6.2In artikel 2 onder g en h van de richtlijn is gedefinieerd wat wordt verstaan onder hogere beroepskwalificaties en een getuigschrift van hoger onderwijs.
g. “hogere beroepskwalificaties”, kwalificaties die worden gestaafd door een getuigschrift van hoger onderwijs of, bij wijze van afwijking, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, door ten minste vijf jaar beroepservaring die vergelijkbaar is met het niveau van getuigschriften van hoger onderwijs en die relevant is in het beroep of de sector zoals gespecificeerd in de arbeidsovereenkomst of het bindende aanbod van een baan;
h. „getuigschrift van hoger onderwijs”, een door een bevoegde instantie afgegeven diploma, certificaat of andere opleidingstitel, waaruit blijkt dat de houder met succes een postsecundair hogeronderwijsprogramma heeft gevolgd, bestaande uit een reeks cursussen die worden aangeboden door een onderwijsinstelling die in de staat waarin zij is gevestigd, wordt erkend als hogeronderwijsinstelling. In het kader van deze richtlijn wordt met dit getuigschrift rekening gehouden mits de studie die ervoor gevolgd moet worden, ten minste drie jaar duurt;
Heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet vanaf 1 mei 2022 voldoet aan de voorwaarden?
7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser een niet-gereglementeerd beroep uitoefent. Enkel in geschil is de vraag of eiser in de aanvraagfase heeft aangetoond dat hij beschikt over de benodigde hogere beroepskwalificaties. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet al bij de aanvraag heeft aangetoond aan de voorwaarden te voldoen.
8. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank onder verwijzing naar art. 3.30b, eerste lid, onder c van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) niet zonder meer op het standpunt kunnen stellen dat uit die bepaling volgt dat vereist is dat de vreemdeling beschikt over een getuigschrift van hoger onderwijs dat benodigd is voor het beroep of de desbetreffende sector. Anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld volgt dat ook niet uit het Besluit van de Minister voor Immigratie en Asiel van 10 juni 2011. Hierin staat enkel dat de vreemdeling moet beschikken over de benodigde getuigschriften van hoger onderwijs in de zin van artikel 2, onder h, van Richtlijn 2009/50. Uit artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c in samenhang met artikel 2, aanhef en onder g en h van de richtlijn volgt dat de benodigde getuigschriften van hoger onderwijs relevant dienen te zijn in het beroep of de sector zoals gespecificeerd in de arbeidsovereenkomst of het bindende aanbod van een baan. De rechtbank is van oordeel dat daaruit volgt dat het moet gaan om een hogerberoepskwalificatie die relevant is en niet om een hogerberoepskwalificatie die benodigd is in het beroep of de desbetreffende sector. Verweerder heeft daarom niet voldoende gemotiveerd waarom het overgelegde diplomawaardering van eisers bachelor- en masterdiploma in de richting Filosofie niet relevant is voor het beroep dat door eiser wordt uitgeoefend. De beroepsgrond slaagt. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep van eiser is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder heeft zijn besluit niet deugdelijk gemotiveerd in overeenstemming met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 4 weken.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €837,-, en een wegingsfactor 1).