ECLI:NL:RBDHA:2023:16519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/09/637328 / FA RK 22-7266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging gezag en geslachtsnaam in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag en de geslachtsnaam van de minderjarige [minderjarige01]. Het verzoek is ingediend door de moeder en [verzoeker02], die samen het gezag over [minderjarige01] willen uitoefenen. De rechtbank heeft eerder, op 2 mei 2023, de betrokken partijen doorverwezen naar omgangsbegeleiding en de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd. De Raad heeft in zijn rapportage geadviseerd het verzoek tot gezamenlijk gezag toe te wijzen, omdat er geen gegronde vrees is dat de belangen van [minderjarige01] verwaarloosd worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige01] een sterke band heeft met [verzoeker02], die hem als zijn vader beschouwt en voor hem zorgt.

Wat betreft het verzoek om wijziging van de geslachtsnaam heeft de rechtbank geoordeeld dat het belang van [minderjarige01] zich ertegen verzet om zijn geslachtsnaam te wijzigen. De rechtbank heeft overwogen dat [minderjarige01] nog te jong is om de gevolgen van een naamswijziging te overzien en dat hij de kans moet krijgen om zelf een keuze te maken als hij ouder is. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de aard van de procedure. De beslissing houdt in dat de moeder en [verzoeker02] voortaan gezamenlijk het gezag over [minderjarige01] uitoefenen, terwijl het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-7266
Zaaknummer: C/09/637328
Datum beschikking: 1 november 2023

Gezag en wijziging geslachtsnaam

Beschikking op het op 19 oktober 2022 ingekomen verzoek in de zaak van:

[verzoeker01] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
en
[verzoeker02] ,
de man (hierna: [verzoeker02] ),
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. C.S. Ganga te Zoetermeer;
waarin als informant wordt aangemerkt:

[informant01] ,

de verwekker (hierna: [informant01] ),
wonende te [woonplaats03] ,
advocaat: mr. A.R. Bissessur te Den Haag.

Procedure

Bij beschikking van 2 mei 2023 van deze rechtbank zijn [informant01] en de moeder (in een gelijktijdig behandelde zaak met nummer C/09/617883 / FA RK 21-6229 ) doorverwezen (De [plaats01] omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) voor deelname aan het traject Omgangsbegeleiding, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie, met bepaling dat de moeder en [informant01] de rechtbank vóór 27 september 2023 informeren omtrent het verloop van voornoemd traject en met bepaling dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan de moeder en [informant01] .
Voorts is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht om een nader advies gelet op het verzoek van de moeder en [verzoeker02] betreffende het gezag over [minderjarige01] , en regie te voeren op de statusvoorlichting van [minderjarige01] . Daarbij is bepaald dat de Raad uiterlijk op 15 september 2023 zo mogelijk zijn nader rapport met advies uitbrengt aan de rechtbank, de moeder en [verzoeker02] , [informant01] en hun advocaten en de bijzondere curator, waarna de moeder en [verzoeker02] en [informant01] een week de tijd hebben om hun reactie op het rapport en advies van de Raad bij de rechtbank in te dienen, met afschrift aan elkaar, de Raad voor de Kinderbescherming en aan de bijzondere curator.
Tevens is bepaald dat de bijzondere curator vóór 27 september 2023 schriftelijk een nadere reactie zal uitbrengen ten aanzien van de door [informant01] verzochte vervangende toestemming voor erkenning;
De rechtbank heeft voorts nog beslist dat de behandeling van de aanhangige verzoeken betreffende de minderjarige [minderjarige01] zal worden voortgezet op de zitting van 27 september 2023 te 9.00 uur, en dat de beschikking van 2 mei 2023 daartoe geldt als oproeping, zulks met aanhouding van iedere verdere beslissing ten aanzien van de vervangende toestemming voor erkenning, de omgang, het gezag, de wijziging van de geslachtsnaam en de proceskosten.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
- de aanvullende rapportage van 19 september 2023 van de Raad;
- het F9-formulier van 25 september 2023, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- de brief van 26 september 2023 ter zake van de geslachtsnaamwijziging van de in de procedure onder zaaknummer C/09/617883 / FA RK 21-6229 benoemde bijzondere curator.
Op 27 september 2023 heeft de rechtbank met de minderjarige [minderjarige01] gesproken.
Op 27 september 2023 is op de zitting van deze rechtbank wederom zowel het onderhavige verzoek als het verzoek ter zake van de erkenning en de omgang (zaak- en rekestnummer: C/09/617883 / FA RK 21-6229) gecombineerd behandeld.
Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de man, [informant01] met zijn advocaat, en [medewerker RvdK01] namens de Raad.
Op de voormelde verzoeken ter zake van de erkenning en de omgang met [informant01] wordt bij afzonderlijke beschikking van heden beslist.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.

Het gezag

Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:253t, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), kan de rechtbank, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
Op grond van 1:253t lid 2 BW kan dit verzoek, ingeval het kind tevens in een familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, slechts worden toegewezen indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag over het kind belast is geweest.
In artikel 1:253t lid 3 BW is bepaald dat het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
De rechtbank overweegt als volgt.
De Raad adviseert in het nader rapport het verzoek van de moeder en [verzoeker02] tot gezamenlijk gezag toe te wijzen. Gezamenlijk gezag acht de Raad niet schadelijk voor [minderjarige01] . Er is geen gegronde vrees dat de belangen van [minderjarige01] door gezamenlijk gezag zouden worden verwaarloosd. [verzoeker02] wordt door [minderjarige01] als zijn vader gezien. [minderjarige01] wordt een aanzienlijk deel van de week door [verzoeker02] verzorgd en opgevoed. Nu het sociale leven van [minderjarige01] grotendeels plaatsvindt in de omgeving van [plaats02] , waar [verzoeker02] woont, heeft de moeder plannen om met [minderjarige01] naar [plaats02] te verhuizen.
Nu op dit moment alleen de moeder juridisch ouder van [minderjarige01] is en alleen zij met het ouderlijk gezag is belast terwijl de moeder en [verzoeker02] meer dan een jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor [minderjarige01] hebben gehad zijn voormelde leden 2 en 3 van artikel 253t niet aan de orde. Er is op dit moment immers geen andere juridische ouder. Derhalve is het bepaalde in het eerste lid van dat artikel alleen van belang.
De rechtbank is, evenals de Raad, van oordeel dat het verzoek van de moeder en [verzoeker02] voor toewijzing voor ligt. [minderjarige01] verblijft meerdere dagen van de week hele dagen en nachten bij [verzoeker02] . Laatstgenoemde begeleidt hem ook meerder malen per week bij het sporten en op de zitting is niet gebleken dat de verwachting is dat daar verandering in komt. Ook niet wanneer de moeder woonruimte in [plaats02] heeft gevonden. Tevens brengt en haalt [verzoeker02] hem ook van zijn school in [woonplaats01] . Gelet hierop is de toewijzing van het verzoek in het belang van [minderjarige01] te achten. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking de nadrukkelijke wens van [minderjarige01] dat [verzoeker02] ook officieel, samen met de moeder zal meebeslissen over belangrijke zaken hem aangaand.
Wijziging geslachtsnaam
Op grond van artikel 1:253t lid 5 BW kunnen de moeder en [verzoeker02] gelijktijdig met het verzoek om hen samen met het gezag te belasten een wijziging van de geslachtsnaam verzoeken. Een dergelijk verzoek wordt slechts afgewezen wanneer het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met dat verzoek, het verzoek tot gezamenlijk gezag wordt afgewezen of het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
[verzoeker02] heeft ter zitting het verzoek van hem en de moeder nader onderbouwd en gesteld dat [minderjarige01] graag zijn achternaam zou willen hebben zodat hij en [minderjarige01] niet steeds hoeven uit te leggen dat [minderjarige01] , net als de andere kinderen in het gezin van [verzoeker02] , ook tot zijn gezin behoort. [verzoeker02] stelt vervolgens dat hij zich feitelijk als de vader van [minderjarige01] voelt en dat hij ook zo acteert; er is geen onderscheid binnen zijn gezin tussen zijn eigen kinderen en de andere aanwezige kinderen.
[minderjarige01] heeft in het gesprek met de rechtbank nog verteld dat hij op school niet de naam [verzoeker02] gebruikt, maar wel in zijn e-mail en bij Playstation. Zijn wens is dat hij de achternaam van [verzoeker02] krijgt, want [verzoeker02] is een echte vader voor hem.
De bijzondere curator heeft bij brief van 26 september 2023 opgemerkt dat er geen zwaarwegend belang is voor de naamswijziging en dat bovendien niet vast is komen te staan dat [verzoeker02] als ouder [minderjarige01] gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 jaar heeft verzorgd en opgevoed, terwijl [minderjarige01] ook nog te jong is om de gevolgen van zijn wens tot naamswijziging te overzien.
Ter zitting van 27 september 2023 heeft de Raad mondeling geadviseerd de geslachtsnaam van [minderjarige01] op dit moment niet te wijzigen, zodat [minderjarige01] de (neutrale) naam van zijn moeder houdt: “ [geslachtsnaam moeder01] ”. Volgens de ter zitting aanwezige raadsmedewerker doet die naam op dit moment het meest recht aan de feitelijke situatie en geeft die naam werkelijk aan wie [minderjarige01] nu echt is. [minderjarige01] kan op een later moment in zijn leven zelf kiezen om zijn achternaam te wijzigen, op dit moment is hij nog te jong om te overzien wat een dergelijke keuze teweeg brengt. Een keuze is in die zin nu niet nodig: hij heeft een moeder, een biologische vader en een opvoeder ( [verzoeker02] ).
De rechtbank is van oordeel dat het belang van [minderjarige01] zich er thans tegen verzet om zijn geslachtsnaam “ [geslachtsnaam moeder01] ” te wijzigen in “ [verzoeker02] ”. De rechtbank overweegt daarbij dat [minderjarige01] zijn biologische vader nog moet leren kennen. Waar [minderjarige01] duidelijk heeft aangegeven dat hij de naam “ [informant01] ” niet wenst omdat [informant01] zich tot nu toe niet als een vader heeft gedragen, kon [minderjarige01] niet goed aangeven waarom hij de naam van zijn moeder “ [geslachtsnaam moeder01] ” niet langer zou willen hebben. De rechtbank is daarmee voldoende gebleken dat [minderjarige01] de gevolgen van een geslachtsnaamwijziging niet geheel overziet en dat [minderjarige01] de kans moet worden geboden om, wanneer hij daartoe in staat is, zelf bij de Kroon een geslachtsnaamwijziging te vragen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.
De rechtbank beslist als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat voortaan de moeder samen met:
[verzoeker02] , geboren op [geboortedatum01] 1980 te [geboorteplaats01] ,
het gezag zal uitoefenen over de minderjarige:
[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats02] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
1 november 2023.