ECLI:NL:RBDHA:2023:16323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.8620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag op 20 februari 2022 ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig beslist. Eiser stelde dat de beslistermijn was overschreden en heeft verweerder op 29 september 2022 in gebreke gesteld. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de beslistermijn op verzoek van verweerder met negen maanden was verlengd vanwege complexe feitelijke en juridische kwesties, waardoor de termijn eindigde op 20 mei 2023. Eiser heeft de rechtsgeldigheid van deze verlenging niet betwist.

De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was, omdat de termijn om te beslissen op zijn aanvraag nog niet was verstreken op het moment van indienen. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8620
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: de aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 20 februari 2022. Verweerder moet in beginsel uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder a van de Vw 2000 kan verweerder de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag met ten hoogste negen maanden verlengen als er complexe feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij brief van 27 juli 2022 aan eiser heeft bericht dat de beslistermijn voor het nemen van een besluit op zijn aanvraag met negen maanden is verlengd, omdat er complexe feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn. In dat verband heeft verweerder verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer van 30 september 2021 over de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over Griekse statushouders (hierna: de brief).4 De beslistermijn eindigde zodoende op 20 mei 2023. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de brief heeft aangegeven dat de situatie van statushouders in Griekeland nader moest worden onderzocht en beoordeeld door verweerder. Eiser heeft de rechtsgeldigheid van deze verlening met negen maanden niet betwist. Het is verder ook niet gebleken dat deze verlenging niet rechtsgeldig zou zijn.
5. Eiser heeft verweerder op 29 september 2022, door verweerder ontvangen op
30 september 2022, in gebreke gesteld. De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was daarom nog niet verstreken toen hij de ingebrekestelling indiende bij verweerder. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
4
Kamerstukken II2021-22, 32 317, nr. 719.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.