5.1.Omtrent de video-opnames heeft verweerder terecht overwogen dat weliswaar vaststaat dat eiser is gefilmd terwijl hij een paspoort vernietigt en zich negatief uitlaat over Marokko, maar dat zijn naam niet wordt genoemd of in beeld is gebracht, hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is. Gelet hierop heeft verweerder op goede gronden overwogen dat niet is gebleken dat eiser voor zijn vertrek uit Marokko in de negatieve belangstelling stond bij de Marokkaanse autoriteiten en dat het derhalve niet voor de hand ligt dat eiser op basis van de video-opnames herkend zal worden en te vrezen heeft bij terugkeer naar Marokko. De in dat kader in de gronden genoemde brief van VluchtelingenWerk van 14 september 2023 en de op 21 september 2021 gedateerde rapportage van Freedom House, maken dat niet anders. Daar komt bij dat evenmin is gebleken dat voornoemde video-opnames zijn gepubliceerd. Verder wordt verweerder gevolgd in het standpunt dat het beledigen van de Marokkaanse koning een strafbaar feit is, maar dat dit niet maakt dat eiser persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging vanwege het bestaan van voornoemde video-opnames. De beroepsgrond dat verweerder op basis van de overgelegde video-opnames aanvullend had moeten horen wordt niet gevolgd. Hiervoor acht de rechtbank van belang de toelichting van verweerder ter zitting, namelijk dat tijdens het “
gehoor aanmeldfase” met eiser is gesproken over de video-opnames en dat verweerder na het zien van de video-opnames echter geen aanleiding heeft gezien om eiser opnieuw te horen. De rechtbank acht deze werkwijze niet onzorgvuldig.
6. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder de asielaanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
7. De rechtbank overweegt eerst dat hoewel de beslissing omtrent het niet verlenen van uitstel van vertrek bij het bestreden besluit 2 is ingetrokken, eiser nog steeds belang heeft bij een beoordeling van deze beslissing in het beroep tegen het bestreden besluit 1. Dit houdt verband met het eveneens bij bestreden besluit 1 genomen terugkeerbesluit en opgelegde inreisverbod. De rechtbank stelt evenwel vast dat eiser geen concrete gronden naar voren heeft gebracht op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat ten tijde van het nemen van bestreden besluit 1 aan eiser uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 had moeten worden verleend. Uit de stukken blijkt dat eiser gedurende de besluitvormingsprocedure van verweerder geen medische stukken heeft overgelegd die tot een onderzoek in dat verband hadden moeten nopen. Nu verweerder het asielverzoek heeft mogen afwijzen en eiser ten tijde van het bestreden besluit 1 ook geen ander verblijfsrecht had, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank bij het nemen van bestreden besluit 1 eveneens op goede gronden een terugkeerbesluit genomen en aan eiser een inreisverbod mogen opleggen. Dat verweerder op basis van de pas in deze beroepsprocedure overgelegde medische stukken heeft besloten om toch een (aparte) artikel 64 Vw 2000 procedure op te starten en gelet daarop alsnog uitstel van vertrek te verlenen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daarmee het bij het bestreden besluit 1 genomen terugkeerbesluit en opgelegde inreisverbod onrechtmatig waren.
8. Het voorgaande betekent dat het beroep tegen bestreden besluit ongegrond is en dat het bestreden besluit 1, waarvan het niet verlenen van uitstel van vertrek geen onderdeel meer uitmaakt, in stand blijft.
Ten aanzien van het bestreden besluit 2
9. Bij het bestreden besluit 2 heeft verweerder zijn bij bestreden besluit 1 genomen beslissing om geen uitstel van vertrek te verlenen ingetrokken en aan eiser alsnog uitstel van vertrek in de zin van artikel 64 van de Vw 2000 toegekend in afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling van artikel 64 van de Vw 2000.
10. Eiser heeft tegen het alsnog verlenen van uitstel van vertrek geen beroepsgronden ingediend. Wel betoogt eiser dat verweerder bij bestreden besluit het terugkeerbesluit en inreisverbod had moeten intrekken dan wel dat de rechtbank het bestreden besluit als zodanig moet vernietigen.
11. Dit betoog slaagt niet. De rechtbank overweegt eerst dat de thans lopende artikel 64 Vw 2000 procedure geen onderdeel uitmaakt van de onderhavige beroepsprocedure. Verder stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat vanwege het nemen van het bestreden besluit 2 de rechtsgevolgen van de in het betreden besluit 1 op goede gronden genomen terugkeerbesluit en opgelegde inreisverbod gedurende de artikel 64 Vw procedure zijn geschorst.
12. Het voorgaande betekent dat ook het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond is.