ECLI:NL:RBDHA:2023:16338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.24999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding. Verzoekster had op 9 november 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na het indienen van bezwaar heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De Staatssecretaris heeft in een brief van 17 april 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van deze voorlopige voorziening. Op 14 juli 2023 heeft de Staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaard en de aanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar verzoek op 29 juli 2023 heeft ingetrokken.

Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, wat de voorzieningenrechter heeft beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Staatssecretaris geen reden had om de proceskosten te weigeren, aangezien deze zich niet had verzet tegen het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand, en heeft bepaald dat verzoekster vrijgesteld is van het betalen van griffierecht.

De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. A.C. Kampschuur, en is openbaar gemaakt op 26 oktober 2023. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24999
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.B.J. Strooij), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen hangende de bezwaarprocedure. Bij brief van 17 april 2023 heeft verweerder laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van een voorlopige voorziening.
Bij besluit van 14 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de aanvraag van verzoekster ingewilligd.
In reactie hierop heeft verzoekster het verzoek op 29 juli 2023 ingetrokken. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te veroordelen tot het vergoeden van de gemaakte proceskosten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de onderhavige procedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de
indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verweerder heeft laten weten geen reden te zien om de proceskosten te vergoeden, omdat het besluit van 9 november 2022 is herroepen op grond van feiten en omstandigheden die pas in de bezwaarfase aan de orde zijn gekomen.
4. De voorzieningenrechter kan verweerder in deze redenering niet volgen. Verweerder heeft zich niet verzet tegen het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. In zoverre is verweerder indertijd tegemoetgekomen aan het verzoek van verzoekster. Dat staat los van de latere beslissing op het bezwaar.
5. De voorzieningenrechter stelt de te vergoeden proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1). Verzoekster is vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Er is daarom geen aanleiding om te bepalen dat aan haar het griffierecht moet worden vergoed.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.