In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 20 september 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent in Nederland te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 12 mei 2023. Vervolgens heeft eiseres op 6 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank constateert dat de termijn voor de staatssecretaris om te beslissen is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Tot slot veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.