ECLI:NL:RBDHA:2023:16339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.10498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een mvv-aanvraag op basis van onvoldoende bewijs van familie- of gezinsleven en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een weduwe uit Rusland. Eiseres, de moeder van een referent die in Nederland woont, had eerder een mvv aangevraagd om bij haar referent te kunnen verblijven. Deze aanvraag was in 2020 afgewezen, en na een hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, werd verweerder opgedragen opnieuw te beslissen. Eiseres diende op 11 maart 2022 een nieuwe aanvraag in, die op 28 juni 2022 wederom werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 24 maart 2023 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 21 september 2023 werd door eiseres aangevoerd dat er wel degelijk sprake is van familie- en gezinsleven, en dat de belangenafweging door verweerder onjuist was. Eiseres stelde dat de afstand van meer dan 2500 kilometer tussen haar en referent een rol speelt en dat zij zorgmijdend is, wat haar afhankelijkheid van referent vergroot. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij niet zonder referent kan functioneren, en dat de zorg in Rusland beschikbaar is.

De rechtbank concludeerde dat de belangen van de Nederlandse Staat bij de afwijzing van de mvv zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 27 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.10498
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. L.K. Matpanözer), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.P. Jans).

Inleiding en procesverloop

Eiseres is weduwe en woont in Rusland. Zij is de moeder van referent, die met haar echtgenoot in Nederland woont. Zij heeft eerder op 25 mei 2020 een mvv aangevraagd met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent’. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 24 september 2020 afgewezen. Het bezwaar daartegen heeft verweerder bij besluit van 15 januari 2021 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Bij uitspraak van 6 oktober 20211 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, dit beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het besluit van 15 januari 2021 vernietigd en bepaald dat verweerder opnieuw moet beslissen op het bezwaarschrift.2 Dit heeft verweerder tot op heden nog niet gedaan.
Op 11 maart 2022 heeft eiseres een nieuwe aanvraag gedaan om een mvv met hetzelfde verblijfsdoel.
Bij besluit van 28 juni 2022 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 24 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2023. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde ter zitting. Referent en haar echtgenoot hebben deelgenomen via een beeldverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2 Uitspraak van de ABRvS van 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2464.

Het geschil

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag om een mvv gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres niet aan de voorwaarden voor verlening voldoet. Er is volgens verweerder geen sprake van familie- of gezinsleven in de zin van 8 van het EVRM. Volgens verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij en referent meer dan normaal afhankelijk zijn van elkaar (more than normal emotional ties3 (MTNET)). Van nieuwe feiten en omstandigheden ten aanzien van (de band tussen) eiseres en referent is verweerder na de afwijzing van de eerdere aanvraag van 25 mei 2020 niet gebleken. De belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM valt in het nadeel van eiseres uit.
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en referent, omdat wel degelijk sprake is van MTNET tussen hen. Verweerder heeft bij de beoordeling hiervan een onjuist toetsingskader gehanteerd, aldus eiseres. Van exclusieve afhankelijk hoeft geen sprake te zijn. Eiseres woont in Rusland. De afstand tussen eiseres en referent van meer dan 2500 kilometer speelt een rol. Ten onrechte heeft verweerder een zwaarwegend belang gehecht aan de mogelijkheid van hulp die eiseres in Rusland kan worden geboden. Eiseres is namelijk zorgmijdend, terwijl zij door haar toestand wel voortdurend hulp nodig heeft. Deze hulp kan door referent niet of nauwelijks op afstand geregeld worden. Tussen referent en eiseres is sprake van een exclusieve vertrouwensband en hun gezinsleven kan niet in Rusland of elders buiten Nederland worden uitgeoefend.
Eiseres heeft gesteld dat verweerder de belangenafweging ten onrechte in haar nadeel heeft laten uitvallen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verweerder ten onrechte in haar nadeel heeft laten wegen dat zij in Nederland een druk op de gezondheidszorg zal leggen. Het belang van verweerder is in dit verband onvoldoende gemotiveerd, aldus eiseres. Verder heeft zij aangevoerd dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die verweerder in haar voordeel had moeten meewegen. Zo is zij op leeftijd, heeft zij depressieve klachten en dementie, is zij zorgmijdend en heeft zij een sterke en exclusieve vertrouwensband met referent. Het is volgens eiseres in strijd met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel en de menselijke maat om aan deze omstandigheden in de belangenafweging geen of minder gewicht te hechten.

Overwegingen van de rechtbank

3. De rechtbank kan verweerder volgen in diens standpunt dat de banden tussen eiseres en referent niet op een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie duiden. Verweerder heeft in dit verband mogen betrekken dat eiseres niet heeft onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat zij in zodanige mate afhankelijk is van referent, dat zij niet zonder referent kan. Zo is eiseres weduwe en daardoor alleenstaande. Zij is inmiddels op leeftijd en heeft in toenemende mate gezondheidsklachten (dementie) gekregen. Haar leefomstandigheden in Rusland verslechteren steeds meer. Uit informatie van haar psychiater blijkt weliswaar dat zij 24 uur per dag en zeven dagen per week zorg en supervisie nodig heeft, maar ter zitting is toegelicht dat deze zorg “slechts” ziet op algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals wassen, schoonmaken, eten en boodschappen doen. Dat de benodigde zorg en hulp alleen door referent gegeven zou kunnen worden, volgt niet uit deze informatie. Voorts is niet
3 Als omschreven in paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
gebleken van een noodzaak tot medische zorg.
4. Namens eiseres is aangevoerd dat zij zorgmijdend en wantrouwend is. Als gevolg daarvan doet zij de deur niet open voor vreemden en vertrouwt zij alleen referent. Verweerder voert terecht aan dat deze stellingen niet zijn onderbouwd door medische informatie. Zelfs als dit wel afdoende was onderbouwd, dan hoeft verweerder niet tot een andere beoordeling te komen. In Rusland is namelijk zorg en hulp beschikbaar en toegankelijk. Dat het ziektebeeld van eiseres de inschakeling van deze zorg en hulp bemoeilijkt en dat eiseres alleen openstaat voor hulp en zorg door referent, doet op zich geen situatie van MTNET tussen eiseres en referent ontstaan.
5. De rechtbank ziet hierin geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerder de belangenafweging onzorgvuldig of onjuist heeft verricht. Verweerder heeft bij de belangenafweging al sterk in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat er geen sprake is van MTNET met referent. Verder heeft verweerder in het nadeel mogen meewegen dat eiseres een aanvraag voor een eerste vorm van toelating in Nederland heeft gedaan. Bij die stand van zaken weegt het belang van de Nederlandse Staat doorgaans zwaarder, tenzij sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. Niet ten onrechte heeft verweerder het standpunt ingenomen dat van in het geval van eiseres van dergelijke omstandigheden geen sprake is. De rechtbank is van oordeel dat het uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder in dit verband de diverse relevante omstandigheden van eiseres afdoende in ogenschouw heeft genomen. Ook heeft verweerder in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat wanneer zij in Nederland verblijft, de eventuele zorgkosten voor eiseres (substantieel) ten laste zullen komen van de Nederlandse Staat. Ten slotte heeft verweerder afdoende gemotiveerd dat er voor referent en haar gezinsleden geen objectieve belemmeringen zijn om de zorg in Rusland te regelen of om die zelf te leveren. Alles beziend heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat de belangen van de Nederlandse Staat bij afwijzing van de mvv zwaarder wegen dan de individuele belangen die eiseres en referent hebben bij verlening daarvan.
6. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van de gegeven motivering heeft mogen besluiten dat eiseres niet in aanmerking komt voor verlening van de gevraagde mvv. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, leidt niet tot een nader oordeel.
7. Het beroep is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J.J.M. Kock, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.