ECLI:NL:RBDHA:2023:16521

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/09/617883 / FA RK 21-6229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning en omgangsregeling in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2023 een tussenbeschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de vervangende toestemming voor erkenning van de minderjarige [minderjarige01] door de verwekker [naam01]. De rechtbank heeft het verzoek van [naam01] toegewezen, ondanks de bezwaren van de moeder en de man, die stellen dat de erkenning de kans op een familierechtelijke relatie met de man zou ondermijnen. De rechtbank heeft overwogen dat de erkenning door [naam01] geen negatieve invloed zal hebben op de sociaalpsychologische ontwikkeling van [minderjarige01] en dat het belang van de erkenning voor de relatie tussen [naam01] en [minderjarige01] zwaarder weegt. De rechtbank heeft ook de omgangsregeling tussen [minderjarige01] en [naam01] besproken, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om begeleide omgang te faciliteren. De moeder heeft haar standpunt gewijzigd en staat nu open voor omgang, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beslissing. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot 1 mei 2024 voor verdere rapportage over het verloop van de omgangsbegeleiding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-6229
Zaaknummer: C/09/617883
Datum beschikking: 1 november 2023

Vervangende toestemming erkenning/omgang

Beschikking op het op 9 september 2021 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de verwekker, hierna: [naam01] ,
wonende te [woonplaats01]
advocaat: mr. A.R. Bissessur te ’s-Gravenhage,
waarin als belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam02] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. C.S. Ganga te Zoetermeer,
en

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ,

de minderjarige (hierna: [minderjarige01] ),
in rechte vertegenwoordigd door mr. [bijzondere curator] , advocaat te [plaats] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator;
en waarin als informant wordt aangemerkt:

[informant01] ,

de man,
wonende te [woonplaats03] ,
advocaat: mr. C.S. Ganga te Zoetermeer.

Procedure

Bij beschikking van 2 mei 2023 van deze rechtbank zijn [naam01] en de moeder doorverwezen (De [plaats01] omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) voor deelname aan het traject Omgangsbegeleiding, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie, met bepaling dat de moeder en [naam01] de rechtbank vóór 27 september 2023 informeren omtrent het verloop van voornoemd traject en met bepaling dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan de moeder en [naam01] .
Aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is verzocht om een nader advies over de verzochte vervangende toestemming voor erkenning door [naam01] , gelet op het verzoek van de moeder en [naam03] betreffende het gezag over [minderjarige01] (zaak- en rekestnummer: C/09/637328 / FA RK 22-7266), en regie te voeren op de statusvoorlichting van [minderjarige01] . Daarbij is bepaald dat de Raad uiterlijk op 15 september 2023 zo mogelijk zijn nader rapport met advies uitbrengt aan de rechtbank, de moeder en [naam03] , [naam01] en hun advocaten en de bijzondere curator, waarna de moeder en [naam03] en [naam01] een week de tijd hebben om hun reactie op het rapport en advies van de Raad bij de rechtbank in te dienen, met afschrift aan elkaar, de Raad voor de Kinderbescherming en aan de bijzondere curator.
Tevens is bepaald dat de bijzondere curator vóór 27 september 2023 schriftelijk een nadere reactie zal uitbrengen ten aanzien van de door [naam01] verzochte vervangende toestemming voor erkenning.
De rechtbank heeft voorts beslist dat de behandeling van de verzoeken betreffende [minderjarige01] (en ook het gezag en de geslachtsnaamwijziging als verzocht in de zaak met zaak- en rekestnummer: C/09/637328 / FA RK 22-7266, welke verzoeken gelijktijdig op de zitting zijn behandeld), zal worden voortgezet op de zitting van 27 september 2023 te 9.00 uur, en dat de beschikking van 2 mei 2023 daartoe geldt als oproeping, zulks met aanhouding van iedere verdere beslissing ten aanzien van de vervangende toestemming voor erkenning, de omgang het gezag, de wijziging van de geslachtsnaam en de proceskosten.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de aanvullende rapportage van 19 september 2023 van de Raad;
- de brief van 22 september 2023 van de bijzondere curator;
- het F9-formulier van 25 september 2023, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- de brief van 26 september 2023 van de bijzondere curator.
Op 27 september 2013 heeft de rechtbank met de minderjarige [minderjarige01] gesproken.
Op 27 september 2023 is op de zitting van deze rechtbank wederom zowel het onderhavige verzoek als het verzoek ter zake van het gezag en de geslachtsnaamwijziging (zaak- en rekestnummer: C/09/637328 / FA RK 22-7266) gecombineerd behandeld.
Hierbij zijn verschenen: [naam01] met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat, de man en [medewerker RvdK01] namens de Raad. De bijzondere curator heeft zich schriftelijk uitgelaten, zoals ook aangegeven op de eerdere zitting in verband met het feit dat zij niet ter zitting aanwezig kon zijn.
Op het verzoek ter zake van het gezag en de geslachtsnaamwijziging is bij afzonderlijke beschikking van heden beslist.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De erkenning
De Raad heeft na zijn nader onderzoek geadviseerd het verzoek van [naam01] tot vervangende toestemming voor erkenning van [minderjarige01] toe te wijzen.
Tijdens het onderzoek is de Raad gebleken dat de moeder spanning ervaart rond het thema vader en dat die spanning vooral voortkomt uit de angst van de moeder dat [naam01] (weer) een onderdeel van haar leven en van dat van [minderjarige01] zal worden. Hoewel de Raad daarover enige zorgen heeft is de Raad van mening dat de erkenning van [minderjarige01] door [naam01] daar geen invloed op hoeft te hebben, temeer daar de moeder zelf heeft ondervonden dat de inmiddels aan hem gegeven statusvoorlichting [minderjarige01] ook niet (ernstig) uit balans heeft gebracht. Ook zal, volgens de Raad, een erkenning geen gevolgen hebben voor de ontwikkeling van [minderjarige01] .
[naam01] kan zich vinden in het advies van de Raad.
De moeder en de man zijn van mening dat [minderjarige01] een kans tot een familierechtelijke betrekking met de man wordt ontnomen door vervangende toestemming tot erkenning aan [naam01] te verlenen. [minderjarige01] ervaart de man als zijn vader en heeft, zo stellen de moeder en de man, het recht om deze feitelijke band bevestigd te krijgen door een familierechtelijke betrekking. Een eenmaal gedane erkenning door [naam01] kan ook niet meer worden tenietgedaan, terwijl een erkenning door de man in de toekomst wel kan worden vernietigd. De moeder en de man stellen dan ook dat het verzoek van [naam01] moet worden afgewezen en de keuze van de erkenning door [naam01] of de man aan [minderjarige01] te laten. Dat de statusvoorlichting [minderjarige01] niet uit balans heeft gebracht is vooral te danken aan de man, die tegen [minderjarige01] heeft gezegd dat hij altijd zijn kind blijft, dat hij er altijd voor [minderjarige01] zal zijn en dat hij hem nooit in de steek zal laten. Dat betekent echter niet dat de sociaalpsychologische ontwikkeling van [minderjarige01] door de erkenning door [naam01] niet in het gedrang komt.
De bijzondere curator heeft schriftelijk meegedeeld dat haars inziens door de rechtbank thans aan [naam01] vervangende toerstemming voor erkenning van [minderjarige01] kan worden verleend.
Artikel 1:204 lid 3 BW bepaalt het volgende. Als een man een kind wil erkennen, kan de toestemming van de moeder – bij een kind jonger dan 16 jaar – of die van het kind zelf – als het 12 jaar of ouder is – door toestemming van de rechtbank worden vervangen. Dit is mogelijk, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Vervangende toestemming kan alleen worden gegeven als de man hetzij de verwekker van het kind is, hetzij de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
Tijdens het door de rechtbank met [minderjarige01] gevoerde gesprek is gebleken dat [minderjarige01] niet wist dat [naam01] zijn vader was en dat hij [naam01] niet kent. Nu hij wel weet dat [naam01] zijn biologische vader is, zegt [minderjarige01] dat [naam01] voor hem niet voelt als een vader, zulks in tegenstelling tot wat [minderjarige01] voelt voor de man. [minderjarige01] vindt dat [naam01] het vaderschap eigenlijk niet verdient omdat [naam01] nooit voor hem gezorgd heeft.
De rechtbank is desalniettemin niet, althans onvoldoende, gebleken dat bij een erkenning van [minderjarige01] door [naam01] de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige01] of de belangen van [minderjarige01] geschaad zullen worden. Alle belangen tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat zowel [naam01] als [minderjarige01] er belang bij hebben dat hun relatie voor de toekomst rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. De rechtbank is niet gebleken dat er ten gevolge van de erkenning voor [minderjarige01] reële risico’s zijn dat hij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. De situatie waarbij de man de opvoeding en de zorg voor [minderjarige01] samen met de moeder op zich neemt blijft bestaan. Zoals de Raad ter zitting naar het oordeel van de rechtbank terecht opmerkte dient [naam01] in zijn rol als (biologische) vader een toevoeging in het leven van [minderjarige01] te zijn en blijft de veilige haven van [minderjarige01] bij de moeder en de man. De rechtbank zal [naam01] vervangende toestemming verlenen om [minderjarige01] te erkennen.
De omgang
De Raad heeft geadviseerd het verzoek van [naam01] toe te wijzen in die zin dat [minderjarige01] en de vader voorlopig tweemaal per maand (indien haalbaar gezien het drukke schema van [minderjarige01] ) gedurende een uur begeleide omgang hebben met elkaar, onder begeleiding van de uitvoerder van de omgangsbegeleiding. De Raad adviseert deze omgang uit te breiden naar een langere duur, naar een hogere frequentie en/of naar een onbegeleide omgang indien de uitvoerder van de omgangsbegeleiding dit in het belang van [minderjarige01] wenselijk vindt.
De moeder heeft haar aanvankelijk gedane verzoek tot afwijzing van het door [naam01] gedane omgangsverzoek bij brief van 25 september 2023 gewijzigd is een verzoek tot vaststelling van begeleide omgang.
Bij beschikking van 2 mei 2023 van deze rechtbank zijn [naam01] en de moeder reeds doorverwezen (De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) voor deelname aan het traject Omgangsbegeleiding, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie, met bepaling dat de moeder en [naam01] de rechtbank vóór 27 september 2023 informeren omtrent het verloop van voornoemd traject en met bepaling dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan de moeder en [naam01] .
Ter zitting is gebleken dat de moeder [naam01] voor deelname aan een traject Omgangsbegeleiding inmiddels op een wachtlijst zijn geplaatst. Het standpunt van de moeder ten aanzien van de omgang is gewijzigd in die zin dat zij het thans wel wenselijk acht dat [minderjarige01] en [naam01] de kans wordt gegund om een band met elkaar op te bouwen. De rechtbank zal -voordat zij een beslissing neemt over de omgang- het verloop van het omgangsbegeleidingstraject afwachten en de behandeling van de zaak aanhouden als volgt.
Zij merkt daarbij het volgende op.
Zoals bij voormelde beschikking van 2 mei 2023 van deze rechtbank al is bepaald verzoekt de rechtbank de uitvoerende hulpverleningsinstantie aan haar te rapporteren over het verloop van het traject van de omgangsbegeleiding. De rechtbank zal deze beschikking dan ook per post zenden aan het Kenniscentrum Kind en Scheiding, zodat deze beschikking ook ter kennis wordt gebracht aan de desbetreffende hulpverleningsinstantie. Daarnaast zal de rechtbank zoals hierna vermeld thans tevens bepalen dat partijen de rechtbank vóór na te melden pro formadatum informeren omtrent het verloop van voornoemd traject.

Beslissing

De rechtbank:
verleent de man, [naam01] , geboren op [geboortedatum02] 1983 te [geboorteplaats02] , Suriname, toestemming, die de toestemming van de moeder, [naam02] , geboren op
[geboortedatum03] 1990 te [geboorteplaats03] , vervangt, tot erkenning van de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
gelast de griffier de doorzending van deze beschikking aan Kenniscentrum Kind en Scheiding, [adres01] , [postcode01] [plaats02] , zodat deze beschikking kan worden doorgestuurd aan de desbetreffende hulpverleningsinstantie betrokken bij het traject van ouderschapsbemiddeling;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank (tussentijds) rapporteert omtrent het verloop van het traject van ouderschapsbemiddeling, met kopie aan beide ouders en daarvan, indien het traject niet positief is afgerond, gelijktijdig een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming stuurt;
bepaalt dat partijen de rechtbank vóór na te melden pro formadatum informeren omtrent het verloop van voornoemd traject;
houdt iedere beslissing ten aanzien van het gezag de vaststelling van de omgang
PRO FORMAaan tot
1 mei 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
1 november 2023.