In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 oktober 2023, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet. Tijdens de zitting op 25 oktober 2023, waar eiser via een beeldverbinding aanwezig was, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat de eerdere maatregel te laat was omgezet en dat dit gevolgen zou moeten hebben voor de rechtmatigheid van de huidige maatregel. De rechtbank oordeelde echter dat zij zich niet kon uitlaten over de eerdere maatregel, omdat het beroep zich richtte op de maatregel van 9 oktober 2023.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op correcte wijze is ondertekend en dat de beroepsgrond van eiser over de geldigheid van de digitale handtekening niet slaagde. Eiser betwistte ook de zware en lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat er voldoende gronden waren om de maatregel te dragen, en dat de belangenafweging in het voordeel van de maatregel was uitgevallen. Eiser's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van de uitspraak.