ECLI:NL:RBDHA:2023:16205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/647413 / JE RK 23-981 en C/09/653933 / JE RK 23-1883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam01] en [naam03]. De kinderen waren eerder onder toezicht gesteld en er was een machtiging verleend voor hun uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, hebben verzocht om de machtiging te verlengen. De moeder van de kinderen, die momenteel in voorlopige hechtenis verblijft, heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen over de situatie van de moeder en de kinderen nog steeds aanwezig zijn. De moeder is in voorlopige hechtenis vanwege een strafrechtelijk onderzoek en kan op dit moment niet voor de kinderen zorgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat zij langer in het gezinshuis blijven, waar zij zich goed ontwikkelen en een veilige basis hebben. De rechtbank heeft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen tot 31 mei 2024, en het verzoek van de Raad tot een kortere verlenging afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat de gecertificeerde instelling moet blijven werken aan een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/647413 / JE RK 23-981 en C/09/653933 / JE RK 23-1883
Datum uitspraak: 6 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
's-Gravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
en
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Gouda,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
-
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2018 in [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
hierna te noemen: [naam01] .
-
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam03] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam04],
hierna te noemen: de moeder,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting in [geboorteplaats] ,
advocaat: mr. E.A. Breetveld te Den Haag.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 31 mei 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [naam01] en [naam03] onder toezicht gesteld van 31 mei 2023 tot 31 mei 2024 en een machtiging verleend om [naam01] en [naam03] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 31 mei 2023 tot 31 augustus 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden, waarbij de behandeling is verwezen naar de meervoudige kamer.
1.2.
Bij beschikking van 29 augustus 2023 van de meervoudige kamer in deze rechtbank is een machtiging verleend om [naam01] en [naam03] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 31 augustus 2023 tot 31 oktober 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.3.
Het verdere procesverloop blijkt uit het navolgende:
- de beschikking van 29 augustus 2023;
- de update en verzoekschrift II (tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing) met bijlagen van de gecertificeerde instelling, binnengekomen bij de rechtbank op 18 september 2023;
- het gezinsplan van de gecertificeerde instelling van 2 oktober 2023.
1.4.
Op 6 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [naam05] namens de Raad;
  • mevrouw [naam06] en mevrouw [naam07] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door een tolk [X] .

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van 31 mei 2023.

3.De verzoeken

3.1.
Het aangehouden deel van het verzoek van de Raad strekt tot machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam03] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van nog een maand, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad (dus van 31 oktober 2023 tot 30 november 2023).
3.2.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam03] en [naam01] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 31 mei 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het verzoek wordt gehandhaafd. Het aangehouden verzoek strekt nog tot machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een maand. De zorgen over de problematiek van de moeder zijn echter groot en de Raad acht een machtiging tot uithuisplaatsing ook daarna noodzakelijk. De Raad onderschrijft daarom ook het verlengingsverzoek van de gecertificeerde instelling. Daarbij benadrukt de Raad dat het doel nog steeds is om te werken aan terugplaatsing van de kinderen bij de moeder.
4.2.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat de situatie weinig is veranderd sinds de vorige zitting. De moeder zit nog altijd vast in de penitentiaire inrichting in [geboorteplaats] . Het is de gecertificeerde instelling tot nu toe niet gelukt met de moeder in contact te komen. Daardoor is het ook nog niet gelukt om een omgangsmoment tussen de moeder en de kinderen te realiseren. Dit zal op korte termijn wel plaatsvinden. De gecertificeerde instelling vindt dat de kinderen langer in het gezinshuis moeten blijven. De kinderen ontwikkelen zich daar goed en zij hebben daar een veilige en stabiele basis. Ook al zou de moeder binnenkort vrijkomen, dan lijkt zij nog altijd te veel in beslag genomen te worden door haar eigen problematiek om direct weer voor de kinderen te kunnen gaan zorgen. Er ligt een duidelijk plan met voorwaarden om tot een thuisplaatsing van de kinderen te komen. In dat plan staat dat de moeder aan haar eigen problematiek moet werken. Daartoe acht de gecertificeerde instelling het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk. Zo komt er zicht op de mogelijkheden van de moeder en wordt duidelijk waar zij – eventueel – hulp bij nodig heeft. Ook is het belangrijk dat de moeder werkt aan haar verslavingsproblematiek. De gecertificeerde instelling heeft al gezocht naar mogelijkheden voor een gezinsopname van de moeder en de kinderen. Die mogelijkheid bestaat en daarvoor is de moeder ook al aangemeld. Wanneer de moeder vrijkomt, kan zij begeleid wonen in Gouda. Het is de bedoeling dat de kinderen gefaseerd bij de moeder terug worden geplaatst. Aangezien er nog de nodige stappen gezet moeten worden, vindt de gecertificeerde instelling de verzochte duur van de machtiging tot uithuisplaatsing passend en geboden.
4.3.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de verzochte duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder begrijpt dat de kinderen op dit moment niet bij haar kunnen zijn. In het kader van de strafzaak is de gevangenhouding voor 90 dagen bevolen. De moeder heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Over enkele maanden zal er meer duidelijkheid zijn over het strafrechtelijk onderzoek. Gelet hierop voert de moeder aan dat de machtiging tot uithuisplaatsing slechts voor korte duur, te weten voor maximaal twee of drie maanden, verlengd moet worden. Op die manier kan er een tussentijds toetsmoment plaatsvinden. Dat is belangrijk omdat de uithuisplaatsing een ingrijpende maatregel is. De moeder heeft een belast verleden. Zij is, zwanger van [naam03] , gevlucht uit [A] . Zij kampt met sombere gedachten door de uithuisplaatsing van de kinderen. Het is noodzakelijk dat de uithuisplaatsing zo kort mogelijk duurt en dat de gecertificeerde instelling voortvarend te werk gaat met hereniging van de kinderen met de moeder. De moeder mist de kinderen ontzettend en hoopt dan ook dat er zo snel mogelijk een omgangsmoment wordt gerealiseerd.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam03] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Daartoe overweegt de rechtbank dat de zorgen zoals beschreven in de beschikking van 29 augustus 2023 nog onverminderd aanwezig zijn. De moeder verblijft op dit moment in voorlopige hechtenis, op verdenking van het steken van een beveiliger. De omstandigheden waaronder dit incident heeft plaatsgevonden en de stand van het strafrechtelijk onderzoek zijn de rechtbank niet bekend. Het is wel duidelijk dat de moeder in de komende periode niet voor de kinderen kan zorgen. De rechtbank vindt het daarom in het belang van de kinderen dat zij langer in het gezinshuis blijven. De kinderen hebben een veilige en stabiele basis in het gezinshuis en ontwikkelen zich daar goed. De rechtbank benadrukt dat een uithuisplaatsing in beginsel een tijdelijke maatregel is en dat de gecertificeerde instelling in het kader van de ondertoezichtstelling moet werken aan een terugplaatsing bij de moeder. De rechtbank heeft van de gecertificeerde instelling begrepen dat er een duidelijk plan ligt om toe te werken naar een gezamenlijk verblijf van de moeder en de kinderen in een begeleid wonen traject. Voordat daartoe kan worden overgegaan, moet er nog veel gebeuren. Zolang de moeder in (voorlopige) hechtenis zit, kan dat traject niet starten. Bovendien heeft de gecertificeerde instelling als voorwaarden gesteld dat er een persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen bij de moeder en dat de moeder aan haar eigen problematiek werkt, hetgeen ook enige tijd zal duren. De rechtbank ziet daarom noodzaak om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor de verzochte duur, te weten tot 31 mei 2024. De rechtbank ziet geen aanleiding – zoals door de advocaat van de moeder verzocht – om een tussentijds toetsmoment te creëren. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting uitgebreid toegelicht wat de plannen zijn en de rechtbank heeft er vertrouwen in dat de gecertificeerde instelling die plannen ook zal uitvoeren. De rechtbank vertrouwt erop dat de kinderen (stapsgewijs) worden teruggeplaatst bij de moeder zodra dat mogelijk is.
5.3.
Uit de toewijzing van het verzoek tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing volgt dat voor toewijzing van het aangehouden verzoek tot de machtiging tot uithuisplaatsing van de Raad (
C/09/647413 / JE RK 23-981) geen plaats meer is. De rechtbank wijst dat verzoek van de Raad dan ook af.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam03] in een gezinsgerichte voorziening tot 31 mei 2024;
6.2.
wijst af het aangehouden verzoek van de Raad tot de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam03] (
C/09/647413 / JE RK 23-981);
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023 door mr. A.M.A. Keulen, mr. M.H. Rochat en mr. T.M.M.P. Westbroek, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 18 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.