ECLI:NL:RBDHA:2023:16338
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding. Verzoekster had op 9 november 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na het indienen van bezwaar heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De Staatssecretaris heeft in een brief van 17 april 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van deze voorlopige voorziening. Op 14 juli 2023 heeft de Staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaard en de aanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar verzoek op 29 juli 2023 heeft ingetrokken.
Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, wat de voorzieningenrechter heeft beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Staatssecretaris geen reden had om de proceskosten te weigeren, aangezien deze zich niet had verzet tegen het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand, en heeft bepaald dat verzoekster vrijgesteld is van het betalen van griffierecht.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. A.C. Kampschuur, en is openbaar gemaakt op 26 oktober 2023. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.