ECLI:NL:RBDHA:2023:1633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/09/639377 / JE RK 22-2550
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleegzorgvoorziening

Op 5 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is aanhangig gemaakt door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de relevante stukken, waaronder verklaringen van de ouders en de gecertificeerde instelling. De ouders van [minderjarige01] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar [minderjarige01] verblijft feitelijk in een pleeggezin. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 15 juli 2022 respectievelijk 23 november 2022 zijn afgegeven.

In het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt gesteld dat de ouders openstaan voor hulpverlening, maar dat er nog geen stabiele woonomgeving is gecreëerd. Er zijn zorgen over het middelengebruik van de moeder en de spanningen tussen de ouders. De moeder heeft aangegeven dat ze openstaat voor een klinische opname, maar er zijn nog geen concrete stappen gezet. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld en heeft de ouders de gelegenheid gegeven om hun standpunten naar voren te brengen. De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige01], maar dat hij de ouders mist.

De kinderrechter heeft, na beoordeling van de situatie, geconcludeerd dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Ondanks de positieve houding van de ouders zijn de zorgen over hun woonsituatie en middelengebruik nog onvoldoende afgenomen om de veiligheid van [minderjarige01] te waarborgen. De kinderrechter heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, van 7 januari 2023 tot 7 juli 2023, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/639377 / JE RK 22-2550
Datum uitspraak: 5 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 8 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (verder: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
met een briefadres te [plaats01] ,
en

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift.
Op 5 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam01] en [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige01] verblijft feitelijk in een pleeggezin.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 15 juli 2022 [minderjarige01] onder toezicht gesteld van 15 juli 2022 tot 15 juli 2023.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 23 november 2022 machtiging verlengd [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 2 december 2022 tot 7 januari 2023.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Met de ouders zijn een aantal doelen en bodemeisen opgesteld. De ouders accepteren de hulpverlening, maar het is nog niet gelukt om een stabiele woonomgeving te creëren en er zijn nog zorgen over het middelengebruik en de spanningen tussen de ouders. De ouders worden over twee maanden uit hun woning gezet en zijn actief op zoek naar een nieuwe woning, maar dat is helaas nog niet gelukt. De moeder heeft twee urinecontroles gemist en is in november positief getest op cocaïne en het risico op gebruik is nog groot. De moeder heeft aangegeven dat ze openstaat voor een klinische opname en binnenkort staat er een afspraak gepland over de mogelijkheden van het behandeltraject van de moeder bij Parnassia waarbij ook zal worden gekeken naar de mogelijkheid van een plaatsing in een moederkind-huis van de Brijder. Deze afspraak stond eerder al gepland, maar is niet doorgegaan omdat de moeder op een verkeerd tijdstip aanwezig was. Verlenging van de machtiging uithuisplaatsing is nodig voor de duur van zes maanden omdat die tijd nodig is om stabiliteit te creëren en de hulpverlening verder aan te gaan. In die periode moet inzichtelijk worden of het de ouders lukt om de afspraken en doelen na te komen en of er effect is van een mogelijke opname van de moeder.
De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder heeft naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige01] , maar dat ze tijdens de bezoeken merkt dat hij de ouders mist. Hij is erg aanhankelijk en de moeder zou graag meer bezoeken en tijd met [minderjarige01] willen. De moeder heeft aangegeven dat de ouders vanaf het begin overal aan mee werken. De moeder heeft een psychiater voor haar ADHD medicatie, maar ze heeft het gevoel dat ze van de nieuwe medicatie juist chaotisch en agressief wordt en ziet geen verbetering. De moeder is bang dat [minderjarige01] van de ouders zal vervreemden en wil dat hij zo snel mogelijk weer bij de ouders komt wonen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de ouders de afgelopen periode hebben laten zien dat zij openstaan voor de hulpverlening en hier aan meewerken. De ouders zijn goed in contact met de hulpverlening en werken aan hun individuele problematiek en de gestelde doelen en bodemeisen om meer structuur en veiligheid te creëren. Ondanks de positieve opstelling van de ouders zijn de zorgen over de woning, het middelengebruik en de spanningen tussen de ouders op dit moment nog onvoldoende afgenomen om de veiligheid van [minderjarige01] bij terugplaatsing te kunnen waarborgen. De ouders hebben immers nog geen vaste woning en het risico op middelengebruik is groot. De kinderrechter zal de machtiging daarom verlengen. De moeder staat open voor een klinische opname en op korte termijn staat er een afspraak gepland om de mogelijkheden van het behandeltraject van de moeder te bespreken. Het is van belang dat de ouders blijven werken aan de gestelde doelen en laten zien dat zij in staat zijn om [minderjarige01] een veilige en stabiele opvoedomgeving te kunnen bieden. Gelet op de stappen die nog moeten worden gezet, onder andere ten aanzien van de huisvesting en het behandeltraject van de moeder, acht de kinderrechter de duur van zes maanden passend en geboden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 7 januari 2023 tot 7 juli 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2023 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.