ECLI:NL:RBDHA:2023:16279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
09/256791-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag van een jeugdige bestuurder

Op 27 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, geboren in 2002, die als bestuurder van een auto betrokken was bij een verkeersongeval op 3 oktober 2022 in 's-Gravenhage. Het ongeval vond plaats op de Loosduinseweg, waar de verdachte een 6-jarig jongetje aanreed dat overstak op een voetgangersoversteekplaats. De verdachte heeft niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en heeft een rood verkeerslicht genegeerd, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder een gekneusde long, een gescheurde milt, en een gebroken nekwervel. Na het ongeval heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het letsel van het slachtoffer, en de jeugdige leeftijd van de verdachte. De verdachte heeft berouw getoond en negatieve gevolgen ervaren door het ongeval. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 1 jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet roekeloos heeft gehandeld, maar wel zeer onvoorzichtig en onoplettend, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/256791-22
Datum uitspraak: 27 oktober 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 13 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Roosma en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.R.L.V.M. Kruik naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 oktober 2023 – ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 oktober 2022 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Loosduinseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd het zicht belemmerd door een (afremmende) auto en/of
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid en/of
- voor de kruising met de Gaslaan snelheid heeft vermeerderd en/of (vervolgens/daarbij) een voor zijn rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd dat al 4,4 seconden rood licht uitstraalde en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een op een voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger waardoor hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die voetganger, waardoor een ander te weten die voetganger (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gekneusde long, een gescheurde milt, een scheurwond in de nier, een gebroken nekwervel en/of enkele afwijkingen in het hersenweefsel (diffuse axonal injury), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 oktober 2022 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig
(auto), daarmee rijdende op de weg, de Loosduinseweg, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd het zicht belemmerd door een (afremmende) auto en/of
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid en/of
- voor de kruising met de Gaslaan snelheid heeft vermeerderd en/of (vervolgens/daarbij) een voor zijn rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd dat al 4,4 seconden rood licht uitstraalde en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een op een voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger waardoor hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die voetganger, waardoor een ander te weten die voetganger (genaamd [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in 's-Gravenhage op/aan de Loosduinseweg, op of omstreeks 3 oktober 2022de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen doorgenummerd (pagina 1 t/m 205).
Ten aanzien van feit 1 primair:
1. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 8 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 153):
V: Als ik het goed begrijp heb jij het kindje van 6 op de Loosduidenweg met de Gaslaan aangereden. Klopt dat?
A: Ja.
V: Met welke auto?
A: Die Toyota Yaris.
2. Het verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse (niet doorgenummerd), opgemaakt op 28 oktober 2022, voor zover inhoudende:
Op de voetgangersoversteekplaats van de Loosduinseweg in Den Haag had een verkeerongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een voetganger.
Ter plaatse gold een maximumsnelheid voor motorvoertuigen van 50 km/h.
Wij kregen filmbeelden van een bewakingscamera te zien. Uit deze beelden bleek dat:
  • Vlak voor de aanrijding een personenauto op de rechter rijstrook afremde om te stoppen voor het rode verkeerslicht bij de voetgangersoversteekplaats.
  • Een andere personenauto de hiervoor genoemde personenauto over de linker rijstrook inhaalde.
  • Het overstekende kind door de personenauto die over de linkerrijstrook reed op de
voetgangersoversteekplaats werd aangereden.
Kort voorbij de voetgangersoversteekplaats werden op de rijbaan van de Loosduinseweg diverse afgebroken kunststof onderdelen aangetroffen die kennelijk afkomstig waren van het voertuig dat in aanrijding was gekomen met de overstekende voetganger. Uit onderzoek bleek dat een afgebroken kunststof onderdeel afkomstig was van een Toyota Yaris.
Gezien de toedracht die zichtbaar was op de filmbeelden van de bewakingscamera's is aannemelijk dat kort voor de aanrijding het onderlinge zicht tussen de overstekende voetganger en de Toyota werd belemmerd door de personenauto die op de rechter rijstrook afremde voor het rode verkeerslicht.
Uit de analyse van het faselog en de beelden van de bewakingscamera, bleek dat
  • De bestuurder van de Toyota op 3 oktober 2022 de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten ongeveer 4,4 seconden rood licht uitstraalden.
  • Het slachtoffer op 3 oktober 2022 de voetgangersoversteekplaats opliep, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht ongeveer tussen de 1 en 2 seconde groen licht uitstraalde.
  • De bestuurder van de Toyota, voorafgaand aan het verkeersongeval, het kruispunt was genaderd, met een gemiddelde indicatieve snelheid, gelegen tussen de 54,4 km/h en 61,6 km/h.
  • De bestuurder van de Toyota zijn snelheid verhoogde tijdens het naderen van het kruispunt.
3. Een geschrift, te weten de letselbeschrijving van [slachtoffer] , opgemaakt op 5 december 2022 door S.M. Khargi, forensisch arts KNMG bij GGD Hollands Midden, voor zover inhoudende:
Gegevens van: De heer [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 2016.
Betrokkene is op 03-10-2022 op de Spoedeisende Hulp binnengekomen met de ambulance nadat hij aangereden was op het zebrapad. Bij de opvang was er sprake van braaksel in de ademweg en was er een bloed aanwezig bij de uitgang van de pisbuis.
Bij beeldvormend onderzoek in de vorm van een CT -scan en echo-onderzoek werd het volgende letsel waargenomen:
  • Een gekneusde long met samenvallen van het longweefsel, mogelijk op basis van het inademen van braaksel;
  • Een gescheurde milt zonder dat er veel contrast vloeistof buiten het vaatbed kwam;
  • Een scheurwond in de nier met daarbij bloed in de urine;
  • Een botbreuk in de wervelboog van de 7e nekwervel;
  • Enkele afwijkingen in het hersenweefsel mogelijk passen bij schade aan de uitlopers van de hersencellen (
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 bewezen te verklaren feit van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit. De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 13 oktober 2023.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 3 oktober 2022 (p. 7-8).
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet (Wvw)
Op 3 oktober 2022 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de verdachte als bestuurder van een personenauto in aanrijding is gekomen met [slachtoffer] , een zesjarig jongetje dat tijdens de aanrijding overstak op een voetgangersoversteekplaats.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of, en zo ja, in welke mate de verdachte schuld heeft gehad aan het veroorzaken van het verkeersongeval. Bij de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wvw, komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De mate van schuld
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het rijgedrag van de verdachte niet is aan te merken als roekeloos. Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm is slechts in uitzonderlijke gevallen sprake. Daarvoor is vereist dat door buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Hiervan is niet gebleken. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Wel is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat het ongeval aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 Wvw is te wijten. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte naderde de voetgangersoversteekplaats op het kruispunt met een gemiddelde indicatieve snelheid van tussen de 54,4 km/h en 61,6 km/h, terwijl de maximumsnelheid 50 km/h betrof. Hierbij reed de verdachte in een personenauto op de linker rijstrook. Tijdens het naderen van het kruispunt verhoogde hij zijn snelheid, terwijl de personenauto op de rechter rijstrook juist afremde vanwege de rode verkeerslichten. Op het moment dat de verdachte de kruising opreed, straalden de verkeerslichten al 4,4 seconden rood licht uit. Doordat hij ondanks de rode verkeerslichten doorreed, heeft hij geen voorrang verleend aan een op de voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger, voor wie het verkeerslicht groen licht uitstraalde.
De rechtbank stelt aldus vast dat de verdachte gedurende een langere periode onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Hij heeft immers op het rode noch op het oranje verkeerslicht geacteerd. De verdachte was bovendien nog maar een ruim half jaar in het bezit van zijn rijbewijs en dus een beginnend bestuurder. Van hem mocht juist extra voorzichtigheid worden verwacht. Echter heeft de verdachte twee rood uitstralende verkeerslichten genegeerd en evenmin gereageerd op het signaal dat de personenauto op de rechter rijstrook afremde voor die verkeerslichten. Bovendien is de verdachte met een relatief hoge snelheid, die hij zelfs nog verhoogde, door het rode verkeerslicht gereden. Dit terwijl hij zich bewust had moeten zijn van de omstandigheid dat de voetgangersoversteekplaats wordt gebruikt door kwetsbare verkeersdeelnemers, namelijk voetgangers.
Gelet op bovengenoemd rijgedrag, en met name het samenstel van opeenvolgende fouten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gesproken van een kortstondig moment van onoplettendheid. Het rijgedrag is ver achtergebleven bij dat wat van een gemiddelde automobilist mag worden verwacht en kwalificeert als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Aard van het letsel
De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat door het ongeval bij het slachtoffer is veroorzaakt, een gekneusde long, een gescheurde milt, een scheurwond in de nier, een gebroken nekwervel en enkele afwijkingen in het hersenweefsel, gelet op de aard en de gevolgen daarvan als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 3 oktober 2022 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Loosduinseweg
,zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte
,aldaar
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd het zicht belemmerd door een (afremmende) auto en
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid en
- voor de kruising met de Gaslaan snelheid heeft vermeerderd en vervolgens een voor zijn rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd dat al 4,4 seconden rood licht uitstraalde en
- geen voorrang heeft verleend aan een op een voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger waardoor hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die voetganger, waardoor die voetganger (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gekneusde long, een gescheurde milt, een scheurwond in de nier, een gebroken nekwervel en enkele afwijkingen in het hersenweefsel (
diffuse axonal injury), werd toegebracht;
2
hij, als degene door wiens gedraging (als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt in 's-Gravenhage op de Loosduinseweg, op 3 oktober 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist, een ander (te weten [slachtoffer] ) in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat toepassing van het jeugdstrafrecht niet passend is en heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende reden bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen en dat een gevangenisstraf in deze zaak geen passende strafmodaliteit is. De raadsvrouw heeft verzocht om, indien de rechtbank van oordeel is dat er onvoldoende reden bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen, de zaak aan te houden, teneinde een uitgebreidere reclasseringsrapportage aangaande de verdachte te laten opstellen. De raadsvrouw heeft tot slot verzocht om een taakstraf, eventueel in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, op te leggen.
6.3.
Voorwaardelijk verzoek en het jeugdstrafrecht
De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte is weliswaar relatief jong, maar volgens kalenderleeftijd een volwassen man. Toepassing van het reguliere strafrecht is daarom het uitgangspunt, tenzij er aanknopingspunten zijn om het jeugdstrafrecht toe te passen. Uit het reclasseringsrapport volgt slechts dat de reclassering bij haar advies hierover heeft gekeken naar de leeftijd van de verdachte, dat hij thuiswonend is en ontvankelijk lijkt voor pedagogische beïnvloeding. Die omstandigheden acht de rechtbank echter niet bijzonder of afwijkend an sich en ook niet ten opzichte van leeftijdsgenoten. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de verdachte eigenlijk ‘jonger’ is dan zijn kalenderleeftijd. Ook zijn geen andere argumenten aangevoerd of anderszins gebleken die nopen tot toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw af. Zij heeft aangevoerd noch onderbouwd wat een nadere reclasseringsrapportage kan toevoegen.
6.4.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als beginnend bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij hij zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Hij is met een te hoge snelheid een kruising opgereden en heeft daarbij verkeerslichten genegeerd. Als gevolg hiervan heeft hij een zesjarige voetganger aangereden, die daardoor zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. Na de aanrijding heeft de verdachte, naar eigen zeggen wegens schaamte en shock, de plaats van het ongeval verlaten. Niet alleen heeft de familie van het aangereden jongetje gezien hoe het letsel werd toegebracht, maar ook dat de dader doorreed.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 29 augustus 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank zal het strafblad dan ook niet meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies over de verdachte van 30 augustus 2023, waaruit volgt dat hij schuldbewust is en medeleven en berouw uit richting het slachtoffer en zijn familie. De reclassering schat het risico op recidive laag in en acht het opleggen van bijzondere voorwaarden niet nodig.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank verder rekening houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de negatieve gevolgen die hij reeds heeft ervaren naar aanleiding van het ongeval, zoals het afbreken van zijn schoolgang voor een jaar. Net als de reclassering heeft ook de rechtbank de indruk gekregen dat de verdachte schuldbewust is.
Straf
Hoewel volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden als uitgangspunt geldt voor een overtreding van artikel 6 Wvw met een ernstige mate van schuld, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak niet passend is. De rechtbank acht oplegging van een taakstraf van maximale duur passend en geboden. Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen, alsmede om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst dergelijk rijgedrag te vertonen, zal de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Tot slot acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op zijn plaats.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Ook ziet de rechtbank, gelet op de ernst van het rijgedrag van de verdachte en uit het oogpunt van normhandhaving, aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar op te leggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 7, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) MAAND;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
1 (één) JAAR.
beveelt dat de tijd, dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest, bij de opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere ontzegging in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Diepenhorst, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. K.L. Rook, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.L. Maassen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 oktober 2023.