ECLI:NL:RBDHA:2023:16485
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen van Moldavische eisers in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van Moldavische eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 25 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eisers ongelijk krijgen en het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Duitsland, dat dit verzoek heeft aanvaard.
Eisers hebben betoogd dat de staatssecretaris het terugnameverzoek naar de verkeerde lidstaat heeft verzonden en dat zij gediscrimineerd zijn in Duitsland. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de Duitse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvragen. De rechtbank concludeert dat de bestreden besluiten deugdelijk zijn gemotiveerd en dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek.
De rechtbank wijst erop dat het aan de Duitse autoriteiten is om te beoordelen of een eventuele uitzetting in strijd is met het verbod op onvrijwillige overdracht aan een land waar de vreemdeling vervolging te vrezen heeft. De rechtbank besluit dat de beroepen kennelijk ongegrond zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.