ECLI:NL:RBDHA:2023:163
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige
Op 5 januari 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling niet meer noodzakelijk is, omdat de minderjarige bereid is hulpverlening aan te gaan en de vader hem daarin ondersteunt. Tevens werd vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer nodig is, aangezien dit enkel de feitelijke situatie zou bekrachtigen dat de minderjarige bij de vader verblijft. De kinderrechter benadrukte dat de kinderbeschermingsmaatregelen zeer belastend zijn voor de minderjarige en demotiverend werken.
De zaak kwam voort uit een verzoekschrift dat op 9 november 2022 was ingediend. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de zitting op 5 januari 2023 was de moeder niet aanwezig, terwijl de vader en de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling wel aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader en de moeder gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarige feitelijk bij de vader verblijft.
De kinderrechter concludeerde dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing niet meer aanwezig zijn, gezien de positieve ontwikkeling van de minderjarige en de bereidheid van de vader om ondersteuning te bieden. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, en benadrukte het belang van een goede omgangsregeling tussen de minderjarige en de moeder. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.