ECLI:NL:RBDHA:2023:16498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
NL23.33344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de voortduring van de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 januari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure en dat er een reëel zicht op uitzetting naar Marokko bestaat. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de staatssecretaris herhaaldelijk heeft gerappelleerd en de zaak recentelijk extra onder de aandacht heeft gebracht bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht is om te onderzoeken of de Marokkaanse autoriteiten een presentatie in persoon nodig achten, en dat het feit dat dit nog niet is onderzocht niet betekent dat er onvoldoende voortvarend is gehandeld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33344

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. H. Nobel).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 28 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op 18 november 2023 van de voortduring van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door een waarnemer van zijn gemachtigde, mr. H.J. Janse. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al viermaal eerder heeft getoetst. Uit de meest recente uitspraak van 15 augustus 2023 (in de zaak NL23.22393) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 11 augustus 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende inspanningen verricht om de presentatie in persoon bij de Marokkaanse consulaat te laten plaatsvinden, terwijl - gezien het feit dat eisers identiteit en nationaliteit nog niet vaststaat - duidelijk is dat de presentatie is vereist voor de afgifte van de laissez-passer (lp). Volgens eiser dient de staatssecretaris daarom specifiek te verzoeken om de presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten. Door dit na te laten, handelt de staatssecretaris onvoldoende voortvarend. Eiser wijst in dit kader op een uitspraak van deze zittingsplaats van 14 augustus 2023 [1] . Verder voert eiser aan dat niet kan worden gesteld dat hij niet meewerkt. Hij is tot nu toe bij alle vertrekgesprekken verschenen. Ook kan niet van hem kan worden verwacht dat hij de benodigde informatie over zijn identiteit en nationaliteit achterhaalt nu hij nooit in het bezit is geweest van documenten waaruit zijn identiteit en nationaliteit kunnen worden herleid. Verder is er volgens eiser geen reëel zicht op uitzetting nu eiser na een lp-traject van één jaar en een inbewaringstelling van negen maanden nog niet is uitgezet naar Marokko.
4. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de Marokkaanse autoriteiten beoordelen of zij in het geval van eiser een presentatie nodig achten voor de afgifte van een lp. Het is dus niet aan de staatssecretaris om de presentatie te organiseren of om de Marokkaanse autoriteiten daarop aan te dringen. De staatssecretaris doet wat hij kan door telkens te rappelleren op de lp-aanvraag en daarnaast door eiser proberen aan te zetten tot handelen. Ook is er volgens de staatssecretaris nog een reëel zicht op uitzetting. Er is wellicht een ruime periode verstreken sinds de lp-aanvraag maar de Marokkaanse autoriteiten geven nog steeds lp’s af. Verder mag er volgens de staatssecretaris een actieve en volledige medewerking van eiser worden verwacht.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat naar Marokko. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 23 augustus, 1 september, 21 september en 12 oktober 2023 gerappelleerd op de lp-aanvraag en op 21 augustus 2023, 19 september 2023 en 18 oktober 2023 vertrekgesprekken met eiser gehouden. Verder heeft de staatssecretaris bij brief van 20 september 2023 extra aandacht gevraagd voor deze zaak bij het Marokkaanse consulaat en is op 19 oktober 2023 de zaak nogmaals rechtsreeks onder de aandacht gebracht van de Marokkaanse autoriteiten ten behoeve van het identiteitsonderzoek en de afgifte van de lp. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend. Naar het oordeel van de rechtbank betekent het feit dat de staatssecretaris tot nu toe niet heeft onderzocht of en wanneer de Marokkaanse autoriteiten een presentatie in persoon wensen niet dat er onvoldoende voortvarend gehandeld wordt. De door eiser aangehaalde uitspraak ziet op een specifieke situatie waarin een presentatie al onderwerp van gesprek is geweest. Uit die uitspraak volgt niet dat in dit geval de staatssecretaris gehouden is te onderzoeken of en wanneer die presentatie moet plaatsvinden en dat zonder dat onderzoek geen sprake is voldoende voortvarendheid. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de staatssecretaris de afgelopen twee maanden herhaaldelijk heeft gerappelleerd en met het recentelijk extra onder de aandacht brengen van deze zaak bij de Marokkaanse autoriteiten probeert een beslissing op de lp-aanvraag te bewerkstelligen.
5.2.
De rechtbank overweegt verder dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt, zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:747). De rechtbank ziet geen aanleiding om hier in het geval van eiser anders over te oordelen. Daartoe acht de rechtbank het enkele tijdsverloop sinds de lp-aanvraag en het feit dat deze nog niet tot afgifte heeft geleid onvoldoende. Verder heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. Tijdens de vertrekgesprekken van 19 september 2023 en 18 oktober 2023 heeft eiser aangegeven niet te willen terugkeren naar Marokko en niets te willen doen ten aanzien van zijn uitzetting. Dat eiser nooit in het bezit is geweest van documenten, maakt niet dat hij helemaal geen handelingen kan verrichten om zijn uitzetting te versnellen. Het komt voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet.
5.3.
De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.