ECLI:NL:RBDHA:2023:16495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
NL23.30685 en AWB 23/12048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een plaatsingsbesluit en een vrijheidsbeperkende maatregel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Nigeriaanse vreemdeling, was op 15 september 2023 betrokken bij een incident waarbij hij brand probeerde te stichten in een opvanglocatie. Het COa besloot daarop om eiser per 16 september 2023 te plaatsen in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen en legde hem een vrijheidsbeperkende maatregel op. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van eiser, waaronder het in brand steken van papieren in de wachtruimte en het dreigend opstellen met een fietsketting, ernstig genoeg waren om de plaatsing in de HTL te rechtvaardigen. Eiser voerde aan dat hij psychische problemen had en dat zijn gedrag een schreeuw om aandacht was, maar de rechtbank oordeelde dat deze stellingen niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en oordeelde dat de besluiten van het COa en de staatssecretaris rechtmatig waren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.30685 en AWB 23/12048

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2023 (bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 per 16 september 2023 te plaatsen in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 16 september 2023 (bestreden besluit 2) heeft de verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/12048. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.30685.
Het verweerder 1 heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. In het plaatsingsbesluit heeft het verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 16 september 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door verweerder 1 is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact. Zo heeft eiser gepoogd om een brandend papier in het kantoorpand van het COa te gooien. Omdat het raam dicht was lukte dit niet. Vervolgens heeft eiser in de wachtruimte geprobeerd brand te stichten door meerdere papieren in de brand te steken. Hierbij waren tien personen aanwezig. Ook heeft eiser zich dreigend opgesteld door met een fietsketting om zijn nek rond te lopen en deze om zijn vuist te binden. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen, heeft het verweerder 1 geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens het verweerder 1 wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in een HTL rechtvaardigt. Bovendien is eerder, naar aanleiding van andere incidenten getracht het gedrag van eiser te beïnvloeden met andere maatregelen waaronder een meerdere correctiegesprekken, een eerdere HTL-maatregel en verschillende ROV maatregelen.
2. Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 16 september 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. Verweerder 2 is niet gebleken van omstandigheden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel. Ten aanzien van eisers medische omstandigheden is overwogen dat eiser in de HTL voldoende toegang heeft tot psychische en medische zorgverlening en dat deze zorgverlening zoveel mogelijk aansluit bij de regulier zorg in Nederland.
Standpunten partijen
3. Eiser voert aan dat hij kampt met psychische problemen en dat daarom ten onrechte geen onderzoek is ingesteld naar zijn psychische gesteldheid. Volgens eiser heeft hij niet opzettelijk brand willen stichten maar verkeerde hij in psychische nood en werd hij niet gehoord in zijn schreeuw om aandacht.
4. Verweerder 1 stelt zich op het standpunt dat niet is aangetoond noch anderszins is gebleken dat de medische situatie van eiser aan zijn verblijf in de HTL in de weg staat. Er is volgens verweerder 1 dan ook geen sprake van een contra-indicatie voor plaatsing van eiser in de HTL. Daartoe voert verweerder 1 aan dat het GZA op 15 september 2023 akkoord is gegaan met de plaatsing van eiser op de HTL, dat eiser zijn stelling dat hij in psychische nood verkeerde op geen enkele wijze heeft onderbouwd en dat er in de HTL adequate medische faciliteiten beschikbaar zijn, gelijkwaardig aan een regulier AZC. Ook eisers stellingen dat hij niet de intentie had om opzettelijk brand te stichten en dat het enkel een schreeuw om aandacht was, worden door verweerder 1 niet gevolgd.
Oordeel rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. Uit de verslaglegging van het COa volgt dat eiser op 15 september 2023 omstreeks 09:55 uur wordt gesignaleerd aan de achterkant van het kantoorpand van het COa terwijl hij een brief vasthoudt die hij vervolgens met een aansteker in brand steekt. Om zijn nek hangt een dikke fietsketting. Eiser probeert de brandende brief vervolgens bij de kantoorruimte naar binnen te drukken, maar dit lukt niet omdat het raam is gesloten. Eiser loopt dan met de brandende brief naar de naastgelegen wachtruimte en legt de brief, voordat hij de wachtruimte binnentreedt, op een staande asbak neer. Eenmaal in de wachtruimte steekt eiser verschillende papieren die aan de muur hangen in brand. Eiser wordt door medewerkers gesommeerd naar buiten te gaan en doet dit ook. Als een medewerker zich terug wil trekken in het kantoorpand reageert eiser hierop door de fietsketting van zijn nek te halen, zijn lichaam breed te maken en kwaad te kijken. Eiser houdt de fietsketting aan beide uiteinden stevig vast en loopt met een intimiderende houding naar de wachtruimte recht op de medewerker af. De medewerker kan op tijd het kantoorpand betreden. Vervolgens steekt eiser opnieuw meerdere papieren in de wachtruimte in brand. Er ontstaan vlammen van 30 centimeter hoog met veel rookontwikkeling. Ondertussen is 112 en de brandweer gebeld. Eiser verlaat vervolgens de wachtruimte met de fietsenketting tussen beide handen. Eiser keert daarna met een boze blik weer terug naar de wachtruimte en draait tijdens het lopen de ketting om de vuist van zijn rechterhand waardoor de ketting als een soort boksbeugel om zijn hand zit. De medewerkers staan op dat moment in de sluit achter de gesloten deur van de wachtruimte. Uit veiligheidsoverwegingen verlaat iedereen de sluis en worden de toegangsdeuren tot de sluit gesloten. Eiser loopt hierna nog met de fietsketting om zijn nek richting de receptie. Ook hier worden de deuren gesloten. Eiser heeft een boze blik in zijn ogen en de ketting om zijn rechtervuist gerold. Eiser passeert de receptie en loopt de openbare weg op. Nadat eiser het AZC verlaat wordt de brand geblust. Hiervoor werd het niet veilig genoeg geacht om de brand te blussen. Eiser is uiteindelijk buiten het AZC in hechtenis genomen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden heeft overwogen dat het effectueren van opvang in eisers geval (thans) enkel mogelijk is door hem te plaatsen in de HTL, gelet op het door hem veroorzaakte incident in de reguliere opvangvoorziening. De HTL-maatregel is derhalve proportioneel. Anders dan eiser betoogt, acht de rechtbank het gezien de hiervoor omschreven feiten niet aannemelijk dat er geen sprake is geweest van opzettelijke brandstichting. Eiser heeft immers nadat het hem niet lukte om de brandende brief in het kantoorpand van het COa te krijgen, in de wachtruimte opnieuw brand gesticht. Ook eisers stelling dat zijn handelen een schreeuw om aandacht zou zijn geweest, doet niet af aan de ernst en impact van het incident. Verder heeft eiser zijn gestelde psychische omstandigheden niet onderbouwd. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd. Ook is niet gebleken dat eiser gebruik maakt van de medische voorzieningen in de HTL en dat deze voorzieningen ontoereikend zouden zijn voor hem.
5.1.
Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
Oordeel rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
6. De rechtbank oordeelt dat, nu bestreden besluit 2 voor wat betreft de motivering een verwijzing bevat naar het bestreden besluit 1, dit besluit rechtmatig worden geacht en nu eiser ook overigens geen gemotiveerde beroepsgronden naar voren heeft gebracht tegen dit besluit, het beroep tegen het bestreden besluit 2 niet slaagt.
6.1.
Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond.
7. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, op 2 november 2023, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit 1, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op bestreden besluit 2, staat geen rechtsmiddel open.