ECLI:NL:RBDHA:2023:16400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
NL23.33168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en overdracht naar Duitsland in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 11 oktober 2023 is opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 25 oktober 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende zijn toegelicht en feitelijk juist zijn. Er was een concreet aanknopingspunt voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en er bestond een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft geen beroepsgronden ingediend en refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33168

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Baddouri. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [2] is vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [3] is vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden ingediend en zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van de maatregel.
4. De rechtbank stelt, ambtshalve oordelend, vast dat de gronden die verweerder aan de maatregel ten grondslag voldoende zijn toegelicht en feitelijk juist zijn. Deze kunnen de maatregel dragen, nu hieruit tevens volgt dat sprake is van een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
5. Ook overigens is het de rechtbank niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vb (Vreemdelingenbesluit 2000).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.