ECLI:NL:RBDHA:2023:16437

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
NL22.3785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardig asielrelaas en uithuiszetting door ooms

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard. Eiser, die Guinese nationaliteit heeft, had op 28 september 2021 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij en zijn gezin door zijn ooms gedwongen waren hun huis te verlaten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 2 maart 2022 afgewezen, omdat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 oktober 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Eiser had geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn verklaringen, ondanks dat hij had aangegeven dat er een rechterlijke brief was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat de verklaringen van eiser over de uithuiszetting door zijn ooms ongeloofwaardig waren. De rechtbank wees erop dat, hoewel er in het ambtsbericht over Guinee sprake is van corruptie en een achtergestelde positie van vrouwen, dit niet automatisch betekent dat de verklaringen van eiser als geloofwaardig moeten worden beschouwd.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende redenen had om de asielaanvraag van eiser af te wijzen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3785
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Inleiding

1. Bij besluit van 2 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.1
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De behandeling van het beroep op zitting stond gepland op 8 april 2022. Op 7 april 2022 heeft de staatssecretaris aan de rechtbank gevraagd om het beroep nog niet op zitting te behandelen, omdat hij eerst medisch advies wilde opvragen bij het Bureau Medische Advisering (hierna: BMA). Dit verzoek is door de rechtbank toegewezen. Uiteindelijk heeft de staatssecretaris het BMA-advies op 24 februari 2023 overgelegd.
4. De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 20 oktober 2023 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Diallo als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

5. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Het asielrelaas
7. Eiser heeft op 28 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Bij deze aanvraag heeft hij gesteld dat hij is geboren op [geboortedag] 20062 en de Guinese nationaliteit heeft. Als reden voor zijn asielaanvraag heeft eiser opgegeven dat hij en zijn gezin door zijn ooms gedwongen zijn het huis van zijn overleden vader te verlaten. Zijn moeder en stiefmoeder hebben geweigerd om te hertrouwen met een van de ooms. De ooms hebben de politie en de Gendarmerie3 ingeschakeld en zij hebben eiser geslagen. De ooms zijn vervolgens met een brief van de rechter gekomen waarin stond dat eiser en zijn gezin het huis moesten verlaten. Verder hebben de ooms gezegd dat het gezin ook het dorp moest verlaten. Bij terugkeer vreest eiser voor zijn ooms. Daarnaast heeft eiser nog verklaard dat hij problemen heeft gekregen door zijn etniciteit. Hij is lid van de [stamnaam 1]-stam en is door de mensen van de [stamnaam 2]-stam aangevallen in 2017. Tot slot heeft eiser verklaard dat in het geval hij terug zou keren naar zijn land van herkomst met zijn ziekte (Hepatitis B), hij daar zal overlijden.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Uithuiszetting en verbanning door ooms;
3. Incident met [stamnaam 2] in 2017.
9. De staatssecretaris vindt het eerste element geloofwaardig. Het tweede relevante element vindt hij niet geloofwaardig. Eiser heeft geen documenten overgelegd die zijn asielrelaas onderbouwen, terwijl hij heeft verklaard dat er een brief is van de rechtbank. Eiser heeft volgens de staatssecretaris met zijn verklaringen ook niet aannemelijk gemaakt dat de ooms het gezin uit het huis hebben gezet. Ondanks dat de staatssecretaris het derde relevante element geloofwaardig vindt, is dit onvoldoende voor het verlenen van een verblijfsvergunning. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als ongegrond. Tot slot krijgt eiser geen uitstel van vertrek om medische redenen,4 omdat hij dit niet heeft onderbouwd.
Uitstel van vertrek
10. In de gronden van beroep heeft eiser gesteld dat hij niet kan worden uitgezet naar Guinee vanwege zijn ziekte. In het BMA-advies van 17 februari staat dat eiser bekend is met chronische hepatitis-B, maar dat er geen reisbeperkingen zijn en er ook geen sprake is van een medische noodsituatie op korte termijn bij terugkeer naar Guinee. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser deze beroepsgrond laten vallen. Deze grond bespreekt de rechtbank daarom ook niet.
2 De leeftijd van eiser is later aangepast naar [aangepaste geboortedatum] 1999, omdat hij in Duitsland geregistreerd staat als meerderjarig.
3 Dit is een militaire openbare veiligheidsmacht.
4 Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
Heeft de staatssecretaris de uithuiszetting en verbanning van eiser en zijn gezin door zijn ooms ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
11. Eiser heeft in de gronden van beroep het volgende aangevoerd. Het is onredelijk dat de staatssecretaris wil dat eiser documenten overlegt. Daarnaast past het asielrelaas van eiser in het beeld dat volgt uit het ambtsbericht over Guinee. Uit het ambtsbericht blijkt namelijk dat vrouwen een achtergestelde positie hebben en dat er sprake is van corruptie bij de Guinese overheid. De verklaringen van eiser over de omstandigheid dat zijn ooms zonder problemen iedereen het huis uit hebben kunnen zetten met hulp van de overheid zijn dan ook aannemelijk gelet op deze informatie uit het ambtsbericht. Eiser heeft verder niet tegenstrijdig verklaard over de oorzaak van het overlijden van zijn vader en over het aantal ooms. Daarnaast zien de tegenwerpingen van de staatssecretaris over hoe lang de onderduikperiode precies duurde en wanneer de uitreis precies was niet op de kern van eisers asielaanvraag. De staatssecretaris heeft ook geen rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser nauwelijks onderwijs heeft gevolgd en daardoor waarschijnlijk ook niet goed zal kunnen rekenen. Tot slot is de conclusie van de staatssecretaris dat familieleden zonder problemen in Seghea wonen onjuist.
12. De rechtbank stelt met de staatssecretaris vast dat eiser zijn asielrelaas niet met documenten heeft onderbouwd. Dit terwijl eiser heeft verklaard dat er een brief van de rechtbank is en hij veel tijd heeft gehad om vanuit Nederland aan documenten te komen.
13. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over de uithuiszetting en verbanning door eisers ooms niet ten onrechte ongeloofwaardig vindt. De staatssecretaris heeft kunnen overwegen dat ondanks dat uit het ambtsbericht over Guinee blijkt dat er grote gebreken zijn in de rechtsgang en er sprake is van corruptie, niet is gebleken dat de ooms van eiser zulke invloed hebben dat zij deze invloed hebben gebruikt om de overheid, politie, gendarmerie en de rechterlijke macht te beïnvloeden. De enkele stelling in beroep dat uit het ambtsbericht blijkt dat vrouwen een achtergestelde positie hebben en er sprake is van corruptie bij de Guinese overheid, betekent dus niet dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over de gestelde uithuiszetting door zijn ooms daarom aannemelijk moet vinden.
14. De staatssecretaris heeft verder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal ooms dat bij hem thuis kwam.5 De rechtbank volgt niet eisers stelling dat het rapport van gehoor hierover niet voldoende duidelijk is. De staatssecretaris heeft verder voldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser nauwelijks naar school is geweest en moeite heeft met het benoemen van precieze data. Tijdens het nader gehoor is niet alleen naar data gevraagd, maar zijn er ook vragen gesteld aan de hand van de seizoenen en de Ramadanperiode. De staatssecretaris heeft daarom ook terecht tegengeworpen dat eiser de gebeurtenissen als onderduiken, de reis uit Guinee en het overlijden van zijn vader niet in een logische volgorde kan plaatsen. Omdat eisers vingerafdrukken in 2018 zijn geregistreerd in Duitsland heeft de staatssecretaris verder terecht overwogen dat eisers verklaring dat hij in 2020 is vertrokken uit zijn land van herkomst afbreuk doet aan de oprechtheid van zijn verklaringen hierover. De verklaring van eiser in het nader gehoor dat hij zich heeft vergist, is niet voldoende voor een ander oordeel. Ook over de duur van de onderduikperiode heeft eiser wisselend verklaard. De rechtbank
5 Zie pagina 5 en 12 van het verslag van het nader gehoor.
volgt eiser niet in zijn stelling dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over de onderduikperiode verkeerd leest en uitlegt. Eiser heeft eerst verklaard dat hij denkt dat hij een paar weken en minder dan een maand bij de vriend van zijn broer heeft verbleven.6 Terwijl hij later de vraag “klopt het dat u ongeveer twee maanden bij de vriend van uw broer hebt verbleven” bevestigend beantwoordt.7 Tot slot heeft de staatssecretaris terecht gewezen op de tegenstrijdige verklaringen over waar zijn broers verblijven.8
15. De rechtbank is het met eiser eens dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de oorzaak van het overlijden van zijn vader. Eiser heeft namelijk zowel tijdens het aanmeldgehoor als tijdens het nader gehoor duidelijk gemaakt dat zijn vader is overleden als gevolg van een ziekte en dat hij een opgezwollen borst/long had. Dit betekent alleen niet dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris genoeg geldige andere redenen heeft gegeven waarom hij het relaas ongeloofwaardig vindt. Dit is hierboven uitgelegd.
Conclusie en gevolgen
16. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
17. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
6 Pagina 9 van het verslag van het nader gehoor.
7 Pagina 15 van het verslag van het nader gehoor.
8 Pagina 11 en 12 van het verslag van het aanmeldgehoor en pagina 16 van het verslag van het nader gehoor.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.