dat op 18 februari 2022, omstreeks 23:42:35 uur op dat NNMan1 ter hoogte van de linker achterdeur bukte. ik zag dat NNMan2 op het trottoir stond en rond keek.
Op de camerabeelden is te zien dat op 18 februari 2022, omstreeks 23:42:38 uur dat NNman1 op zijn zij lag. lk zag dat NNMan1 met zijn been richting de voorkant van de auto lag. Ik zag dat NNMan1 met zijn hoofd bij het linker achter wiel lag. ik zag dat NNman2 op het trottoir stond en nog steeds rond keek. Op de camerabeelden is te zien dat op 18 februari 2022, omstreeks 23:42:42 uur dat er onder de auto waar NNMan1 lag iets oplichtte. Ik zag dat het licht heen en weer ging. lk zag dat het licht om 23:42:45 uur uitging. lk zag dat NNman2 nog steeds op dezelfde plek stond. Op de camerabeelden is te zien dat NNMan1 tussen 23:42:45 uur en 23:44:42 uur op de grond lag en ik zag dat het licht onder de auto meerdere malen aan en uit ging. Op de camerabeelden is te zien dat op 18 februari 2022, omstreeks 23:44:43 uur, op de camerabeelden dat NNMan1 op z'n knieën naast de auto zat. ik zag dat NNMan2 nog op het trottoir stond. Op de bewegende camerabeelden is te zien dat op vrijdag 18 februari 2022, omstreeks 23:44:46 uur NNMan1 opstond en vervolgens samen met NNMan2 wegliep richting de [adres 2] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 189 t/m 190):
Naar aanleiding van de aanhouding van [verdachte] op 19 februari 2022 was er een onderzoek ingesteld. Onder andere de inhoud van zijn mobiele telefoon was veilig gesteld. Hieruit bleek dat hij een app had, waarin verschillende bakens te zien waren. Er was onder andere een baken wat de naam" Pingpong" had gekregen. Te zien was dat dit baken uitstraalde in [adres 3] in Voorburg. Na onderzoek bleek dat er op [adres 3] Chinese personen stonden ingeschreven. Er werden camerabeelden gevorderd en hieruit bleek dat er verdachte omstandigheden waren bij een Honda Civic voorzien van kenteken [kenteken 1] . Hierop was te zien dat er twee manspersonen kwamen aanlopen. 1 van deze mannen bleef op de stoep staan en de andere man ging onder de Honda Civic liggen. lk zag dat hij met zijn hoofd onder het linkerachterwiel ging liggen en dat hij hier handelingen verrichtte. Opvallend was dat er reflecterende delen zichtbaar waren op de broek van de persoon ter hoogte van de knieën.
Terug op het bureau was ik benieuwd wat de verdachte voor kleding droegen toen zij waren aangehouden op 19 februari, lk zag dat [verdachte] een zwarte broek droeg en dat er ter hoogte van zijn knieën reflecterende delen zaten.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 april 2022, voor zover inhoudende (p. 409 t/m 411):
Op 6 april 2022 omstreeks 09:00 uur was ik belast met het onderzoek in de telefoon van [verdachte] [geboortedatum] 1998. Ik zag dat er in de telefoon op verschillende data en tijden op verschillende Apps in de telefoon was ingelogd. Ik zag dat er op 19 februari 2022 om 13:21 uur was ingelogd op de app: Protrack GPS.
5. Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , op 25 april 2023 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
U vraagt of ik wel eens beschikte over grote contante geldbedragen. Nee. De klanten die uit China kwamen hadden wel geld bij zich. Dat was contant geld.
U vraagt over welke bedragen ik het dan heb. De mensen die zaken kwamen doen kwamen met enkele duizenden aan contant geld.
U zegt mij dat ik bij de politie heb verklaard over een incident in Amsterdam in het begin van 2022.
U vraagt of ik weet hoeveel geld ik die dag heb opgehaald. Mijn klant zei tegen mij dat liet drie tot vierduizend euro was.
U vraagt of ik kan aangeven hoe vaak ik zulke dingen, zoals geld ophalen, deed. Dit is niet iets normaals wat regelmatig gebeurde. Het gebeurde wel eens als mensen dat vroegen.
Ten aanzien van feit 3:
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 90 t/m 91):
(
de inhoud van dit bewijsmiddel is hiervoor genoemd bij feit 1, onder 1 en dient als hier herhaald te worden beschouwd)
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 215 t/m 217):
Soort wapen: Semi automatisch pistool
Fabrikant: HS Hrvatski Samokres
Merk: HS
Model: HS95
Kaliber: 9 x 19 mm
Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e , gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
3. Het geschrift, te weten een rapport van het NFI, van 29 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 441 t/m 448):
WAAR6257NL - [medeverdachte 1]
RABM7169NL - [medeverdachte 2]
Resultaten:
SIN omschrijving
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAMX4220NL#01
(ruwe delen, ribbels en
randen van handgreep van pistool; AA0Z4155NL)
minimaal twee personen:
- [medeverdachte 1]
- [medeverdachte 2]
- meer dan 1 miljard
- circa 300 miljoen
AAMX4221NL#01, (overige ribbels en randen van pistool; AA0Z4155NL)
één man:
- [medeverdachte 1]
meer dan 1 miljard
AAON8462NL#01
(buitenzijde van tracker;
AAOT5960NL)
minimaal drie personen:
- [medeverdachte 1]
- minimaal twee onbekende personen, waarvan minimaal één man
- meer dan 1 miljard
- niet van toepassing
AAON8463NL#01
(binnenzijde van tracker:
onder deksel, inclusief sim-
kaart; AAOTS960NL)
minimaal drie personen:
- [medeverdachte 1]
- minimaal twee onbekende personen
- circa 16 miljoen
- niet van toepassing
3.6.
Bewijsoverwegingen
Feit 3: medeplegen voorhanden hebben vuurwapen
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 19 februari 2022, rond 14:00 uur wordt gezien dat er twee mannen aankomen bij een parkeerplaats. Door een verbalisant wordt gezien dat deze twee mannen bezig zijn bij een daar geparkeerde auto. Gezien wordt daarna dat één man om de Renault Clio heen loopt, enkele voorwerpen uit die auto pakt, daar een stapeltje van maakt en dat dat stapeltje twee kentekenplaten bevatte. Een andere man schuift vervolgens de voorwerpen met kracht onder een geparkeerde auto.
Vrijwel direct hierna worden deze mannen (waarvan later blijkt: de verdachte en de [medeverdachte 1] ) aangehouden en wordt er onderzoek gedaan op de plaats van de aanhouding. Onder een auto die in de buurt geparkeerd staat, worden twee kentekenplaten aangetroffen. De verdachte heeft hierover reeds verklaard dat hij deze kentekenplaten heeft gestolen. Het vuurwapen wordt onder een daarnaast geparkeerde auto aangetroffen.
Gelet op de signalementen die zijn gegeven van de mannen op de parkeerplaats, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de persoon is geweest die de voorwerpen uit de auto pakte die vervolgens door de medeverdachte met kracht onder een geparkeerde auto werd geschoven. De rechtbank is voorts van oordeel dat het vuurwapen onderdeel is geweest van dat bedoelde stapeltje en dat het vuurwerpen door het gewicht en door de kracht waarmee werd geschoven onder de daarnaast geparkeerde auto terecht is gekomen. Op het vuurwapen wordt een DNA-match met het DNA van de medeverdachte aangetroffen.
Gelet op de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, het maken van het stapeltje en het schuiven van dat stapeltje onder de nabij geparkeerde auto’s en het aantreffen van een DNA-match met het DNA van de medeverdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op 19 februari 2022 het vuurwapen in vereniging voorhanden heeft gehad.
Feit 1: medeplegen voorbereidingshandelingen diefstal met geweld
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met de medeverdachte een vuurwapen, een ruitentikker (ook wel lifehammer) en een telefoon met de applicatie Protrack waarmee voertuigen konden worden gelokaliseerd, voorhanden heeft gehad. Deze voorwerpen zijn allen aangetroffen vlak na de aanhouding van de verdachte. De vraag die beantwoord moet worden is of met het voorhanden hebben van deze voorwerpen voorbereidingshandelingen zijn gepleegd, en op welk strafbaar feit die voorbereidingshandelingen dan gericht zijn geweest.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of voorbereidingshandelingen kunnen worden bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
De rechtbank heeft hiervoor reeds uiteengezet waarom zij bewezen verklaart dat de verdachte, samen met de medeverdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Op de telefoon van de verdachte is de app Protrack aangetroffen. Met die app zijn verschillende voertuigen gevolgd, waaronder het voertuig
1 pingpong. Na onderzoek wordt vastgesteld dat dit voertuig de Honda Civic van [slachtoffer 2] betreft. Relevant in dit kader is dat op camerabeelden wordt waargenomen dat een man op 18 februari 2022 handelingen verricht bij dit voertuig. De man die wordt waargenomen op deze beelden heeft een broek aan met daarop reflecterende elementen. De verdachte wordt op 19 februari 2022, één dag na die handelingen bij de Honda Civic, aangehouden. De kleding die de verdachte draagt, betreft (onder meer) een broek met reflecterende elementen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het de verdachte is geweest die op 18 februari 2022 de GPS-tracker heeft geplaatst op de Honda Civic.
Door de verdediging is aangevoerd dat er mogelijk enkel sprake zou kunnen zijn geweest van voorbereidingshandelingen gericht op een
inbraaken niet op diefstal met geweld. De rechtbank is van oordeel dat het vuurwapen onmiskenbaar dienstig kan zijn voor het plegen van geweldshandelingen bij een diefstal. Gelet op het voorhanden hebben van dat vuurwapen, in onderlinge samenhang bezien met de overige middelen, is de rechtbank van oordeel dat deze middelen naar uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor het plegen van diefstal met geweld. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte samen met de medeverdachte dit misdadige doel ook voor ogen had, mede gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] dat hij soms grote contante geldbedragen met zijn auto vervoerde. Aldus is bewezen dat de middelen bestemd waren tot het begaan van diefstal met geweld. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen van diefstal met geweld.
De rechtbank acht de laatste twee onderdelen uit de tenlastelegging, kort gezegd het voorhanden hebben van afbeeldingen van gevolgde voertuigen en het voorhanden hebben van een telefoon met chatgesprekken met [naam] , niet bewezen. De rechtbank zal de verdachte van deze onderdelen vrijspreken. De rechtbank zal daarnaast een kortere periode bewezen verklaren dan ten laste gelegd, gelet op de datum dat de verdachte de tracker heeft geplaatst op de Honda Civic.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode 18 februari 2022 tot en met 19 februari 2022 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, en/of Hippolytushoef, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van het plegen van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld, opzettelijk voorwerpen, informatiedragers, te weten
- een vuurwapen, en
- een ruitentikker of lifehammer, en
- een telefoon met daarop de telefoonapplicatie Protrack die een of meerdere voertuigen volgt middels een peilbaken of een tracker voorhanden heeft gehad;
2
hij op 19 februari 2022 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een ander, kentekenplaten, die geheel aan [slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 19 februari 2022 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi automatisch pistool, van het merk HS, type HS95, kaliber 9 x 19 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan die proeftijd bijzondere voorwaarden worden verbonden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en de inspanningsverplichting voor het hebben en houden van zinvolle dagbesteding en inkomen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er enkel een veroordeling kan volgen voor de diefstal van de kentekenplaten. De raadsman heeft verwezen naar de oriëntatiepunten voor diefstal van vervoermiddelen. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte al reeds langer in voorlopige hechtenis heeft gezeten dan wat de oriëntatiepunten voorschrijven. De raadsman heeft voorts verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte, die reeds geschorst is per 31 mei 2022, op te heffen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich in vereniging schuldig gemaakt aan diefstal van kentekenplaten, het voorhanden hebben van een vuurwapen en heeft in een periode van twee dagen voorbereidingshandelingen gepleegd voor diefstal met geweld. Diefstal van kentekenplaten is doorgaans een feit waarmee andere strafbare feiten worden voorbereid of begaan. Daarnaast werkt het gebruik maken van valse kentekenplaten ontwrichtend voor de identificatie van voertuigen in het verkeer.
De verdachte heeft met zijn telefoon voertuigen kunnen volgen en heeft een vuurwapen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte is een zeer kwalijk feit. Hoewel er geen munitie is aangetroffen, kan ook een ongeladen wapen gevaarzettend zijn. Het ongecontroleerde voorhanden hebben van dergelijke wapens moet dan ook krachtig worden bestreden.
De rechtbank neemt in overweging dat de verdachte geen echte openheid van zaken heeft gegeven. Namens de verdachte is aangevoerd dat hij vanaf het begin meewerkend is geweest, maar de rechtbank ziet dat anders. De verdachte heeft geen coöperatieve proceshouding getoond. Op enkele delen van de beschuldiging heeft de verdachte weliswaar antwoorden gegeven, maar bij doorvragen heeft de verdachte zich telkens op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 5 september 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte recidive heeft op het gebied van vermogensfeiten. De verdachte is in 2019 veroordeeld voor diefstal met geweld in vereniging. Daarbij is naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Dat heeft de verdachte er echter niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 16 mei 2022. De reclassering adviseert om bij een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling en de inspanningsverplichting tot het hebben en houden van zinvolle dagbesteding en inkomen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het voortgangsverslag van de reclassering, van 18 oktober 2023. Hieruit volgt dat er reeds bijzondere voorwaarden zijn opgelegd en dat deze ook zijn gestart. De reclassering rapporteert dat de verdachte zich altijd houdt aan de afspraken die met hem worden gemaakt en dat de verdachte zich houdt aan de reeds gestelde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de situatie dat de verdachte in april 2023 een auto-ongeluk heeft gehad en dat hij daar nog immer last van ondervindt. De verdachte is onder behandeling bij een fysiotherapeut en hij moet geregeld naar het ziekenhuis voor behandelingen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een pistool in de openbare ruimte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden vermeld. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van het oriëntatiepunt. Voor diefstal van kentekenplaten en voorbereidingshandelingen ten aanzien van diefstal met geweld zijn geen oriëntatiepunten. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht ook een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank zal aan de proeftijd van die voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank acht, alles afwegende een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de meldplicht, ambulante behandeling en de inspanningsverplichting tot het hebben en houden van zinvolle dagbesteding en inkomen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De voorlopige hechtenis
Op de terechtzitting van 30 mei 2022 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst met ingang van 31 mei 2022. Die schorsing loopt tot aan de einduitspraak in eerste aanleg. Die einduitspraak volgt bij dit vonnis. Aan de verdachte wordt een langere straf opgelegd dan hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat zou betekenen dat de verdachte direct het restant van deze gevangenisstraf zou moeten ondergaan. De rechtbank acht echter termen aanwezig om, gelet op alle omstandigheden, de voorlopige hechtenis op te heffen bij dit vonnis.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen vermeld op de beslaglijst dienen te worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwerpen vermeld op de beslaglijst dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. De raadsman heeft ook gesteld dat er sprake zou moeten zijn van een iPhone 11, in plaats van een op de beslaglijst aangegeven iPhone 13.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht hetgeen genoemd op de beslaglijst onder 1 (de iPhone 13), een kennelijke verschrijving. Uit het dossier blijkt afdoende dat het gaat om een iPhone 11, te weten de iPhone die onder de verdachte in beslag is genomen. In de uitvoering van de te nemen beslissing zal dit op de beslaglijst gelezen moeten worden als de iPhone 11.
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoorden en met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 46, 47, 57, 63, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
5 (vijf) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Oostvest 60 te Haarlem op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de Waag of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven;
- zich inspant voor het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding en een inkomen, zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling. De veroordeelde geeft toestemming aan de toezichthouder tot het onderhouden van contact met school en/of werk;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [proces-verbaal nummer] , Apple Iphone 13)
2. 1 STK Simkaart van zaktelefoon
(Omschrijving: [proces-verbaal nummer] , Du Mobile).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. R.G. de Lange-Tegelaar, rechter,
mr. A.A. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Ferwerda, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2023.