ECLI:NL:RBDHA:2023:16454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
22/8504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Wob-verzoek en de toepassing van de Wet open overheid (Woo) door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023, wordt het beroep van de besloten vennootschap Monumenten Restauratie WH B.V. tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar behandeld. Eiseres had op 26 juli 2021 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het college heeft op 21 maart 2022 een besluit genomen, maar na bezwaar heeft het college op 22 november 2022 een bestreden besluit genomen waarin slechts gedeeltelijk gehoor werd gegeven aan het verzoek. Eiseres was van mening dat de zoekslag naar de documenten onvoldoende was en dat de weigeringsgronden onjuist waren toegepast. De rechtbank oordeelt dat de weigeringsgronden niet adequaat zijn gemotiveerd en dat het bestreden besluit om die reden voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank stelt vast dat de Wet open overheid (Woo) van toepassing is, aangezien deze in werking is getreden op 1 mei 2022. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij de toepasselijke weigeringsgronden van de Woo in acht moeten worden genomen. Tevens moet verweerder het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Monumenten Restauratie WH B.V., uit Braschaat, eiseres
(gemachtigde: mr. T.N. Sanders),
en

het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Raaijmakers).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op haar verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.2
Verweerder heeft met het besluit van 21 maart 2022 besloten op het Wob-verzoek. Met het bestreden besluit van 22 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres op een punt gegrond verklaard en een aantal aanvullende stukken beoordeeld. Voor het overige is verweerder bij zijn eerdere besluit gebleven.
1.3
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en [naam], werkzaam bij verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft op 26 juli 2021 verweerder verzocht om openbaarmaking van een aantal door haar gespecificeerde documenten op grond van de Wob. Daarbij heeft eiseres duidelijk gemaakt over welke onderwerpen die informatie gevraagd wordt. Kort gezegd heeft het verzoek te maken met het perceel en de woning plaatselijk bekend als Huize Ivicke in Wassenaar en een ten aanzien daarvan opgelegde last onder bestuursdwang. Huize Ivicke is op 7 februari 2020 overgedragen aan eiseres.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder heeft naar aanleiding van zijn eerste zoekslag 4288 documenten inhoudelijk beoordeeld. In een inventarislijst heeft verweerder per document aangegeven wat daarop besloten is en welke weigeringsgrond(en) daarop van toepassing zijn.
In het bestreden besluit heeft verweerder een document toch gedeeltelijk openbaar gemaakt. Daarnaast is er een extra zoekslag geweest die in totaal nog eens 166 documenten heeft opgeleverd. Deze documenten heeft verweerder ook in een inventarislijst gezet en per document aangegeven wat daarop besloten is. In een bijlage bij het bestreden besluit licht verweerder toe op welke wijze gezocht is naar de documenten.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres vindt dat verweerder onvoldoende duidelijk heeft gemaakt hoe hij heeft gezocht naar de gevraagde documenten. Daarmee is het besluit onvolledig en onzorgvuldig. Ook de weigeringsgronden zijn te ruim en onjuist toegepast. Het besluit is daarom ook in strijd met het motiveringsbeginsel.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Het bestreden besluit dat in deze zaak wordt beoordeeld is genomen op 22 november 2022, dus na 1 mei 2022. Dat betekent dat in dit geding de Woo van toepassing is.
Zoekslag
6.1.
Eiseres voert aan dat het ondanks de door verweerder bij het bestreden besluit gegeven motivering van de verrichte zoekslag, nog steeds niet duidelijk is waarom de gehanteerde zoektermen maken dat al de gevraagde informatie gevonden wordt. Als voorbeeld geeft eiseres dat verweerder in het systeem Decos Join niet gericht heeft gezocht naar alle zoektermen uit het Wob-verzoek (hierna: het verzoek). De documenten die uit de zoekslag in Decos Join zijn gekomen zijn vervolgens verder doorzocht met het programma Zylab. Van die zoekslag is het eiseres niet duidelijk of op elk van de door verweerder in zijn toelichting vermelde termen is gezocht. Eiseres weet overigens dat er correspondentie is geweest over de diefstal van de hardsteen/blauwsteen tegels bij Huize Ivicke. Het kan dus niet zo zijn dat hierover geen document wordt gevonden.
6.2.
In het verweerschrift licht verweerder nog verder toe hoe de zoekslag heeft plaatsgevonden. Daarbij geeft verweerder aan dat uit navraag is gebleken dat de zoekslag ruimer was dan in het bestreden besluit weergegeven. De gebruikte zoektermen dekken de lading van het verzoek voldoende.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de toelichting op de gemaakte zoekslag, ook nog ter zitting, voldoende inzichtelijk gemaakt heeft hoe er is gezocht. Het systeem Decos Join is een zaaks- en archiefsysteem waarin bij ieder nieuw in te voeren stuk een koppeling gemaakt wordt met een persoon of een adres. Dit is ook de wijze waarop een stuk wordt opgeslagen. Hierom heeft verweerder er voor gekozen om in Decos Join eerst alle relevante dossiers naar voren te halen die zien op het juiste adres dan wel de juiste personen/bedrijven. Verweerder heeft bevestigd dat de 67 dossiers die daaruit naar voren kwamen vervolgens met het programma Zylab One gericht zijn doorzocht met de termen die in het verzoek zijn genoemd of daarmee verband houden. Hoewel er ook in het systeem Decos Join gezocht had kunnen worden op termen als ‘wet natuurbescherming’ of ‘diefstal’, had dat geen toegevoegde waarde aangezien alleen de dossiers waarin deze termen voorkomen die tevens een koppeling hebben met het juiste adres dan wel de juiste personen, relevant zijn voor dit verzoek. Het is daarmee voldoende aannemelijk dat verweerder niet meer had kunnen vinden door op een andere wijze of met het gebruik van andere termen te zoeken. Nu verder geen bijzonderheden zijn gegeven over de door eiseres genoemde correspondentie, geeft dit geen aanleiding voor een ander oordeel.
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het niet nodig was om het verzoek door te sturen naar de Omgevingsdienst. Immers spitst het verzoek zich toe op overleg tussen verweerder en de Omgevingsdienst. Daarmee kan er in beginsel vanuit worden gegaan dat relevante documenten die hierop betrekking hebben te vinden zijn in het archief van verweerder. Nu eiseres geen concrete aanknopingspunten heeft gegeven die aannemelijk maken dat bepaalde informatie mist, bestond voor verweerder geen aanleiding om navraag te doen bij de Omgevingsdienst dan wel het verzoek door te zenden.
8. De gronden van eiseres met betrekking tot de wijze waarop verweerder naar informatie heeft gezocht die onder het verzoek valt, slagen daarom niet.
Weigeringsgronden
9.1.
Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat uit het bestreden besluit niet blijkt welke weigeringsgronden op grond van de Woo zijn toegepast op de niet openbaar gemaakte informatie en dat voor zover verschil bestaat tussen de weigeringsgronden uit de Wob en de Woo niet uitdrukkelijk is gemotiveerd waarom dit desondanks geen verschil oplevert als het gaat om welke informatie al dan niet openbaar kon worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat dit een gebrek in de besluitvorming oplevert.
Zo geldt voor de weigeringsgrond onevenredige benadeling in de Woo (artikel 5.1, vijfde lid) dat deze gereserveerd is voor uitzonderlijke gevallen waarbij andere weigeringsgronden niet van toepassing zijn. Dit is een andere en strengere maatstaf dan werd gehanteerd voor de toepassing van de weigeringsgrond inzake onevenredige benadeling bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. Hierdoor zal de informatie die in het primaire besluit onder de laatstgenoemde weigeringsgrond viel ofwel onder toepassing van één van de weigeringsgronden van het eerste of tweede lid van artikel 5.1 van de Woo moeten worden gebracht of – indien dit niet lukt – van een nadere motivering moeten worden voorzien indien sprake is van een uitzonderlijke geval als hierboven genoemd. Nu het bestreden besluit niet duidelijk maakt welke weigeringsgronden van de Woo zijn toegepast op de verschillende passages die onder de Wob zijn geweigerd op grond van onevenredige benadeling, kan niet worden gecontroleerd of dit op goede gronden is gebeurd. Het bestreden besluit komt reeds hierom voor vernietiging in aanmerking.
9.2.
Ook de weigeringsgrond persoonlijke beleidsopvattingen is onder artikel 5.2, eerste lid, van de Woo anders geformuleerd dan onder de Wob. Zo is in artikel 5.2, eerste lid, van de Woo specifiek genoemd dat feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief en andere informatie met een overwegend objectief karakter niet als persoonlijke beleidsopvattingen kunnen worden aangemerkt. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet aangegeven welke gevolgen deze aanscherping heeft gehad voor de passages waarvan met toepassing van deze grond openbaarmaking is geweigerd. Ook dit is een gebrek in de motivering van het bestreden besluit.
9.3.
Eiseres heeft daarnaast gewezen op het tweede lid van artikel 5.2, van de Woo dat verweerder de mogelijkheid geeft om persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm te verstrekken. Zij vindt, gelet op jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [1] , dat niet volstaan kon worden met de verwijzing naar het feit dat de kring van personen die aan het betreffende dossier heeft gewerkt niet groot is, waardoor uit de context relatief eenvoudig is af te leiden van wie een bepaalde opvatting afkomstig is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval kon volstaan met de gegeven motivering op dit punt. Weliswaar zal niet voor iedereen even makkelijk te achterhalen zijn van wie een bepaalde beleidsopvatting afkomstig is, maar dit laat onverlet dat de bepaling erop gericht is veilig te stellen dat ambtenaren in alle openhartigheid onderling functioneel kunnen communiceren. Dit belang kan ook onder druk komen te staan als een beperkte kring van personen, vanwege hun betrokkenheid bij de procedure of kleinere afstand tot de betrokkenen, wel kunnen achterhalen wie verantwoordelijk is voor bepaalde opvattingen. Hiervan is sprake in het geval het zoals in deze zaak gaat om een kleine gemeente waarbij slechts een paar mensen direct betrokken zijn bij de behandeling van het dossier en sprake is van een geruchtmakende zaak die recent heeft plaatsgevonden. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in een belangrijk verschil tussen deze zaak en de zaak die speelde in de uitspraak van de hoogste bestuursrechter waar eiseres naar heeft verwezen, nu een belangrijke reden om de in die zaak gegeven motivering onvoldoende te achten, erin was gelegen dat het ging om relatief oude documenten. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
9.4.
Voor wat betreft de weigeringsgrond in het belang van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen, is de rechtbank van oordeel dat deze door verweerder op goede gronden is toegepast. De tegenwerping van eiseres dat deze zaak en het doorlopen traject zo uniek is dat zonder nadere motivering niet voorstelbaar is dat dit belang in de knel komt bij openbaarmaking, slaagt niet. Hierbij is van belang dat ook als eiseres gevolgd wordt in de vaststelling dat sprake is van een unieke zaak, dit nog niet betekent dat de methoden en werkwijze die verweerder heeft toegepast in dezelfde mate uniek zijn, in die zin dat daarmee uitgesloten is dat openbaarmaking van deze informatie toekomstige handhavings- of toezichttrajecten kan bemoeilijken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit, gelet op hetgeen onder 9.1 en 9.2 is overwogen, in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Dit betekent dat verweerder van de gevonden documenten opnieuw zal moeten beoordelen of zij al dan niet openbaar gemaakt kunnen worden gelet op de toepasselijke weigeringsgronden van de Woo. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit in zoverre. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand te laten, een bestuurlijke lus toe te passen of zelf een beslissing te nemen. Dit omdat het om een groot aantal documenten gaat, wat maakt dat het herstel de nodige tijd in beslag zal nemen en verweerder daarnaast beoordelingsruimte heeft bij het al dan niet toepassen van de weigeringsgronden.
11. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zestien weken.
12. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 22 november 2022;
- draagt verweerder op binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:399.