ECLI:NL:RBDHA:2023:16571
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend na zijn aankomst in Nederland op 20 mei 2023, terwijl hij eerder op 20 april 2023 een asielaanvraag in Letland had gedaan. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terecht heeft vastgesteld dat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij na overdracht aan Letland te maken zal krijgen met een onveilige situatie aan de grens, noch dat de medische situatie van zijn zoon aanleiding geeft om de aanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat verweerder mag vertrouwen op de naleving van mensenrechtenverdragen door andere lidstaten. Eiser heeft geen overtuigende bewijsstukken overgelegd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.