ECLI:NL:RBDHA:2023:16229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
22/5154
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering chroom-6 Defensie en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft eiser, een voormalig dienstplichtig militair, een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Regeling uitkering chroom-6 Defensie. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Defensie afgewezen, omdat de aandoeningen van eiser niet vermeld stonden in de bijlage van de Regeling. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2023 behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij door omstandigheden, waaronder een operatie en revalidatie, niet in staat was om tijdig bezwaar in te dienen. De rechtbank overweegt dat de bezwaartermijn liep van 19 februari 2022 tot 4 april 2022 en dat de operatie van eiser pas na afloop van deze termijn plaatsvond. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door omstandigheden niet in staat was om tijdig bezwaar in te dienen.

De rechtbank wijst erop dat eiser ook zelf pro forma bezwaar had kunnen indienen om zijn rechten veilig te stellen. De e-mail die eiser op 10 maart 2022 heeft gestuurd, kan niet worden gezien als een pro forma bezwaarschrift, omdat deze niet duidelijk maakt dat eiser het niet eens was met het primaire besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5154

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.M.W.H. Bedaux),
en

de staatssecretaris van Defensie

(gemachtigde: mr. P. Souren).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een uitkering op grond van de Regeling uitkering chroom-6 Defensie (Regeling) afgewezen.
Bij besluit van 12 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser, mr. [naam] en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft vanaf begin 1978 ruim een jaar als dienstplichtig militair gediend bij Defensie. Daarbij is eiser werkzaam geweest als onderhoudsmonteur en mogelijk blootgesteld aan chroom-6 houdende stoffen. In 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Regeling omdat hij bekend is aandoeningen die gerelateerd zijn aan de blootstelling aan chroom-6 zoals onder andere keelkanker en COPD. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen omdat zijn aandoeningen niet genoemd zijn in bijlage 2 van de Regeling. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt maar dat buiten de bezwaartermijn ingediend.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder acht in het bestreden besluit de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het sinds 18 februari 2022 voor hem onmogelijk was om, al dan niet voorlopig, bezwaar in te stellen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser ontving onverwachts het primaire besluit, zonder verzenddatum. Omdat op het besluit een e-mailadres vermeld staat kon eiser er op vertrouwen dat bezwaar via de elektronische weg open stond. Op 10 maart 2022 heeft eiser een e-mail gestuurd naar dat e-mailadres, hetgeen bevestigt is door verweerder. Daarmee mag eiser er op vertrouwen dat zijn aanvraag alsnog in behandeling wordt genomen.
Subsidiair dient verweerder de e-mail van 10 maart 2022 als pro forma bezwaarschrift aan te merken. Aan eiser had een nadere termijn gegeven moeten worden om zijn bezwaar aan te vullen. Ondanks dat verweerder dit nalaat vult eiser zelf zijn gronden aan op 26 april 2022.
Wat is het oordeel van de rechter?
4. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, kan de door eiser opgegeven reden niet leiden tot de conclusie dat de te late indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar is. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is pas sprake als er zich tijdens de bezwaartermijn omstandigheden hebben voorgedaan welke hebben verhinderd om tijdig bezwaar in te stelen. Daarvan is niet gebleken.
De rechtbank overweegt dat eiser op 25 maart 2022 een operatie heeft ondergaan met aansluitend drie weken revalidatie. De bezwaartermijn liep van 19 februari 2022 tot 4 april 2022. De ziekenhuisopname vond dus pas aan het einde van de bezwaartermijn plaats. Gesteld noch gebleken is dat het voor eiser onmogelijk was om in de gehele bezwaartermijn van zes weken bezwaar in te stellen, al dan niet met behulp van een derde. Voor zover eiser niet in staat was om zelf tijdig bezwaar in te stellen had van hem verwacht mogen worden dat hij iemand anders had ingeschakeld om zijn belangen te behartigen. Eiser had ook zelf (pro-forma) bezwaar, op nader aan te voeren gronden, kunnen instellen om de beroepstermijn veilig te stellen. De eigen verantwoordelijkheid van eiser staat daarbij voorop. Dat eiser dit niet heeft gedaan, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
De e-mail van eiser van 10 maart 2022 kan niet gezien worden als een pro-forma bezwaarschrift aangezien uit deze mail niet blijkt dat eiser het niet eens is met het primaire besluit. Het betreft alleen aanvullende informatie over eisers aandoeningen. Het lijkt de rechtbank aannemelijk dat eiser dit toegezonden heeft naar aanleiding van de brief van verweerder van 2 augustus 2021, waarin verweerder vraagt om aanvullende informatie over eisers aandoeningen.
Overigens heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting verklaard dat eiser ondertussen een nieuwe aanvraag heeft gedaan, waarop inhoudelijk is beslist. Eisers betoog dat het onevenredig is om de termijnoverschrijding tegen te werpen omdat er in de toekomst geen inhoudelijke beoordeling meer kan komen kan onder deze omstandigheden dan ook niet slagen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.