ECLI:NL:RBDHA:2023:16532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/09/651107 / JE RK 23-1514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

Op 16 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam01]. Deze beschikking volgt op een eerdere machtiging die op 29 september 2023 was verleend, waarbij [naam01] uit huis werd geplaatst vanwege ernstige zorgen over haar veiligheid en welzijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [naam01] nog steeds zorgwekkend is, met een verstoorde relatie met haar moeder en een onveilige thuissituatie door huiselijk geweld. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2023 waren de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig, terwijl de vader niet verscheen, ondanks correcte oproeping. De kinderrechter heeft de feiten en de standpunten van de betrokken partijen gehoord en geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam01]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 4 april 2024, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De kinderrechter benadrukt dat het van belang is dat [naam01] een veilige en stabiele omgeving heeft om aan haar ontwikkeling te werken, en dat er gewerkt moet worden aan het herstel van de relatie met haar moeder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/651107 / JE RK 23-1514
Datum uitspraak: 16 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2007 in [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
zonder bekende woonplaats in Nederland, verblijvende te [naam05]

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 29 september 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om [naam01] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 4 oktober 2023 tot 19 oktober 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van 29 september 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door een tolk;
- [naam04] namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [naam01] naar haar mening gevraagd. [naam01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd. De vader en de moeder leven niet samen.
2.2.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden zijn de vader en de moeder belast met het ouderlijk gezag.
2.3.
[naam01] verblijft in een woonvoorziening van [X] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 maart 2023 de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd tot 4 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. In februari 2023 is [naam01] weggelopen en uithuisgeplaatst, nadat zij bij de politie heeft aangegeven betast te zijn door haar stiefvader en bang is om terug naar huis te gaan. Het gezin is bekend met huiselijk geweld, waarvan [naam01] zowel getuige als slachtoffer is geweest. Volgens de gecertificeerde instelling is het nog niet mogelijk dat [naam01] weer terug bij de moeder gaat wonen. De opvoedvaardigheden van de moeder zijn nog niet in balans met de ontwikkelingsbehoefte van [naam01] . Ondanks de inzet van intensieve hulpverlening, met name ook op praktisch gebied, lukt het nog niet om de patronen van terugkerend geweld in het gezin te doorbreken. De band tussen [naam01] en de moeder is op dit moment slecht. De moeder wijst [naam01] af door te zeggen dat zij zelf het probleem is en erkent hiermee onvoldoende wat [naam01] thuis heeft meegemaakt. Daartegenover accepteert [naam01] het gezag van de moeder niet. [naam01] heeft de afgelopen jaren veel instabiliteit meegemaakt doordat zij een tijd in Nederland heeft verbleven zonder verblijfsstatus en een periode alleen in [geboorteland] heeft gewoond zonder de moeder. Gedurende de uithuisplaatsing hebben de ouders meermaals gedreigd [naam01] mee te nemen naar [naam05] of [geboorteland] , omdat zij denken dat zij zich dan wel gedraagt. Het is belangrijk dat [naam01] stabiliteit heeft in haar woonsituatie en zich kan richten op haar ontwikkeling en school. De gecertificeerde instelling heeft de aanvaardbare termijn gesteld op januari 2024. Zij zal dan de opvoedvisie vastleggen en hierin het woonperspectief van [naam01] bepalen. Tot dit moment zal de gecertificeerde instelling zich blijven richten op een thuisplaatsing van [naam01] bij de moeder.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft het volgende ter zitting naar voren gebracht. [naam01] is sterk veranderd. Zij scheldt, gaat niet naar school en rookt sigaretten. De moeder wil niet dat haar dochter een dergelijk leven leidt en daarvoor heeft de moeder [naam01] ook niet naar Nederland gehaald. [naam01] blijft tegen de moeder zeggen dat zij recht heeft op een eigen leven, op vrijheid en te doen wat zij zelf wil. Het probleem ligt volgens de moeder bij [naam01] zelf en niet bij de situatie thuis. De moeder is van plan om naar [geboorteland] te gaan en met behulp van een advocaat en de ambassade ervoor te zorgen dat [naam01] weer teruggaat naar [geboorteland] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [naam01] kan momenteel nog niet bij de moeder wonen. De band tussen de moeder en [naam01] is op dit moment ernstig verstoord. De moeder lijkt hierin nog onvoldoende inzicht te hebben in haar eigen gedrag, door aan te geven dat het probleem volledig bij [naam01] ligt. Daarnaast heeft [naam01] ook een duidelijke wens om niet meer thuis te wonen. Bij een terugplaatsing bij de moeder bestaat er een groot risico dat [naam01] opnieuw wegloopt. Het is belangrijk dat eerst gewerkt wordt aan het herstellen van de relatie tussen de moeder en [naam01] . De kinderrechter vindt het daarbij zorgelijk dat de moeder aangeeft dat zij [naam01] terug naar [geboorteland] wil sturen, terwijl [naam01] dit helemaal niet wil. Naar het oordeel van de kinderrechter dient [naam01] ook beschermd te worden tegen het geweld vanuit de stiefvader. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat de patronen van geweld in het gezin nog niet zijn doorbroken. Het is belangrijk dat [naam01] een veilige en stabiele plek heeft waarvandaan zij haar toekomst kan opbouwen en verder kan werken aan haar eigen ontwikkeling. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek toewijzen zoals verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 4 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023 door mr. H.M. Boone, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 26 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.