Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij (hierna: de vrouw),
gemachtigde: mr. D. Rezaie,
(toevoeging [nummer] ),
gedaagde partij (hierna: de man),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de vrouw het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke huurwoning na de verbroken relatie met de man. Beide partijen zijn ouders van een minderjarig kind, dat momenteel 8 jaar oud is. De vrouw heeft eerder een verzoek ingediend bij de familierechter voor de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van het kind en kinderalimentatie, maar de behandeling van deze verzoeken is aangehouden. De vrouw stelt dat de spanningen tussen haar en de man zijn opgelopen, wat het voor haar onmogelijk maakt om samen met hem in de woning te verblijven. Ze vraagt de kantonrechter om voorlopige maatregelen, waaronder ontruiming van de woning door de man en het toekennen van het huurrecht aan haar.
De man betwist de vorderingen van de vrouw en stelt dat er geen spanningen zijn en dat zij samen in de woning kunnen blijven wonen. Hij claimt dat hij de hoofdopvoeder van het kind is en dat hij ook belang heeft bij het huurrecht, omdat hij nergens anders kan verblijven. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de spanningen tussen partijen en het belang van het kind. De rechter overweegt dat het in het belang van het kind is om een stabiele woonsituatie te behouden en dat het beter is als beide ouders betrokken blijven in de woning.
Uiteindelijk beslist de kantonrechter dat de vrouw de woning om de week mag gebruiken, met uitsluiting van de man, en dat de vorderingen tot ontruiming en uitschrijving uit de basisadministratie worden afgewezen. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen. Dit vonnis is uitgesproken op 10 november 2023 door kantonrechter mr. I.D. Bellaart.