ECLI:NL:RBDHA:2023:16564
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.A.C. Klein Hesselink, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 17 augustus 2023 was genomen, weigerde de aanvraag in behandeling te nemen op de grond dat Polen verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van de eiser.
Tijdens de zitting op 26 oktober 2023 is gebleken dat de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, ondanks een voorafgaand bericht. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.W.M. van Breda. Na de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser geen procesbelang meer heeft, aangezien hij zelfstandig zijn woonruimte heeft verlaten en het onbekend is waar hij zich momenteel bevindt. De gemachtigde van de eiser heeft bovendien aangegeven geen contact meer te hebben met de eiser.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.