4.4.1Gewoontewitwassen en valsheid in geschrift
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, aan [verdachte 20] en [verdachte 16] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van ongeveer € 595.000,-- en/of de activa in [bedrijven] .
Aan [verdachte 31] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de activa in [bedrijven] .
Aan [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] is verder ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot een intentieverklaring, een geldleenovereenkomst en een koopovereenkomst.
Aan [verdachte 31] is ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot die intentieverklaring en koopovereenkomst.
Aan [verdachte 32] is ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot die geldleenovereenkomst.
Juridisch kader
Er is sprake van witwassen wanneer van een voorwerp de werkelijke aard, herkomst of vindplaats wordt verhuld terwijl men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit voorwerp van een misdrijf afkomstig is. Het moet gaan om een handeling die het verhullen van de criminele aard van het voorwerp tot doel heeft en die handeling moet ook geschikt zijn om de criminele aard te verhullen (de verhullingshandeling).
Er is eveneens sprake van witwassen wanneer iemand een voorwerp voorhanden heeft, gebruikt, omzet of overdraagt terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit voorwerp van misdrijf afkomstig is (de plaatsingshandeling).
Het voorwerp moet afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het is niet vereist dat het voorwerp afkomstig is van een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Indien het misdrijf waaruit het voorwerp afkomstig zou zijn niet direct is aan te wijzen, is het aan het openbaar ministerie om feiten en omstandigheden aan te dragen die het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is. Van de verdachte mag dan een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verwacht dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien door de verdachte een dergelijke verklaring is gegeven, is het aan het openbaar ministerie om hier nader onderzoek naar te doen. De rechtbank beoordeelt vervolgens mede op basis van de resultaten van het onderzoek of, ondanks de verklaring van de verdachte, bewezen kan worden verklaard dat (het niet anders kan dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[verdachte 20] en [verdachte 16] waren via [betrokkene 72] bestuurder van [betrokkene 70] (hierna: [betrokkene 70] ). [betrokkene 70] heeft op 1 en 3 mei 2018 in totaal € 60.000,-- via de bank betaald voor twee [bedrijven 2] van, indirect, [betrokkene 120] . [betrokkene 70] heeft in juni en juli 2018 € 340.000,-- via de bank betaald voor drie [bedrijven 3] inclusief een beautycentrum van, indirect, [betrokkene 121] .
[verdachte 20] en [verdachte 16] hebben op 24 en 26 april 2018 in verschillende kleinere bedragen voor een totaalbedrag van € 46.230,-- aan contanten gestort op hun persoonlijke bankrekeningen en eveneens in verschillende kleinere bedragen voor een totaalbedrag van € 17.560,-- aan contanten gestort op hun gezamenlijke zakelijke bankrekeningen. Dit geld is direct aangewend voor de aanschaf van de [bedrijven 2] .
[verdachte 20] en [verdachte 16] hebben in de maanden mei tot en met juli 2018 in verschillende kleinere bedragen voor een totaalbedrag van € 135.150,-- aan contanten gestort op hun persoonlijke en zakelijke bankrekeningen. Dit geld is direct aangewend voor de aanschaf van de [bedrijven 3] .
In een gesprek van [verdachte 4] , [betrokkene 61] , [betrokkene 73] op 19 februari 2019 is het volgende gezegd:
[verdachte 4]
: “Hij is 37, want die Bentley die was [kenteken 67] en [kenteken 67] , [verdachte 20] , en hij was op dat moment 37. (…)
[betrokkene 61]
: Ja want hij ging vol gas hoor van de zomer toen een periode. Dat jij op 'n gegeven moment ook zei: Nou dit is niet normaal. Zo makkelijk als ie erom vroeg. Ja en [verdachte 1] gaf dat, maar het was echt niet normaal! Het ging met, met vijftig, vijfenzeventig, honderd, honderdvijftig, het ging met bakken tegelijk.
[verdachte 4]
: Ja en het was nog niet gebracht of hij vroeg alweer het volgende. (…)
[betrokkene 61]
: Ja en gewoon tot 's nachts 12 uur eh 11 uur: "Heb je hem gesproken? Ken ik het ophalen?" Ik zeg tegen [verdachte 4] : dat klopt gewoon niet! (…)
[verdachte 4]
: En hij was gewoon echt dat ie letterlijk zegt. Uh, ‘s middags, op zaterdagmiddag om uh 5 uur, uh, breng honderdvijftig naar me toe. En zondagochtend om 9 uur vroeg ie, zat ie al weer te bellen of die er maandag nog vijfenzeventig bij kon krijgen. (…)
[betrokkene 61]
: Dus ja, [verdachte 1] is daar ook een beetje, eh, ik vind het een dubbel verhaal. Die gaat wel héél Makkelijk, hè?(…) Ik bedoel een jongen van 37 die wekelijks zo makkelijk komt. (…)
[verdachte 4]
: Ja, het is heel simpel. Dat stopt ook niet. Als [verdachte 1] er vrijdag een goed gevoel bij heeft dan gooit ie weer nieuw geld in, geloof mij maar, 100%. (…)
[verdachte 4]
: Nou ja, (…) de helft, als ik het goed begrepen heb, heb die zo betaald voor die overnames. En die andere helft op de bank. En die hebt gewoon ervoor gezorgd dat die op enige manier op zijn rekening terechtkwam. (…)
[betrokkene 73]
: Ja, maar ja, maar van de andere kant, vind ik ook jullie niet vrijuit gaan. Want jij zegt het gaat over een half miljoen, en dat is in gedeeltes betaald. Dan vraag je je dan niet af waar is dit bedrag voor? Want het wordt wel gegeven en er wordt ook geen verantwoording voor afgelegd.
[verdachte 4]
: Nou uh, in principe, uh, uh, weet jij eigenlijk beter waar het aan besteed is dan ik, want jij hebt er de eerste keer bij gezeten.
[betrokkene 73] : Hij wou een paar [bedrijven] overnemen.
[verdachte 4]
: Ja. Daar is dat voor gebruikt, maar hoe die deal precies geweest is. (…)
[betrokkene 61]
: Nee, maar [verdachte 4] , je hebt van de zomer al tegen [verdachte 1] gezegd van "Stop maar". Die had er nòg meer in gedouwd. (…) Kijk, en vergeet niet dat [verdachte 20] natuurlijk ook in de top van [verdachte 1] kwam, hè? [verdachte 1] staat nu ook effe vandaag alweer anders, is alweer veel meer geland, als een half jaar terug was het natuurlijk B.A. zelf. Toen was-ie helemaal The King. (…) Ja maar, maar van de zomer, [verdachte 4] , was die helemaal over de top. Alles kon”.
Blijkens een schriftelijke overeenkomst gedateerd 1 augustus 2018 heeft [verdachte 16] in de periode van 25 april 2018 tot en met 1 augustus 2018 van [verdachte 32] een geldbedrag ter hoogte van € 75.000,-- geleend “
voor de aanschaf van een zestal [bedrijven] ”. Volgens de overeenkomst heeft [verdachte 20] hiervoor aan [verdachte 16] toestemming verleend en is hij tevens akkoord gegaan met de voorwaarden. Het contract vermeldt in tweevoud te zijn opgemaakt op 1 augustus 2018 en is door [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] ondertekend.
Volgens [verdachte 4] is [verdachte 20] in mei/juni 2018 een keer bij hem geweest om te praten dat hij geld wilde lenen om de [bedrijven 2] over te nemen.
Tijdens een gesprek van 13 maart 2019 heeft [verdachte 20] in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd:
“
Wat ik, wat ik vorig jaar een paar keer moeilijk heb gevonden, is dat we uhh, dat er geen goeie afspraken zijn gemaakt. En dat heb ik één of twee keer nog benoemd, tegen jou, of [verdachte 1] , ik weet niet zeker wie het was. En ik zou het fijn vinden om goeie afspraken te maken. Ik ben me wel degelijk, ben me er terdege van bewust dat ik een uh, uh, uh, een partner in m'n bedrijf heb zitten, een financieel partner. Uh en ben me er van bewust dat ik dat we, volgens mij goed werk hebben gedaan, om, om, om, om, om het geheel legaal op de bank te krijgen, om dingen te kopen. Ennn, we hebben een vrij strenge accountant, zelfs die heeft uh geen vragen. Ehmm (De deurbel gaat.) Ja, heeft geen vragen met cash storten (…) Dus, we hebben daar goeie dingen in gedaan. En ik wil heel graag goeie afspraken maken”.
Verder had [verdachte 1] volgens [verdachte 20] met hem afgesproken dat [verdachte 1] dochter op de loonlijst zou komen:
“ik zou z'n dochter op de loonlijst zetten en hij wilde eventueel zelf wel elke maand even wat geld geven, zodat we haar kon betalen, zodat (…) ze gewoon netto geld had”. Ook [verdachte 21] , [verdachte 1] jongste dochter, had aanvankelijk van haar vader begrepen dat zij op de loonlijst zou komen en dat ze daar niets speciaals voor zou hoeven doen.
Volgens een schriftelijke intentieverklaring, gedateerd op 18 maart 2019 en ondertekend door [verdachte 4] (namens [verdachte 31] ) en [verdachte 16] en [verdachte 20] (namens [betrokkene 70] en [betrokkene 72] ) hadden partijen ten doel een samenwerkingsovereenkomst of de overname van een zevental [bedrijven 2] door [verdachte 31] . Daarvoor werd door [verdachte 31] op 25 en 28 maart 2019 tweemaal € 10.000,-- overgemaakt naar [betrokkene 70] .
Naar de bankrekening van [betrokkene 70] is op 25 en 28 maart 2019 tweemaal € 10.000,-- overgemaakt met als omschrijving ‘eerste betaling cf overeenkomst’ en ‘tweede betaling conform overeenkomst’.
Op 20 maart 2019 hebben [verdachte 4] en [verdachte 1] uitvoerig met elkaar over zaken gesproken. Over de [bedrijven 2] werd in dit gesprek gezegd:
[verdachte 1]
: “Ik denk dat voordat ik daar echt geld in gaat, uh, dat ik dat lijntje doorknip. Kijk die zes [bedrijven] , als daar nog drie ton bij moet totaal, die brengen wel een keer acht ton op, dus dan is die acht ton ingedekt. Of acht en een halve ton, dat zou dan veertig ruggen zijn. (…) maar je moet wel die lijntjes doorknippen, want dan staat er vier ton schuld alleen op die winkels. (…) Nou ik denk (…) hij betaalt negen procent bij de investeringsmaatschappij, dat we vijf procent rente in dingen moeten brengen. We zijn compagnons in die zaken, we hebben betaald, en de zaak moet, de zaak moet vijf procent rente nog betalen. Over acht ton is veertig rooien per jaar, dat is de man twintig rooien en dan moet je het zelfde geld uit de [bedrijven] krijgen als dat hun eruit krijgen. (…) Als je dan ook nog is ieder twee rooien in de maand eruit krijgt heb je bijna vier rooien in de maand gewoon wit op je rekeningetje van hun vandaan. En je moet zo zien, de [bedrijven] die worden niet echt veel minder waard. Dan laat je als de zaak echt goed loopt ook een aflossinkie van doen, al is het maar een halve ton per jaar op de zes zaken, tien ruggen per zaak.
[verdachte 4]
: Ja.
[verdachte 1]
: Die kant moet je een beetje op.
[verdachte 4]
: Hé, maar wil je wel dat [verdachte 21] echt uhm, d'r actief ermee aan de gang gaat of niet?
[verdachte 1]
: Ja, één of twee dagen in de week, meer hoeft ze niet te doen. Eén dag in de week is genoeg. Dan ziet [verdachte 21] genoeg.
[verdachte 4]
: Dan ziet [verdachte 21] genoeg.”
Op 5 mei 2019 heeft [verdachte 20] een e-mail verzonden aan [verdachte 4] inhoudende, onder meer:
“Beste [verdachte 4] ,
Graag stuur ik je hierbij in vertrouwen informatie toe van onze onderneming [betrokkene 72] . Ik hoop van harte dat je ons wilt en kunt helpen (…) We zijn nu opzoek naar een oplossing waarbij we alle 9 vestígingen overeind blijven en weer winstgevend worden (…)”
en heeft [verdachte 4] per e-mail geantwoord:
“Goedenavond [verdachte 20] en [verdachte 16] ,
Mail ontvangen. Ik ga het doornemen en kom er snel op terug.
Gr. [verdachte 4] ”.
Op 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 16] en [verdachte 20] gezegd dat hij een huurcontract had gemaakt, maar:
“dat voor nu even het belangrijkste is, ik moet gewoon een intentieverklaring hebben, dat wij hier al over in gesprek waren.”Vervolgens hebben [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] besproken wanneer zij elkaar voor het laatst hebben gezien. [verdachte 4] heeft vervolgens gezegd:
“17 maart stuur je ( [verdachte 20] ) mij een berichtje, morgenochtend, morgenmiddag om 13 uur effe de boel bespreken. Dus vandaar dat ik 18 maart hier op gezet heb.”Uit het verdere verloop van het gesprek bleek dat er gesteggel was over de inhoud van de overeenkomst en of de overeenkomst nog aangepast kon worden. Dit bleek niet mogelijk, aangezien [verdachte 4] de overeenkomst
“niet heeft opgeslagen, echt niet. Ik heb gisteravond op de computer van mijn zoon gemaakt en ik heb uitgeprint en voor de rest heb ik het niet opgeslagen. (..) ik heb ik het niet op deze computer gezet omdat je ziet wanneer die is opgeslagen is, en uh en ik wil gewoon dat risico niet lopen.”[verdachte 20] heeft in dit verband in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd: “
nou ja, ik denk dit, ik zet ook weleens iets in het verleden in elkaar zal maar zeggen”.Voorts heeft [verdachte 4] gezegd:
“ik doe dit niet met een andere reden als twee redenen. Om te zorgen dat boekhoudkundig die 20.000 euro een bestemming hebben, want die boekhouder heeft daar een paar keer om gevraagd. En ik heb er wat haast mee gemaakt vanwege het feit dat ik morgen graag zo compleet mogelijk bij die schade kom want namelijk die verzekeringsexpert van de uh de verzekering van het pand maar de Vereniging van Eigenaren hebben een contra-expert inge... en die zijn er morgen allebei. De contra-expert staat natuurlijk aan onze kant, aan de andere kant die wil zo min mogelijk uit betalen. En ik kom morgen met een zo'n compleet mogelijk dossier van kijk dit is wat het is”.
Volgens een door [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] ondertekende koopovereenkomst tussen [betrokkene 72] en [verdachte 31] gedateerd op 14 juni 2019 heeft [verdachte 31] van [betrokkene 70] de activa van zes [bedrijven 2] gekocht. De totale koopsom van de activa bedroeg € 545.000,--. De koopovereenkomst was ondertekend op 14 juni 2019. De levering zou op 16 juni 2019 plaatsvinden.
Op 21 juni 2019 zijn opgericht de vennootschappen [betrokkene 69] (financiële holding) en zes dochtervennootschappen. [betrokkene 69] is dochtervennootschap van [verdachte 31] . De specifieke bedrijfsactiviteit betrof de exploitatie en het beheer van [bedrijven 2] . In een gesprek op 12 juli 2019 met [betrokkene 73] heeft [verdachte 4] gezegd dat hij nieuwe B.V.’s heeft opgericht en de overname van de [bedrijven 2] onderhands heeft geregeld via een activa-passiva-transactie.
Op 4 juli 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] . Er is gesproken over het “nog maken van een overeenkomst voor € 75.000,-, voor de administratie”. [verdachte 4] heeft gezegd:
“Het gaat erom dat ik erin ga zetten dat .. voor dat bedrag, die € 75.000 een soort eerste kooprecht of ehh pand recht komt. Kijk in principe, hier moet je ook even nadenken, € 75.000 is natuurlijk best wel veel in contant. Het is op zich wel prettig omdat het in kleinere bedragen geweest is. lk doe dat vanaf die Duits BV en waarom? Omdat ik daar nagenoeg geen huur(fon) gestort heb (stukje ovst) maar wel in Spanje. Dus ik kan natuurlijk zeggen dat ik dat geld heb (fon) contant gehad die dag en om iedere keer naar Duitsland te rijden om dat te doen is lastig geweest dus ik heb dat op die manier heb ik dat zo gedaan. Op de rekening courant boek ik dat dan weer terug van die Duitse BV weer teruggaat hier naar Nederland toe.. [betrokkene 4] heeft een rekening courant verhouding met dingens (fon) [verdachte 29] kan dit met [verdachte 30] doen dus dat.. dat trekt mekaar dan allemaal wel weer recht maar ik kan hier in Nederland kan ik die € 75.000 niet terug krijgen want die kassa (fon) -ovst-ik heb vorig jaar die hele WWFT gebeuren gehad enzo allemaal.”
[verdachte 20] heeft een andere werkwijze voorgesteld:
“wat je kan doen, dat ik zeg dat ook ik geld geleend heb, hij heeft geld geleend – ntv- dat ik meeteken, het akkoord vindt.”
Verder heeft [verdachte 4] gevraagd of hij de overeenkomst op een B.V. of op [verdachte 16] als privépersoon moest zetten. [verdachte 16] heeft geantwoord dat hij een deel privé en een deel via zijn [bedrijf] had ingebracht. Ook heeft [verdachte 4] voorgesteld om geen exacte datum in de overeenkomst op te nemen, maar bijvoorbeeld “een periode van 25 april tot 1 augustus”. [verdachte 20] heeft vervolgens gezegd:
“Eens, maar dan klopt die toch? Ik teken mee dat ik akkoord ben dat het pandrecht bij jou legt.”
Op 5 juli 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 5] gezegd:
“ [verdachte 4] :
kijk de laatste paar weken ben ik echt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig met die [bedrijven] , waar ik de eerste gesprekken niet bijgezeten heb. Want die jongen is van de zomer ook nog eens een keertje geweest. (ntv) toen keek ie mij aan. (ntv) ik zou het niet doen. Want dat heb geen zin. Want ik heb er vanaf het begin af aan geen vertrouwen in gehad. En eh, nou dat het allemaal tramalant is moet ik dat in principe allemaal...
[verdachte 5]
: gaan oplossen.
[verdachte 4]
: gaan recht breien. Maar het is verpand aan de bank, het moet allemaal terugwerkende kracht contracten maken. (bel) en dingen in elkaar gaan zetten om het een beetje geloofwaardig allemaal te gaan doen. Nou, dat zit er nu allemaal redelijk goed uit. Dus dat gaat ook allemaal de goeie kant op. En je merkt aan hem dat ie dat wel ook wel weer top vindt weet je wel. Vanochtend was ie er effetjes, dan is ie ook super goed te spreken.”
In een gesprek van 14 juli 2019 heeft [verdachte 1] in aanwezigheid van [verdachte 4] tegen [verdachte 24] gezegd:
“
Maar weet je wat het is, als je in Nederland komt en je bent twee weken in Nederland, klinkt raar, dan wil ik van mijn kinderen en kleinkinderen genieten. Dan wil ik het naar mijn zin hebben. Niet twee weken met een pistool in de rondte, overal ruzie gaan maken en ellende gaan maken voor je eigen geld of je eigen spullen. Weet je wat het is, we hebben [bedrijven] . Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen. Omdat je niks kan verantwoorden. Maar (…) in die paar jaar tijd dat we hier zitten kennen we inmiddels wel wat verantwoorden. (…) Nou, dat is niet langzamerhand gegaan, dat is gewoon snel gegaan. Dus nu, als we morgen (…) de uitverkoop houden en een zooitje dingen die ik niet kwijt ben, dingen wegzetten gewoon dan (…) hebben we (…) een witte pot.”
Op 18 september 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] . Zij spraken over een koopcontract voor de overname van [bedrijven 2] . [verdachte 20] leverde alle documenten aan en [verdachte 4] besprak de inhoud van de overeenkomst.
[verdachte 20]
: (…) weet je zo'n curator wil natuurlijk alles weten (…) Ja dat wordt dan een discussie tussen mij en onze advocaat en de curator. (…) Alleen het enige wat ik niet wil is dat dat er straks gezeik uitkomt over hetgeen wat wij met ooit elkaar hebben afgesproken. Daar ben ik een beetje huiverig voor. (…) Mijn advocaat (…) zegt ook van ja, weet je dat, dat contract moet gewoon wel heel erg kloppen zegt ze. (…) Ja en dus dat verhaal moet goed zijn waardoor je gewoon tegen zo'n curator in alle eerlijkheid kan zeggen van joh (…) Zit dus geen bestuurlijke aansprakelijkheid, zitten geen
gekke dingen bij, wij nemen ons verlies en dat is twee ton, dus we benadelen de onderneming daar niet mee, hè..(…)
[verdachte 20]
: Dus dan heb je, dan neem jij hem over op de 16°. Want het eerste salaris ..(ntv).. zo overnemen. Oké, dus dan hebben we deze getekend op de 15°. Dat vinden we wel prima toch, op zaterdag? Of 14 juni dat is een vrijdag. Eens? Ik ga typen.(…)
[verdachte 4]
: Was het zonnetegoed nog hoger als tweehonderdvijftigduizend euro? (….) Ja, maar dan doe je toch gewoon voor het gemak gemangeerd (fonetisch; rechtbank neemt aan: gemaximeerd
) op driehonderdduizend euro?
[verdachte 20]
: Dat is prima. Alleen je moet wel zien te voorkomen dat dan, ik zou twee tachtig doen. Anders zegt de curator doe mij nog effe zeventien ruggen.
[verdachte 4]
: Dan doe je twee vijvenzeventig.
[verdachte 20]
: Ja, dan heb je te veel betaald.
[verdachte 4]
: Ja.
[verdachte 20]
: Dat is in je voordeel.(…)
[verdachte 20]
: Kom even terug. Uhm, wie is de koper ook alweer? Dat is [verdachte 31] , toch?(…) Is [verdachte 31] zijn twee woorden? (…) Heb je ook een tweede naam [verdachte 4] of niet? Is het gewoon [verdachte 4] ? [verdachte 4] ?
Op de vraag hoe hij [verdachte 20] en [verdachte 16] heeft leren kennen heeft [verdachte 4] geantwoord:
‘ [verdachte 20] vorig jaar. [verdachte 16] heb ik later leren kennen. (…) [verdachte 20] is hier een keer vorig jaar een keertje geweest. Het zal precies ruim een jaar terug Ik denk dat het, euh, mei, juni geweest is. Toen kwam hij in principe hier praten om, eh, dat ie geld wilde lenen om de [bedrijven] over te nemen’.
Hoogte bedrag
De eerste vraag is hoeveel (contant) geld [verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 31] en/of [verdachte 32] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben gegeven.
Verklaring verdachten
Ter terechtzitting van 6 maart 2023 heeft [verdachte 1] verklaard dat hij contant geld had overhandigd om in de [bedrijven] te stoppen. Ter terechtzitting van 18 april 2023 heeft [verdachte 1] verder verklaard dat hij met drie andere mensen in totaal minimaal € 500.000,-- heeft geïnvesteerd in [bedrijven 2] . “
Die drie mensen gaven contant geld aan mij en ik gaf het in delen aan [verdachte 4] , [verdachte 20] of [verdachte 16] . Het overhandigen van het geld gebeurde op diverse plekken in Nederland. Ik weet niet hoe vaak deze ontmoetingen hebben plaatsgevonden. Ik weet niet meer precies welke afspraken we hadden over de wijze van terugbetalen”.[verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij niets weet van een lening van [verdachte 31] en [verdachte 32] aan [verdachte 16] .
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij niet weet hoeveel [verdachte 1] heeft geïnvesteerd in de [bedrijven 2] . Hij heeft verder verklaard dat hij één keer geld gebracht heeft bij [verdachte 20] en dat er een andere keer geld bij mij opgehaald en dat dit geld was klaargelegd door [verdachte 1] zelf. Hij had het gekregen in een tasje en doorgegeven aan [verdachte 20] . Hij heeft verder verklaard dat [verdachte 32] € 75.000,-- in contanten heeft uitgeleend voor de gehele onderneming en dat [verdachte 1] op enig moment wel wist dat [verdachte 32] investeerde in de [bedrijven 2] . [verdachte 4] heeft ook verklaard dat [verdachte 31] € 20.000,-- per bank heeft gegeven. [verdachte 16] was in de veronderstelling dat € 445.000,-- was geïnvesteerd in de [bedrijven 2] .
[verdachte 20] heeft verklaard dat hij ervan uit gaat dat hij en [verdachte 16] allebei € 100.000,-- hebben geleend, dus samen € 200.000,--. [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben beiden verklaard het eerder niet was gelukt financiering te krijgen van een reguliere bank of investeerder voor de [bedrijven 2] .
Verdere feiten en omstandigheden
In een gesprek op 5 juli 2019 heeft [verdachte 1] over de [bedrijven 2] tegen [verdachte 4] gezegd:
‘ik geef niet zo maar 500 ruggen’.In een gesprek van [verdachte 4] , [betrokkene 61] , [betrokkene 73] op 19 februari 2019 komt aan de orde dat
‘een half miljoen’in gedeeltes is betaald aan [verdachte 20] . Die gesprekken bevestigen [verdachte 1] verklaring ter zitting dat hij minimaal € 500.000,-- heeft geïnvesteerd.
Op papier is € 60.000,-- voor twee [bedrijven 2] en € 340.000,-- voor drie [bedrijven 3] betaald. De totale investering zou dan € 400.000,-- bedragen. In een gesprek van 22 mei 2019 opgenomen in het bedrijfspand van [verdachte 27] hebben [verdachte 20] en [verdachte 16] met [verdachte 4] echter besproken dat zij ‘bij [betrokkene 121] ’ 390 hebben betaald, waarvan 340 ‘voor in de boeken’. In een gesprek van 25 maart 2019 heeft [verdachte 1] gezegd dat hij Rijswijk en Wassenaar kocht voor 130 ruggen samen. [betrokkene 120] heeft in tranen verklaard
‘dat ze het nooit had moeten aannemen’. Uit het gesprek van 19 februari 2019 maakt de rechtbank op dat [verdachte 4] in de veronderstelling verkeerde dat de helft van de overnamesom contant werd betaald en de andere helft via de bank en dat [verdachte 20] ervoor heeft gezorgd dat contant geld op zijn rekening terechtkwam.
Uit een foto van aantekeningen op een notitieblaadje en uit een gevonden pdf-file is op te maken dat de [bedrijven 2] een koopprijs hebben van € 125.000,-- en dat de [bedrijven 3] een koopprijs hebben van € 390.000,--. Ook uit een gesprek van [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] op 11 juni 2019 kan worden opgemaakt dat in april, mei, juni en juli 2018 contante betalingen zijn gedaan aan Duine. Uit dit alles wordt afgeleid dat zowel voor de [bedrijven 2] als voor de [bedrijven 3] naast de betalingen per bank ook contante betalingen zijn gedaan en dat de totale koopprijs € 515.000,-- bedraagt.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat [verdachte 1] en [verdachte 4] en/of [verdachte 31] en [verdachte 32] samen in totaal ongeveer € 500.000,-- aan [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben gegeven, waarvan € 20.000,-- per bank en de rest contant. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan de verklaring van [verdachte 20] .
Van misdrijf afkomstig
De volgende vraag is of dit bedrag van ongeveer € 500.000,-- aan contant geld van misdrijf afkomstig is.
Voor [verdachte 1] geldt dat hij geen legaal inkomen of vermogen had terwijl hij is veroordeeld wegens grootschalige drugshandel, waardoor het vermoeden bestaat dat een door hem beschikbaar gesteld bedrag van misdrijf afkomstig is. [verdachte 1] is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij op legale wijze inkomsten heeft verworven, die voldoende waren om in zijn luxe levensstijl en verdere uitgaven te bekostigen.
Ook over de herkomst van het geld dat [verdachte 1] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] heeft gegeven heeft [verdachte 1] geen afdoende verklaring afgelegd. Voor het eerst ter terechtzitting van 6 maart 2023 heeft [verdachte 1] verklaard dat hij niet alleen heeft geïnvesteerd, maar dat drie anderen óók geldbedragen hebben gegeven. Die verklaring is niet verifieerbaar, omdat [verdachte 1] niet heeft willen zeggen wie die anderen zijn en is ook niet op andere wijze aannemelijk geworden. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte 1] dan ook geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de contante gelden die hij heeft verstrekt.
Voor het totaalbedrag van € 95.000,-- (€ 75.000,-- + € 20.000,--) dat op papier door [verdachte 32] en [verdachte 31] ter beschikking was gesteld geldt dat dit volgens [verdachte 4] afkomstig is uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene 4] en [betrokkene 67] . Het zou gaan om huurinkomsten vanuit Duitsland. De boekhouding van de [betrokkene 4] / [betrokkene 67] is niet inzichtelijk, zodat ook in zoverre geen verklaring kan worden gevonden voor dat geldbedrag. Daar komt bij dat [verdachte 4] op 4 juli 2019 tegen [verdachte 20] en [verdachte 16] heeft gezegd dat hij het bedrag van € 75.000,-- inbracht via ‘die Duitse B.V.’, omdat hij het in Nederland niet meer in de kas kon doen na een Wwft-controle. Daaruit maakt de rechtbank op dat dit geld niet werkelijk afkomstig was uit [verdachte 32] . Niet duidelijk is geworden waar het wél vandaan is gekomen.
De bedragen ter beschikking gesteld door [verdachte 1] dan wel afkomstig uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene 4] / [betrokkene 67] zijn middellijk uit enig misdrijf afkomstig, niet alleen het bedrag van € 75.000,-- dat contant ter beschikking is gesteld, maar ook het bedrag van € 20.000,-- dat via de bank is betaald. Alle bedrijfsactiviteiten van [betrokkene 4] / [betrokkene 67] zijn terug te voeren op van misdrijf afkomstige voorwerpen en de handel in legale, in de zin van niet van misdrijf afkomstige voorwerpen, is niet te onderscheiden van de handel in voorwerpen die wél van misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap en rol van [verdachte 4]
De rechtbank concludeert dat [verdachte 1] en [verdachte 20] weliswaar eerst gesprekken hebben gevoerd buiten aanwezigheid van [verdachte 4] , maar dat [verdachte 4] al vrij snel daarna in contact was gekomen met [verdachte 20] en [verdachte 16] . [verdachte 4] heeft in een afgeluisterd gesprek gezegd dat [verdachte 20] in mei of juni 2018 is komen praten, omdat hij geld wilde lenen om de [bedrijven 2] over te nemen. Volgens [betrokkene 61] heeft [verdachte 4] in de zomer (de rechtbank begrijpt: het jaar 2018) al tegen [verdachte 1] gezegd dat hij moest ophouden er nog meer geld in te stoppen. Zelf heeft [verdachte 4] op 5 juli 2019 tegen [verdachte 5] gezegd dat hij er vanaf het begin af aan geen vertrouwen in heeft gehad.
Op grond van de verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] , die elkaar op dat punt ondersteunen en ook worden ondersteund door andere bewijsmiddelen en dus in zoverre bruikbaar zijn voor bewijs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 4] in de zomer van 2018 op verzoek van [verdachte 1] (tonnen) contant geld in tasjes heeft overhandigd aan [verdachte 20] , blijkbaar zonder dat hij ‘er’ vertrouwen in had. Alleen al vanwege die gang van zaken – tonnen contant geld in tasjes – moest hij ervan uitgaan dat hij bezig was met het overdragen van geld dat van misdrijf afkomstig was, te meer nu [verdachte 4] wist dat [verdachte 1] in het verleden voor drugsdelicten was veroordeeld, een ontnemingsvordering had lopen en niets op zijn naam kon hebben, dat [verdachte 1] zijn inkomen en/of vermogen niet kon verantwoorden en buiten het zicht van justitie en de belastingdienst wilde houden en dat [verdachte 1] er ook zonder bankrekening een luxe levensstijl op na hield.
Valse intentieverklaring
Op 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] gevraagd een intentieverklaring te ondertekenen gedateerd op 18 maart 2019 waarbij [betrokkene 70] en [verdachte 31] afspreken ‘de mogelijkheden tot een samenwerkingsovereenkomst of een overname aan te gaan’ en [verdachte 31] in het kader daarvan omstreeks 25 maart en omstreeks 28 maart twee betalingen zal doen van € 10.000,-- elk aan [betrokkene 70] . Het schriftelijk stuk is daarmee geantidateerd, ‘in het verleden in elkaar gezet’, zoals [verdachte 20] dat heeft genoemd. Daarbij heeft [verdachte 4] de computer van zijn zoon gebruikt, omdat hij niet het risico wilde lopen dat iemand zou zien wanneer het document was opgeslagen. Dit betekent dat de intentieverklaring in strijd met de waarheid is opgesteld en daarmee vals is. Ook inhoudelijk is de intentieverklaring vals. [verdachte 31] en [betrokkene 70] waren eind maart 2019 het stadium reeds lang gepasseerd dat de mogelijkheden tot een samenwerking werden onderzocht.
[verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] hebben de intentieverklaring derhalve op onderdelen valselijk opgemaakt. De intentieverklaring is op 16 september 2020 aangetroffen op [locatie 46] in De Meern, waar op dat moment de [betrokkene 4] / [betrokkene 67] kantoor hielden. [verdachte 4] heeft de intentieverklaring dus voorhanden gehad.
Valse geldleenovereenkomst
Zoals hierboven is geconcludeerd was het bedrag van € 75.000,-- niet werkelijk afkomstig uit [verdachte 32] . [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben ‘voor de administratie’ na een overleg op 4 juli 2019 een lening van € 75.000,-- vastgelegd in een schriftelijk stuk dat volgens de tekst ervan is overeengekomen en ondertekend op 1 augustus 2018. Hiermee is sprake van antidatering van de geldleenovereenkomst. [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben deze overeenkomst immers opgemaakt en ondertekend ná het lenen van het in de overeenkomst genoemde geldbedrag. De datum van de overeenkomst is daarom vals.
Dit betekent dat de geldleenovereenkomst in strijd met de waarheid is opgesteld. [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] hebben de geldleenovereenkomst op onderdelen valselijk opgemaakt. Op 16 september 2020 is de geldleenovereenkomst tussen [verdachte 32] en [verdachte 16] aangetroffen op [locatie 46] in De Meern. Op 21 juli 2021 is op [locatie 57] in Düsseldorf - zijnde het adres van de boekhouder van [verdachte 32] - een kopie van deze overeenkomst aangetroffen. [verdachte 4] heeft de geldleenovereenkomst daarmee voorhanden gehad.
Valsheden instrumenteel aan witwassen
Met de valse intentieverklaring en de valse geldleningsovereenkomst is de werkelijke gang van zaken verhuld en daarmee is sprake van witwashandelingen. Dat blijkt ook uit de mededelingen van [verdachte 4] op 5 juli 2019 dat hij met terugwerkende kracht allemaal contracten moest maken en dingen in elkaar moest gaan zetten om de trammelant met de [bedrijven 2] een beetje geloofwaardig recht te breiden. [verdachte 4] heeft achteraf de grondslag gefingeerd voor betalingen aan [verdachte 20] en [verdachte 16] die al hadden plaatsgevonden. Daarmee heeft hij [verdachte 32] en [verdachte 31] ingezet als witwasvehikel voor een bedrag van € 75.000,-- en een bedrag van € 20.000,--.
Wetenschap en rol van [verdachte 20] en [verdachte 16]
Ook [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben geweten dat zij van misdrijf afkomstig geld aannamen en daarmee voorhanden hadden en gebruikten, omdat het ging om ongeveer € 500.000,-- contant geld in tasjes. Hun verklaring dat zulke grote bedragen in contanten in hun branche gebruikelijk zijn, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Een bedrag van € 500.000,-- in contanten duidt ongeacht de branche op witwassen. Daarbij komt dat niet meteen al in het begin is vastgelegd
dat[verdachte 20] en [verdachte 16] geld ontvingen,
hoeveelzij ontvingen,
van wiezij dat ontvingen en
welke voorwaardenaan de betaling waren verbonden. Er zijn geen afspraken gemaakt over terugbetaling en rente. Er zijn geen aandelen in de vennootschap verkocht. Wél heeft [verdachte 20] met [verdachte 1] afgesproken dat diens jongste dochter [verdachte 21] op de loonlijst zou komen en dat [verdachte 1] daarvoor eventueel zelf elke maand wat geld zou geven. De pas achteraf opgestelde, valse overeenkomsten hebben slechts betrekking op een bedrag van in totaal € 95.000,--. En dat allemaal terwijl het [verdachte 20] en [verdachte 16] niet was gelukt financiering te krijgen van een reguliere bank of investeerder. [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben dan ook op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het witwassen van van misdrijf afkomstige geldbedragen door van een onbekende geldschieter zonder enige vorm van zekerheid en zonder enige mondelinge of schriftelijke afspraak tassen contant geld aan te nemen.
Daar komt nog bij dat [verdachte 20] en [verdachte 16] in de periode van april tot en met juli 2018 toeren hebben moeten uithalen om ongeveer € 200.000,-- contant geld in kleine delen op door hen gecontroleerde bankrekeningen te krijgen en daarmee de twee verkopers van de [bedrijven 2] per bank te betalen, voor zover die per bank zijn betaald. Tijdens een gesprek van 13 maart 2019 heeft [verdachte 20] in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd ‘
dat we, volgens mij goed werk hebben gedaan, om (…) het geheel legaal op de bank te krijgen’.Verder is opmerkelijk dat heeft [verdachte 20] in mei 2019 een e-mail heeft gezonden aan [verdachte 4] waarin hij doet alsof hij op zoek is naar een nieuwe financier voor de [bedrijven 2] , terwijl dan al gedurende een jaar tijd aanzienlijke bedragen via en/of door [verdachte 4] ter beschikking zijn gesteld.
[verdachte 16] heeft zich verweerd met de stelling dat hij zich niet met de financiering heeft bemoeid en dat hij ook nooit zelf geld heeft aangenomen van [verdachte 4] of [verdachte 1] , maar contant geld kreeg van [verdachte 20] . Dat [verdachte 16] rechtstreeks van [verdachte 4] of [verdachte 1] contant geld heeft aangenomen kan niet worden vastgesteld, maar vast staat wel dat hij via [verdachte 20] contant geld heeft gekregen. Ook voor [verdachte 16] was toen duidelijk dat dit contante geld niet van een bonafide investeerder afkomstig kon zijn. Hij kan zich er niet achter verschuilen dat hij zich niet heeft bemoeid met de financiering, voor zover dat al juist mocht zijn.
Activa in [bedrijven] en een valse koopovereenkomst
Volgens een schriftelijke overeenkomst van 14 juni 2019 heeft [verdachte 31] activa gekocht van [betrokkene 70] . De schriftelijke overeenkomst kon echter niet op die datum zijn ondertekend, omdat nog over de tekst ervan wordt gesproken door [verdachte 4] en [verdachte 20] en de tekst door [verdachte 20] werd getypt op 18 september 2019. [verdachte 4] heeft erkend dat hij deze overeenkomst ‘heeft teruggebracht in de tijd’. De overeenkomst is vals in de zin van geantidateerd.
Ter terechtzitting van 18 april 2023 heeft [verdachte 4] verklaard dat de [bedrijven 2] direct na oprichting van de B.V.’s zijn overgenomen
. ‘Op de eerste dag, direct na de oprichting van de nieuwe B.V.’s, hebben we de loonachterstanden van het personeel betaald en viel de feitelijke bedrijfsvoering onder onze B.V.’s.’Die B.V.’s, te weten [betrokkene 69] en zes dochtervennootschappen, zijn opgericht op 21 juni 2019. Op 12 juli 2019 heeft [verdachte 4] in een gesprek gezegd dat hij de overname onderhands heeft geregeld via een activa-passiva-transactie. Op 14 juli 2019 heeft [verdachte 1] gezegd: ‘
we hebben [bedrijven] . Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen’.Die uitspraak strookt met de datum van oprichting van de B.V’s. De rechtbank concludeert dat de [bedrijven 2] in de loop van de maand juni 2019 feitelijk in bezit zijn gekomen van [verdachte 31] .
Over de voor de activa te betalen prijs bestond in juni 2019 echter nog geen overeenstemming. Pas op 18 september 2019 hebben [verdachte 20] en [verdachte 4] overleg gevoerd hoe de prijs zo kon worden opgebouwd dat er niet daadwerkelijk betaald hoefde te worden – de passiva van de [bedrijven] , waaronder de lening van € 75.000,-- aan [verdachte 16] , vormden samen de koopsom – maar de curator toch zou afzien van het inroepen van de actio pauliana of het aansprakelijk stellen van de bestuurders. Omdat in juni 2019 geen overeenstemming bestond over de prijs hebben [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] de schriftelijke activa-passiva-overeenkomst ook in dat opzicht valselijk opgemaakt.
Aangezien [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] deze overeenkomst hebben opgemaakt en ondertekend ná de overdracht en levering van de [bedrijven 2] is ook de koopovereenkomst in strijd met de waarheid opgesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] de koopovereenkomst op onderdelen valselijk hebben opgemaakt. De koopovereenkomst tussen [betrokkene 72] en [verdachte 31] is op 16 september 2020 aangetroffen op [locatie 46] in De Meern. [verdachte 4] heeft de koopovereenkomst derhalve voorhanden gehad. Ook deze valsheid heeft tot doel de werkelijke gang van zaken te verhullen.
[verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] wisten dat in de [bedrijven 2] een grote som van misdrijf afkomstig geld is gestoken. Daarmee wisten ze dat de activa ook van misdrijf afkomstig waren. Naar het oordeel van de rechtbank is de overname van de inventaris en voorraad van de [bedrijven 2] dan ook aan te merken als een witwashandeling, namelijk het verwerven respectievelijk overdragen.
De overname van de goodwill van de [bedrijven 2] beschouwt de rechtbank niet als witwassen, omdat goodwill geen zaak en geen vermogensrecht is en daarmee geen voorwerp in de zin van de witwasbepalingen.
Daderschap [verdachte 31] en [verdachte 32] en feitelijke leidinggeven
[verdachte 31] en [verdachte 32] hebben zich op verschillende manieren laten gebruiken als witwasvehikel. Daarmee is sprake van daderschap van beide rechtspersonen. Zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] hebben leiding gegeven aan dit witwassen. Zij worden aangemerkt als feitelijke leidinggever van de vennootschappen, ook voor wat deze gedragingen betreft.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen:
- dat [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, dat [verdachte 20] en [verdachte 16] in vereniging ongeveer € 500.000 en de activa in [bedrijven] (inventaris en voorraad) hebben witgewassen;
- dat [verdachte 31] in vereniging de activa in [bedrijven] (inventaris en voorraad) heeft witgewassen;
- dat [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] in vereniging valsheid in geschrifte met betrekking tot een intentieverklaring, een geldleenovereenkomst en een koopovereenkomst hebben gepleegd;
- dat [verdachte 31] in vereniging valsheid in geschrifte heeft gepleegd met betrekking tot de intentieverklaring en koopovereenkomst en
- dat [verdachte 32] in vereniging valsheid in geschrifte met betrekking tot de geldleenovereenkomst heeft gepleegd.