ECLI:NL:RBDHA:2023:16225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.32501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko met belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. Eiser was op 4 september 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet. Hij heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 18 oktober 2023 zonder zitting. Eiser betoogde dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is binnen een redelijke termijn, mede door de aardbeving in Marokko en de passieve houding van de Marokkaanse autoriteiten. Hij voerde ook aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat de maatregel van bewaring niet proportioneel is, gezien zijn medische en psychische klachten.

De rechtbank oordeelde dat er geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de handelingen van verweerder, zoals het versturen van rappels en het voeren van vertrekgesprekken, voldoende voortvarend zijn. Eiser's stelling dat hij alle medewerking verleent, werd niet gevolgd, aangezien hij eerder had aangegeven niet te willen meewerken aan zijn uitzetting. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om de maatregel van bewaring op te heffen, en dat de belangen van verweerder zwaarder wegen dan die van eiser. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32501

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 18 oktober 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1986.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 september 2023, zaaknummer NL23.27809, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 13 september 2023, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 13 september 2023.
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Gelet op de verstreken tijd sinds het indienen van de aanvraag voor een lp [2] op 4 september 2023 en het aantal rappels dat verweerder heeft verzonden zonder dat er een reactie is gekomen van de Marokkaanse autoriteiten, is het niet aannemelijk dat een lp zal worden verstrekt. Bovendien liggen de prioriteiten van de Marokkaanse autoriteiten ergens anders vanwege de zware aardbeving die in Marokko heeft plaatsgevonden. Verder voert eiser aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser, terwijl eiser alle medewerking verleent. Ook is ten onrechte geen lichter middel toegepast. In dit kader wijst eiser op zijn medische en psychische klachten. Eiser heeft in bewaring geen toegang tot passende medische zorg. In het detentiecentrum heeft eiser voorts te maken met een zeer strikt regime, wat niet in overeenstemming is met artikel 16 van de Terugkeerrichtlijn. [3] De wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel is ook een onnodige beperking van het privéleven van eiser. De bewaring is daarom niet proportioneel volgens eiser. Verweerder heeft geen individuele belangenafweging gemaakt en heeft slechts met een algemene overweging gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring wordt gehandhaafd.
5. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023, [4] van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. De verstreken tijd sinds het indienen van de lp-aanvraag en het feit dat verweerder twee rappels heeft verstuurd, maken niet dat op voorhand twijfel bestaat over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten binnen afzienbare termijn eisers identiteit en nationaliteit zullen vaststellen en daarna een lp zullen afgeven. Voor zover eiser stelt dat de prioriteiten van de Marokkaanse autoriteiten ergens anders liggen wegens de aardbeving in Marokko, verwijst de rechtbank haar uitspraak van 15 september 2023 waarin is overwogen dat niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten geen lp-aanvragen meer in behandeling nemen. Er is niet gebleken van nieuwe feiten, waardoor er geen reden is voor een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder sinds 13 september 2023 tweemaal schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten en een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd op 12 oktober 2023. Verweerder werkt met deze handelingen voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Ook eisers stelling dat hij alle medewerking heeft verleend (aan zijn uitzetting, rechtbank) en dat
desondanksnog niets is vernomen van de Marokkaanse autoriteiten, wordt niet gevolgd. Eiser heeft namelijk meermaals duidelijk te kennen gegeven dat hij niet wil meewerken aan zijn uitzetting naar Marokko, [5] dan wel dat hij vanwege omstandigheden (kiespijn) niet kan meewerken. [6] Door deze passieve en tegenwerkende houding staat eiser zelf aan een voortvarende uitzetting in de weg.
7. Over wat eiser heeft aangevoerd over de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring en het strikte regime in het detentiecentrum verwijst de rechtbank naar wat zij hierover heeft geoordeeld in haar uitspraak van 15 september 2023. In die uitspraak heeft de rechtbank reeds overwogen dat het detentiecentrum Rotterdam als een speciale inrichting voor bewaring kan worden aangemerkt en dat de bewaringsrechter niet kan oordelen over de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan het regime binnen het detentiecentrum. Er is geen reden om daarover nu anders te oordelen.
8. Verder heeft verweerder geen toepassing hoeven geven aan een lichter middel. De pijn die eiser heeft na een tandartsbezoek geeft daarvoor onvoldoende aanleiding. Eiser heeft in het detentiecentrum toegang tot medische zorg en er mag vanuit worden gegaan dat deze gelijk is aan de zorg in de vrije maatschappij. Voor zover eiser stelt dat zijn verzoeken aan de medische dienst niet worden beantwoord, overweegt de rechtbank dat uit het door eiser overgelegde medische dossier blijkt dat een afspraak bij de huisarts is gemaakt voor de tandpijn. Indien eiser meent dat onvoldoende tijdig wordt gereageerd op zijn verzoeken dan kan hij daarover klagen bij (de medische dienst van) het detentiecentrum. Niet is gebleken dat eiser detentieongeschikt is.
9. Er zijn geen feiten of omstandigheden die de bewaring onevenredig bezwarend maken en voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. Anders dan eiser stelt, blijkt uit de voortgangsrapportage afdoende dat verweerder een voortdurende afweging heeft gemaakt of de bewaring kon voortduren. De rechtbank concludeert dat aan het belang van verweerder bij voortduring van de maatregel meer gewicht toekomt dan aan het belang van eiser bij invrijheidsstelling.
10. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van
bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig
was.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Vertrekgesprekken van 25 juli 2023 en 11 september 2023.
6.Vertrekgesprek van 12 oktober 2023.