ECLI:NL:RBDHA:2023:16281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.16501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake visumaanvraag

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn visumaanvraag. Eiser had op 14 december 2022 bezwaar gemaakt, maar de Staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken een beslissing genomen. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiser terecht beroep heeft ingesteld na het verstrijken van de beslistermijn.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de Staatssecretaris in gebreke is gebleven. De rechtbank bepaalt dat de Staatssecretaris binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar moet nemen. Indien de Staatssecretaris deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50, en dat het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- door de Staatssecretaris moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 26 juli 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16501
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft op 14 december 2022 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag van een visum voor kort verblijf. Verweerder moet uiterlijk binnen zes weken een beslissing op bezwaar nemen.3 Dit is gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Verweerder mag die beslistermijn met maximaal zes weken verlengen.4 Verweerder heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 7:10, eerste lid, van de Awb.
Eiser heeft verweerder op 14 april 2023 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen beslissing op bezwaar heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.4 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.5
6. Verweerder heeft niet verzocht om een langere termijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft verweerder daarom een termijn van twee weken om te beslissen op het bezwaar van eiser. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Welke rechterlijke dwangsom legt de rechtbank verweerder op?
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
8. Eiser heeft de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.6
9. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een beslissing op bezwaar bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten
4 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6 Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep kennelijk gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
O.G. Hulsman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 juli 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.