ECLI:NL:RBDHA:2023:1632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/09/639023 / JE RK 22-2511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 5 januari 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, [minderjarige01], [minderjarige02], [minderjarige03] en [minderjarige04]. De zaak is aanhangig gemaakt door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de kinderen, die eerder was ingesteld op 13 januari 2022, verlengd moet worden tot 13 januari 2024. Dit is noodzakelijk omdat de kinderen, die nu 12, 11, 7 en 5 jaar oud zijn, nog steeds te maken hebben met een forse ontwikkelingsachterstand en signalen van trauma vertonen. De moeder van de kinderen heeft positieve stappen gezet in de samenwerking met de hulpverlening, maar er zijn nog steeds zorgen over haar draagkracht en de stabiliteit van de opvoedomgeving.

De kinderrechter heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een pleegzorgvoorziening en van [minderjarige03] en [minderjarige04] in een gezinsgerichte voorziening verlengd tot 13 juli 2023. De kinderrechter heeft benadrukt dat de komende periode diagnostiek moet plaatsvinden om de problematiek van de kinderen in kaart te brengen en dat er gekeken moet worden naar de mogelijkheden voor uitbreiding van de bezoekmomenten tussen de moeder en de kinderen. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een schriftelijke update te geven over de voortgang van de diagnostiek en de omgang met de moeder. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 24 januari 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/639023 / JE RK 22-2511
Datum uitspraak: 5 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 1 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
- [minderjarige02]geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] .
- [minderjarige03]geboren op [geboortedatum03] 2015 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige03] .
- [minderjarige04]geboren op [geboortedatum04] 2017 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige04] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. E.L. de Craen te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam01] en [naam02] ,

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift van de zijde van de moeder, d.d. 29 december 2022.
Op 5 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam03] en [naam04] namens de gecertificeerde instelling;
- de advocaat van de moeder;
- de pleegouders van [minderjarige01] .
De kinderrechter heeft de moeder de gelegenheid gegeven om telefonisch ter zitting te worden gehoord. De telefoon van de moeder viel echter ter zitting uit. Voorafgaand aan de zitting had de moeder ermee ingestemd om de zitting dan zonder haar voort te zetten.
[minderjarige01] is op 5 januari 2023 voorafgaand aan de zitting in raadkamer gehoord.

Feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven feitelijk bij de pleegouders en [minderjarige03] en [minderjarige04] verblijven feitelijk in een gezinshuis.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 januari 2022 [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] en [minderjarige04] onder toezicht gesteld van 13 januari 2022 tot 13 januari 2023.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 25 oktober 2022 machtiging verlengd [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 1 november 2022 tot 13 januari 2023 en [minderjarige03] en [minderjarige04] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 1 november 2022 tot 13 januari 2023.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg en tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige03] en [minderjarige04] in een gezinsgerichte voorziening, voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De moeder doet hard haar best en werkt samen met de hulpverlening. Ze heeft stappen gezet en het contact met de kinderen verloopt positief, maar er zijn nog steeds zorgen. De kinderen hebben veel meegemaakt waardoor ze op school nog niet toe toekomen aan leren en er nog sprake is van een flinke ontwikkelingsachterstand. Er is meer tijd nodig om stappen met de moeder te zetten en de kinderen stabiel te krijgen en de juiste behandeling te bieden. De draagkracht van de moeder is nog een aandachtspunt en er wordt opvoedondersteuning ingezet tijdens de omgangsmomenten. Voor de moeder zijn de bezoeken intensief en om haar goed te kunnen begeleiden zijn langere bezoeken nog niet haalbaar gebleken. De moeder geeft aan dat het niet lukt om de bezoeken te splitsen en zelfstandig naar [minderjarige03] en [minderjarige04] te gaan. Alle afspraken zijn voor de moeder erg veel en met extra begeleiding zal de moeder alleen maar overbelast raken. Ook voor de kinderen kunnen de bezoeken een belasting zijn, met name voor [minderjarige03] en [minderjarige04] , omdat zij ver moeten reizen. [minderjarige03] en [minderjarige04] ontwikkelen zich goed in het gezinshuis en gaan in het weekend naar een netwerkpleeggezin. Dit weekendpleeggezin zou ook geschikt zijn in geval van een thuisplaatsing.
Ook voor [minderjarige02] is een netwerkpleeggezin gevonden waar hij één keer in de maand naartoe gaat. Voor [minderjarige01] is nog geen weekendpleeggezin gevonden. De gecertificeerde instelling heeft samen met de school gekeken of er diagnostiek ingezet kan worden om in kaart te brengen wat er speelt aan trauma bij de kinderen. Tot nu toe waren de kinderen echter nog niet stabiel genoeg waardoor er geen diagnostiek ingezet kon worden omdat dit onvoldoende betrouwbaar zou zijn. De komende periode zullen de aanmeldingen uitgezet worden en zal uit de intakes moeten blijken of de zorgaanbieder de diagnostiek al kan gaan uitvoeren. [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben al wel tekentherapie. De gecertificeerde instelling kan zich er ook in vinden om de maatregelen voor zes maanden uit te spreken en aan te houden voor het overige.
De advocaat heeft namens de moeder verweer tegen de verlenging van de uithuisplaatsingen gevoerd. De moeder heeft haar focus volledig op de kinderen en werkt mee met de hulpverlening. Er is opvoedondersteuning ingezet en de bezoekmomenten verlopen goed, maar de omgang is te weinig en dient uitgebreid te worden zodat er toegewerkt kan worden naar thuisplaatsing. De moeder kan niet zelf naar [minderjarige03] en [minderjarige04] reizen vanwege financiële problematiek, maar deze praktische bezwaren mogen niet in de weg staan aan het uitbreiden van de omgang en dienen te worden opgelost. Het is van belang dat er nu verder stappen worden gezet zodat er zo snel mogelijk kan worden gewerkt aan terugplaatsing. De periode van twaalf maanden is te lang en het is van belang dat er zicht blijft op de situatie en regelmatig getoetst wordt of er voldoende stappen worden gezet. De advocaat verzoekt daarom primair om het verzoek af te wijzen, subsidiair om [minderjarige01] en [minderjarige02] thuis te plaatsen en de machtiging voor [minderjarige03] en [minderjarige04] voor korte duur toe te wijzen en meer subsidiair om de machtiging tot uithuisplaatsing voor alle kinderen voor kortere duur toe te wijzen, met een maximum van drie maanden.
De pleegouders van [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben naar voren gebracht dat ze intensief bezig zijn geweest met het zindelijk krijgen van [minderjarige01] en dat dit de goede kant op gaat. De kamers van de kinderen bij de moeder thuis zagen er niet erg fris uit. [minderjarige01] en [minderjarige02] doen het redelijk goed en zijn erg gehecht aan elkaar. Ze kunnen allebei niet lezen en hebben moeite met schrijven en klokkijken en moeten een grote inhaalslag maken.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de vier kinderen, die nu 12, 11, 7 en 5 jaar oud zijn, veel hebben meegemaakt en er nog steeds sprake is van een forse ontwikkelingsachterstand. De kinderen vertonen allemaal (wisselende) signalen van trauma en ongeremd gedrag en komen op school nog niet aan leren toe. Hoewel zij langzaamaan meer rust lijken te ervaren, waren ze tot nu toe nog onvoldoende gestabiliseerd om al diagnostiek uit te kunnen voeren. De moeder werkt mee aan de hulpverlening en heeft positieve stappen gezet, maar de zorgen zijn nog steeds aanwezig. Hoewel de moeder van goede wil is lukt het haar nog niet om de kinderen een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden en zij lijkt hierin te worden overvraagd. De bezoekmomenten tussen de moeder en de kinderen verlopen positief, maar vanwege de beperkte draagkracht van de moeder is het nog niet haalbaar gebleken om de omgang verder uit te breiden.
Gelet op de stappen die nog moeten worden gezet zal de kinderrechter de machtigingen tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden en aanhouden voor het overige. De kinderrechter gaat er daarbij vanuit dat de komende periode diagnostiek plaats zal vinden en onderzocht zal worden welke kind-problematiek er speelt en welke behandeling er nodig is. Mochten deze onderzoeken nog niet volledig zijn afgerond dan dient op de volgende zitting ten minste gerapporteerd te worden over de bereikte tussenstand voor alle vier kinderen afzonderlijk.
De kinderechter stelt vast dat de moeder in de huidige omgangsregeling de vier kinderen gezamenlijk één uur per week mag zien. Hoewel de kinderrechter de praktische bezwaren van een uitbreiding van de omgang begrijpt en ook goede nota heeft genomen van de visie van de hulpverlening op de belastbaarheid en draagkracht van de moeder, acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de komende periode goed gekeken gaat worden naar de mogelijkheden tot uitbreiding van de bezoeken, zodat enerzijds de moeder een reële kans krijgt om te laten zien wat zij aan kan en anderzijds de hulpverlening de mogelijkheden voor extra opvoedondersteuning nauwkeuriger kan nagaan en kan beproeven.
De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen zitting een schriftelijke update te sturen waarbij in ieder geval wordt ingegaan op de stappen die zijn gezet en de voortgang ten aanzien van de diagnostiek van de kinderen en de omgang met de moeder. Indien [minderjarige01] en [minderjarige02] ten tijde van de nader te bepalen zitting nog bij de pleegouders verblijven zullen deze worden opgeroepen als informant.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] en [minderjarige04] van 13 januari 2023 tot 13 januari 2024 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 13 januari 2023 tot 13 juli 2023;
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige03] en [minderjarige04] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 13 januari 2023 tot 13 juli 2023;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van genoemde verzoeken tot uithuisplaatsing voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen
vóór 13 juli 2023;
gelast de
gecertificeerde instellingvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting aan de kinderrechter en de belanghebbenden een
schriftelijke updatetoe te zenden waarin zij haar standpunt kenbaar maakt ten aanzien van het aangehouden deel van het verzoek, zoals hiervoor overwogen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder: mr. E.L. de Craen;
- de pleegouders van [minderjarige01] en [minderjarige02] als informant.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2023 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 januari 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.