ECLI:NL:RBDHA:2023:16373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/644046/KG RK 23-332
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure over geluidsoverlast

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die betrokken was bij een civiele procedure tegen een wederpartij over geluidsoverlast. De verzoekster was van mening dat de kantonrechter, mr. W.A. Swildens, blijk had gegeven van vooringenomenheid tijdens de zittingen. De wrakingskamer oordeelde dat de kritische en actieve houding van de kantonrechter niet had geleid tot de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. De kantonrechter had zijn rol als rechter naar behoren vervuld door kritische vragen te stellen en de procesrisico's te belichten. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter de vrijheid heeft om een actieve rol aan te nemen in de procedure, zolang dit niet overgaat in partijdigheid.

De verzoekster had haar wrakingsverzoek onderbouwd met de stelling dat de kantonrechter tijdens de zitting te kritisch was geweest over de getuigen en de kansen op bewijslevering. De kantonrechter had echter aangegeven dat hij geen vooringenomenheid had en dat zijn opmerkingen bedoeld waren om partijen te informeren over de procesrisico's. De wrakingskamer concludeerde dat de opmerkingen van de kantonrechter niet getuigen van partijdigheid en dat het verzoek tot wraking derhalve werd afgewezen. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/46
zaak- /rekestnummer: C/09/644046 / KG RK 23-332
Beslissing van 11april 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. K.A.M. Jaspers te Rotterdam,
strekkende tot de wraking van
mr. W.A. Swildens,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 8 maart 2023;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 22 maart 2023, ingekomen ter griffie op 27 maart 2023.
1.2.
Op 3 april 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekster, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de stichting] , bijgestaan door mr. Jaspers.
De kantonrechter heeft laten weten dat hij niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig kon zijn.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 9882656 \ CV EXPL 22-1446 tussen verzoekster (als eisende partij) en [wederpartij in de hoofdzaak] (als gedaagde partij). In deze procedure vordert verzoekster ontruiming van de woning die [wederpartij in de hoofdzaak] huurt, omdat hij geluidsoverlast zou veroorzaken. Op 26 september 2022 heeft in deze zaak een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarop afspraken zijn gemaakt waar [wederpartij in de hoofdzaak] zich aan diende te houden. Op verzoek van verzoekster heeft op 8 maart 2023 een voortgezette mondelinge behandeling plaatsgevonden, omdat [wederpartij in de hoofdzaak] zich volgens verzoekster niet aan de gemaakte afspraken had gehouden. Na afloop van de voortgezette mondelinge behandeling heeft verzoekster de kantonrechter gewraakt.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Tijdens de zitting gaf de kantonrechter te kennen dat de recente klachten van twee omwonenden subjectief zijn en dat deze omwonenden het (mogelijk) op [wederpartij in de hoofdzaak] hebben voorzien. Voorts gaf hij aan dat getuigen onder ede regelmatig liegen en dat [wederpartij in de hoofdzaak] van zijn kant ook met getuigen zal komen. Hij schatte daarom de kans dat verzoekster bewijs van geluidsoverlast zou kunnen leveren, somber in. Met deze uitlatingen is de kantonrechter op een nog te nemen beslissing vooruitgelopen. Daarmee heeft hij blijk gegeven van (de schijn van) vooringenomenheid en verzoekster onder druk gezet om van bewijslevering af te zien. Die druk kwam ook voort uit de opmerking richting de vertegenwoordiger van verzoekster dat het horen van getuigen de nodige kosten met zich meebrengt. Bijzonder kwalijk is dat de kantonrechter daarbij aangaf dat de advocaat van de woningbouwstichting zo veel mogelijk geld wil verdienen en dus best een paar middagen in de rechtbank wil zetten voor een getuigenverhoor.
De aantekeningen ter zitting die zijn opgesteld door de griffier, zijn niet compleet. De kantonrechter heeft in zijn schriftelijke reactie weliswaar geschreven dat hij een tussenvonnis, met daarin een bewijsopdracht, zal wijzen maar dat is ter zitting niet gezegd. De kantonrechter heeft tijdens de zitting gezegd dat hij er nog over na moest denken.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De kantonrechter heeft geschreven dat hij beide partijen alle ruimte heeft gegeven voor het bepleiten van hun standpunten, maar dat hij tegelijkertijd op zitting altijd laat doorschemeren wat volgens hem de goede en kwade kansen van partijen zijn. De kantonrechter meent daarmee de kans op een schikking of alternatieve oplossing te bevorderen. Inhoudelijk heeft de kantonrechter opgemerkt dat hij in zijn algemeenheid heeft gezegd dat overlastklachten altijd subjectief zijn. Hiermee heeft de kantonrechter verzoekster en de wederpartij willen wijzen op de risico’s van het horen van getuigen. Daarnaast heeft de kantonrechter geschreven dat hij geen twijfel wilde zaaien bij verzoekster, maar haar heeft willen informeren over het vervolg van de zaak en aldus over de goede en kwade kansen. Met de opmerking naar de vertegenwoordiger van verzoekster ‘dat een advocaat het doorgaans niet erg vindt dat er nog een paar dagdelen getuigenverhoren plaats gaan vinden’, heeft de kantonrechter alleen willen zeggen dat een advocaat niet alleen rechtshulpverlener is, maar ook een ondernemer met winstoogmerk. De kantonrechter concludeert dat hij niet vooringenomen of partijdig is noch de schijn van vooringenomenheid of partijdigheid heeft gewerkt, en dat hij slechts een (soms te) kritische houding ten opzichte van de advocatuur heeft.
2.4.
De kantonrechter heeft in zijn reactie op het wrakingsverzoek te kennen gegeven dat hij met ingang van 1 april 2023 niet meer werkt bij de rechtbank Den Haag. Hij heeft daarbij de vraag opgeworpen of verzoekster nog belang heeft bij haar wrakingsverzoek. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoekster desgevraagd gezegd dat zij het verzoek wil handhaven, omdat zij nog geen bericht heeft ontvangen dat een andere rechter de zaak zal behandelen en omdat zij vreest dat een nieuwe rechter mogelijk zal worden geïnstrueerd door de kantonrechter. Het antwoord op de vraag of een vervanging van de kantonrechter om organisatorische redenen ertoe leidt dat verzoekster niet langer belang heeft bij haar wrakingsverzoek kan in het midden blijven, omdat gebleken is dat partijen nog geen bericht hebben gekregen over de door de kantonrechter aangekondigde rechterswissel.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat het tot de taak van een rechter behoort om naar aanleiding van de stellingen van partijen nader onderzoek te doen en indien nodig kritische vragen te stellen en kritische opmerkingen te maken. Een rechter kan hierbij een actieve houding aannemen en heeft hierbij een zekere mate van vrijheid. Het wrakingsverzoek heeft met name betrekking op de wijze waarop de kantonrechter de voor- en nadelen van het horen van getuigen naar voren heeft gebracht en de manier waarop hij zich heeft uitgelaten over de rechtsbijstand door de advocaat.
3.3.
Een kritische en actieve houding kan omslaan in een houding die (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid doet ontstaan. Op basis van de beschikbare informatie kan de wrakingskamer niet tot het oordeel komen dat de kantonrechter met zijn kritische reacties en actieve houding dit omslagpunt is gepasseerd. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de kantonrechter heeft gewezen op de procesrisico’s van het horen van getuigen, onder meer omdat het zo zou kunnen zijn dat verzoekster minder getuigen zal kunnen voorbrengen dan [wederpartij in de hoofdzaak] . Hij heeft er verder op gewezen dat geluidsoverlast subjectief is en dat er getuigen zullen zijn die wel, maar ook getuigen die géén overlast ervaren, zodat de uitkomst van een getuigenverhoor onzeker is. Naar het oordeel van de wrakingkamer zijn de opmerkingen die de kantonrechter in dit verband heeft gemaakt slechts gedaan om partijen in staat te stellen een (betere) afweging van de procesrisico’s te kunnen maken. Dat er daardoor bij verzoekster enige twijfel is ontstaan, maakt niet dat deze opmerkingen getuigen van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
De kantonrechter heeft ook een opmerking gemaakt over de motieven van de advocaat van verzoekster, die erop neerkomt dat getuigenbewijs vooral is aangeboden omdat het houden van getuigenverhoren goed is voor de portemonnee van de advocaat. Voorstelbaar is dat deze opmerking als te (persoonlijk) kritisch is ervaren. De vraag of deze opmerking gepast was, is een kwestie van bejegening, waarover de wrakingskamer geen oordeel velt. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft de kantonrechter met deze opmerking geen blijk gegeven van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid voor wat betreft de inhoud van de zaak. Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. K.A.M. Jaspers;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter;
Deze beslissing is gegeven door mrs. J. Brandt, J.E. Bierling en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier S.J.W.M. Luijten en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.