ECLI:NL:RBDHA:2023:16571

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.24843 en NL23.24844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend na zijn aankomst in Nederland op 20 mei 2023, terwijl hij eerder op 20 april 2023 een asielaanvraag in Letland had gedaan. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terecht heeft vastgesteld dat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij na overdracht aan Letland te maken zal krijgen met een onveilige situatie aan de grens, noch dat de medische situatie van zijn zoon aanleiding geeft om de aanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat verweerder mag vertrouwen op de naleving van mensenrechtenverdragen door andere lidstaten. Eiser heeft geen overtuigende bewijsstukken overgelegd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.24843 (beroep) en NL23.24844 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. A. van der Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. Z. Abachi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Letland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1
Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
1.2
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J. Labban als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1991 en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij heeft verklaard dat hij Syrië in september 2020 heeft verlaten. Uit het Eurodac-systeem blijkt dat eiser op 20 april 2023 een asielaanvraag in Letland heeft gedaan. Eiser heeft verklaard dat hij in Letland geen asielaanvraag heeft willen indienen en daar in detentie heeft moeten verblijven. Eiser heeft verder verklaard dat zijn pasgeboren zoon een bloedziekte heeft en hij daarom in Nederland een aanvraag heeft willen doen. Volgens eiser hebben de Letse autoriteiten, nadat hij de medische situatie had toegelicht, aangegeven dat zij hem daarbij niet konden helpen. Eiser is Nederland op 20 mei 2023 ingereisd en heeft op 23 mei 2023 deze asielaanvraag ingediend.
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 13 juli 2023 bij Letland een verzoek om terugname gedaan, dat Letland op 24 juli 2023 heeft aanvaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat eisers beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt hierna aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden, uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Moet verweerder de aanvraag in behandeling nemen omdat eiser niet de intentie had om in Letland asiel aan te vragen?
5. Eiser voert aan dat hij in Letland nooit asiel heeft aangevraagd. Hij heeft in ieder geval nooit asiel willen aanvragen omdat hij naar Nederland wilde komen vanwege de gezondheidssituatie van zijn zoon.
5.1
De rechtbank stelt vast dat uit Eurodac blijkt dat eiser op 23 mei 2023 een asielaanvraag in Letland heeft gedaan. Verweerder stelt terecht dat uit vaste jurisprudentie [2] volgt dat verweerder ervan mag uitgaan dat de informatie uit Eurodac juist is. Eisers stelling dat hij in Letland nooit een asielaanvraag heeft gedaan, volgt de rechtbank daarom niet. Dat eiser heeft verklaard dat hij geen asiel in Letland heeft willen vragen, maar in Nederland wil verblijven is verder niet van belang voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat.
Kan ten aanzien van Letland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
6. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Letland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft mogen uitgaan. Hij wijst allereerst op alles wat hij daar zelf heeft meegemaakt. Daarnaast heeft eiser ter zitting aangevoerd dat uit onder meer het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat het in de grensstreek tussen Belarus en Letland onveilig is.
6.1
De rechtbank stelt vast dat in Dublinzaken het interstatelijk vertrouwensbeginsel geldt. Dit houdt in dat als uitgangspunt geldt dat verweerder erop mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt kan slechts worden afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Letland een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] of artikel 4 van het Handvest [4] .
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser daar niet in is geslaagd. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder ter zitting dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht aan Letland, als Dublinterugkeerder, te maken zal krijgen met de onveilige situatie aan de grens. Eiser heeft geen stukken overgelegd om dit te onderbouwen. Ook met de verklaringen over zijn eigen ervaringen in Letland, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Letland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft zijn eigen verklaringen niet onderbouwd met algemene informatie over de situatie in Letland. Daardoor kan niet worden geoordeeld dat het Letse asiel- en opvangsysteem structurele tekortkomingen kent. De beroepsgrond slaagt niet.
Moet verweerder de asielaanvraag vanwege de medische situatie van eisers zoon in behandeling nemen?
7. Eiser voert aan dat verweerder zijn aanvraag vanwege bijzondere individuele omstandigheden op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling had moeten nemen. Eiser heeft in Nederland asiel aangevraagd, zodat zijn zoon hier kan worden behandeld voor zijn medische problemen. Overdracht van eiser aan Letland zou van onevenredige hardheid getuigen omdat door de Letse autoriteiten is aangegeven dat zijn zoon daar geen hulp kan krijgen.
7.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit de medische situatie van eisers zoon alleen heeft betrokken bij de vraag of van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ter zitting heeft verweerder echter voldoende toegelicht dat de aangevoerde medische omstandigheden niet dusdanig bijzonder zijn dat verweerder de aanvraag vanwege onevenredige hardheid in behandeling zou moet nemen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ervan mag worden uitgegaan dat Letland dezelfde verzorgingsmogelijkheden heeft als Nederland en er dus mag worden verwacht dat de medische problemen van zijn zoontje, die eiser als hij een asielstatus krijgt in het kader van gezinshereniging vanuit Syrië wil laten overkomen, ook in Letland kunnen worden behandeld. Eisers verklaring dat Letland heeft aangegeven dat zijn zoon daar niet de benodigde behandeling zal kunnen krijgen, heeft eiser niet onderbouwd met gegevens waaruit dan kan blijken. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
9. Omdat op het beroep is beslist, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.