ECLI:NL:RBDHA:2023:16319
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en uitstel van vertrek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. V.R. Bloemberg, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij vreesde voor uitzetting.
Op 11 oktober 2023 heeft de Staatssecretaris echter een aanvullend besluit genomen, waarbij aan verzoeker uitstel van vertrek is verleend in afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De voorzieningenrechter heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Hij oordeelde dat dit niet het geval was, aangezien verzoeker rechtmatig verblijf had in Nederland en er geen dreiging van uitzetting bestond.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, omdat verzoeker pas in beroep medische informatie had overgelegd die leidde tot het uitstel van vertrek. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.