ECLI:NL:RBDHA:2023:16260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.29191
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over schadevergoeding na opheffing van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

Op 3 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de opheffing van een maatregel van bewaring opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was opgelegd op 13 september 2023, maar op 20 september 2023 werd deze opgeheven. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 26 september 2023 was eiser niet aanwezig, maar de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring was opgeheven. Eiser stelde dat de opheffing was veroorzaakt door vormfouten en dat hij recht had op schadevergoeding voor de periode dat hij onrechtmatig in bewaring was. De staatssecretaris verklaarde echter dat de maatregel was opgeheven vanwege capaciteitsproblemen bij de IND, waardoor er geen vertrekhandeling was verricht binnen de vereiste termijn van zeven dagen.

De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet eerder onrechtmatig was dan het moment van opheffing. Daarom werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29191

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Guman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Procesverloop

1. Bij besluit van 13 september 2023 heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De staatssecretaris heeft op 20 september 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiser voert aan dat, omdat er door de staatssecretaris is aangegeven dat de maatregel van bewaring is opgeheven wegens vormfouten, eiser recht heeft op een schadevergoeding voor de periode dat hij onrechtmatig in bewaring heeft moeten verblijven.
3.1.
Tijdens de zitting heeft de staatssecretaris verklaard dat de maatregel van bewaring is opgeheven op 20 september 2023 omdat er door capaciteitsproblemen bij de IND geen vertrekhandeling is verricht binnen zeven dagen na het opleggen van de maatregel. De voortzetting van de maatregel van bewaring zou vanaf dat moment onrechtmatig worden.
3.2.
De rechtbank oordeelt gelet op hetgeen de staatssecretaris tijdens de zitting heeft verklaard dat de maatregel van bewaring niet eerder dan het moment waarop de staatssecretaris de maatregel heeft opgeheven onrechtmatig was. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.