ECLI:NL:RBDHA:2023:16560
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op grond van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 2001 en van Syrische nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze niet in behandeling genomen. Dit besluit is gebaseerd op de stelling dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, conform de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak op 26 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. F.A. van den Berg, en een tolk Arabisch, M. Fayez. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris een grote mate van beslissingsvrijheid heeft bij de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening, dat betrekking heeft op bijzondere, individuele omstandigheden. Eiser heeft aangevoerd dat zijn broer in Nederland verblijft en dat hun gedeelde ervaringen en trauma's niet zijn meegewogen in het besluit van de staatssecretaris. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. Eiser heeft niet aangetoond dat er een sterke afhankelijkheid bestaat tussen hem en zijn broer, en de staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd waarom hij de aanvraag niet in behandeling heeft genomen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.