In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De rechtbank heeft op 10 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij de eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. V. Senczuk, in beroep zijn gegaan tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Talsma. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag van eisers niet in behandeling is genomen omdat België op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van hun aanvraag. Verweerder heeft een terugnameverzoek naar België gestuurd, dat door België is geaccepteerd.
Eisers zijn van mening dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, vooral gezien de opvangproblemen in België en de belangen van hun minderjarige kinderen. De rechtbank overweegt echter dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat het aan eisers is om aan te tonen dat dit in hun specifieke geval niet kan. De rechtbank concludeert dat eisers onvoldoende concrete aanknopingspunten hebben aangedragen om te stellen dat verweerder niet van dit beginsel mocht uitgaan. De rechtbank wijst erop dat de Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat zij asielaanvragen van kwetsbare groepen, waaronder eisers, in behandeling zullen nemen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen proceskostenvergoeding ontvangen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 20 oktober 2023.