ECLI:NL:RBDHA:2023:16174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/643246/KG RK 23-270
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. D.R. van der Meer in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft verzoeker op 13 februari 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. D.R. van der Meer, rechter bij de Rechtbank Den Haag, in verband met een groot aantal bestuursrechtelijke zaken. Het verzoek betreft 31 hoofdzaken, waarvan verzoeker zelf partij is in enkele en voor anderen als gemachtigde optreedt. De wrakingskamer heeft het verzoek als afzonderlijke verzoeken aangemerkt en op 22 maart 2023 geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat in een aantal zaken al einduitspraak is gedaan, waardoor wraking niet meer mogelijk is. Voor de overige zaken zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Verzoeker heeft eerder ook wrakingsverzoeken ingediend, die eveneens niet-ontvankelijk zijn verklaard. De wrakingskamer concludeert dat verzoeker het middel van wraking misbruikt om de voortgang van de procedures te frustreren. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023-35
zaak- /rekestnummer: C/09/643246 / KG RK 23-270
Beslissing van 22 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. D.R. van der Meer,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Op 13 februari 2023 heeft verzoeker per e-mail een wrakingsverzoek ingediend in ruim 50 verschillende hoofdzaken die aanhangig zijn bij team bestuursrecht van deze rechtbank. Deels is verzoeker zelf partij in deze hoofdzaken, deels hebben de hoofdzaken betrekking op vier andere personen, voor wie verzoeker al dan niet als gemachtigde optreedt.
1.2.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek per persoon op wie de hoofdzaken betrekking hebben aangemerkt als een afzonderlijk verzoek. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de hoofdzaken waarin verzoeker zelf partij is, wordt in onderhavige beslissing, onder bovenvermeld wrakingsnummer en zaak-/rekestnummer, beslist.
1.3.
Op 5 maart 2023 is op het e-mailadres van de wrakingskamer een e-mail binnengekomen van verzoeker, waarin hij in drie in die e-mail genoemde zaken een verzoek tot wraking van de rechter indient. Eén van die zaken (SGR 21/7916) is ook onderdeel van het wrakingsverzoek van 13 februari 2023. De e-mail van 5 maart 2023 wordt in zoverre aangemerkt als aanvulling op het onder 1.1 genoemde wrakingsverzoek. Op de overige twee zaken genoemd in de mail van 5 maart 2023 (SGR 20/2648 en SGR 20/4257) wordt in deze beslissing, onder bovenvermeld wrakingsnummer en zaak-/rekestnummer, ook beslist.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek zoals ingediend op 13 februari 2023 strekt tot wraking van de rechter in 31 zaken van verzoeker, namelijk de zaken met nummers
SGR 20/2648,
SGR 20/4781,
SGR 20/977,
SGR 21/1445,
SGR 21/1446,
SGR 21/4673,
SGR 21/47,
SGR 21/5231,
SGR 21/5232,
SGR 21/5233,
SGR 21/5276,
SGR 21/5277,
SGR 21/5278,
SGR 21/6360,
SGR 21/7412,
SGR 21/7902,
SGR 21/7916,
SGR 21/8152,
SGR 21/8214,
SGR 22/1226,
SGR 22/4025,
SGR 22/43,
SGR 22/44,
SGR 22/5187,
SGR 22/5189,
SGR 22/5803,
SGR 22/5838,
SGR 22/5841,
SGR 22/5843,
SGR 22/808 en
SGR 22/906.
2.2.
Volledigheidshalve merkt de wrakingskamer op dat op de in de e-mail van 13 februari 2023 opgenomen lijst met nummers van zaken van verzoeker een aantal zaken staat dat betrekking heeft op de andere personen. Deze uitspraak bevat geen beslissing over die zaken. Eén van de genoemde zaaknummers heeft bovendien noch betrekking op verzoeker, noch op een van de andere personen op wie het e-mailbericht van 13 februari 2023 betrekking heeft. Deze uitspraak bevat geen beslissing over die zaak.
2.3.
Het verzoek zoals ingediend op 5 maart 2023 strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 20/2648, SGR 20/4257 en SGR 21/7916. Het eerste en laatstgenoemde zaaknummer waren ook in het verzoek van 13 februari 2023 opgenomen.
2.4.
De onder 2.1 en 2.3 genoemde zaken worden hierna gezamenlijk ook aangeduid als ‘de hoofdzaken’. In de hoofdzaken zijn verschillende wederpartijen betrokken.
2.5.
Verzoeker heeft al eerder, op 10 januari 2023, tegen mr Van der Meer een wrakingsverzoek ingediend in de zaken met nummers:
SGR 20/2648,
SGR 20/4257,
SGR 21/7916,
SGR 21/6360,
SGR 20/977,
SGR 21/7902 en
SGR 21/7412.
Deze zaaknummers zijn ook onder 2.1 en 2.3 vermeld en in deze zaken zijn de wrakingsverzoeken bij beslissingen van 7 februari 2023 en 28 februari 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
2.6.
De inhoud van het per e-mail van 13 februari 2023 ingediende verzoek luidt als volgt:
“L.S.,
Zoals aangegeven wraak ik dhr. Van der Meer in alle ondergenoemde zaken. Ook als er geen hoorzitting plaats vindt wraak ik dhr. Van der Meer. Dit betekent dat hij dus niet zomaar uitspraken mag doen zonder dat altijd het wrakingsverzoek wordt behandeld. De tegenstrijdigheid en bevooroordeeldheid heeft dit ons doen besluiten. Ik moet de zaak nummers noemen bij dezen hebt u dezen allemaal. Zoals aangegeven lijkt het ons verstandig dhr. Van der Meer niet meer op de zaken te zetten, maar dat is de keuzen die u hebt.
Cura ut valeas,
[verzoeker] ”
Onder deze tekst noemt verzoeker van de vijf personen (onder wie hijzelf) nummers van zaken van die personen die bij de rechtbank, team bestuursrecht, in behandeling zijn.
2.7.
Het aanvullende wrakingsverzoek van 5 maart 2023 luidt als volgt:
“Geachte wrakingskamer,
Hierbij doe ik een tweede wraking van de rechter gezien ik nog steeds twijfelt over de partijdigheid van de rechter en omdat er ook nieuwe feiten en omstandigheden zijn.
Ik wil een getuigenverklaring indienen dat ik ontoerekenvatbaar was en in de tijd van de zitting en erna corona had, ik had geen belangenbehartiger waardoor er niet van mij verwacht kan worden dat ik alle juridische regelgeving ken. Daarnaast wat de wrakingskamer doet is de rechters onschendbaar maken voor haar fouten en dit stilzwijgend maar zo laten. Het feit dat de eerste wraking niet-ontvangkelijk is verklaard is onbegrijpelijk dan had het ongegrond verklaard moeten worden. Want zo lang er geen uitspraak is gedaan kan de rechter ten alle tijden worden gewraakt en dit is ook door mij gedaan. Ik twijfel nog steeds aan de partijdigheid van de rechter a fortiori nu in de wrakingshoorzitting ook door de rechter meer duidelijk werd en ook de rechter aangaf dat hij aan mij vroeg over de medische stukken, terwijl dit noch aan mij is maar aan de gemeente een keuring te doen of zelfs medische stukken op te vragen. Ik kan niet zelf medische stukken klakkeloos indienen overal en nergens daarnaast doet mijn huisarts dit niet en zei dat de medicus hen kan benaderen als er vragen zijn of rapporten ingebracht moeten worden. Ik verzoek de wrakingskamer de tweede wraking alsnog in behandeling te nemen en opnieuw alles te beoordelen gezien de nieuwe feiten en informaties.
Daarnaast zie ik ook niet in de wrakingsuitspraak dat alle stukken/bijlagen zijn meegenomen ook mede hierom verzoek ik de wrakingskamer alles opnieuw te beoordelen. Ik zie ook graag het dossier van de wrakingskamer tegemoet gezien ik dan weet wat er mist
Als dingen ook niet duidelijk zijn dan wil ik dit ook nog toelichten en stukken ter onderbouwing inbrengen.
Vide infra de verklaring.
Cura ut valeas,
[verzoeker] ”

3.De beoordeling

Toetsingskader
3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Inhoudelijke beoordeling
3.2.
De wrakingskamer is er door de griffie van team bestuursrecht heeft (de griffie van) de wrakingskamer erover over geïnformeerd dat de zaak met zaaknummer SGR 21/5276 ten onrechte is ingeschreven en dat dat dossier is afgesloten. Gelet hierop is het verzoek voor zover dat betrekking heeft op die hoofdzaak niet-ontvankelijk.
3.3.
In de navolgende hoofdzaken is al einduitspraak gedaan, deels door de rechter tegen wie het wrakingsverzoek zich richt, deels door andere rechters:
SGR 21/4673,
SGR 21/7412,
SGR 21/7902,
SGR 21/8214,
SGR 22/1226,
SGR 22/4025,
SGR 22/5187,
SGR 22/5803,
SGR 22/5843 en
SGR 22/808.
De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen voor zover het betrekking heeft op deze hoofdzaken. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat verzoeker verzet heeft ingesteld of wellicht nog wil instellen tegen de uitspraken die in deze hoofdzaken zijn gedaan. Een verzet wordt behandeld door een andere rechter dan de rechter die de uitspraak waartegen verzet wordt ingesteld heeft gedaan. Voor zover de einduitspraak is gedaan door de rechter en verzet (nog) mogelijk is, is de rechter in de verzetzaken dus niet de behandelend rechter. Voor zover de einduitspraak is gedaan door een andere rechter, is – zo blijkt uit informatie van de griffie van team bestuursrecht – verzet niet (meer) mogelijk, omdat de verzettermijn is verstreken of omdat de einduitspraak niet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht is gewezen.
3.4.
Voor de andere hoofdzaken is in het op 13 februari 2023 ingediende verzoek tot wraking alleen vermeld dat “de tegenstrijdigheid en bevooroordeeldheid” reden was om het wrakingsverzoek in te dienen. Dit wordt op geen enkele wijze onderbouwd. Aan het verzoek tot wraking zijn dan ook geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd die tot wraking van de rechter kunnen leiden. De wet schrijft bovendien voor dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek bekend zijn geworden en dat deze tegelijk moeten worden voorgedragen. Het op 13 februari 2023 ingediende wrakingsverzoek voldoet evenmin aan deze voorschriften.
3.5.
Het aanvullende wrakingsverzoek van 5 maart 2023 betreft een volgend wrakingsverzoek tegen dezelfde rechter. Verzoeker heeft echter geen feiten en omstandigheden aangevoerd die betrekking hebben op de onpartijdigheid van de rechter, die pas na het eerdere wrakingsverzoek (van 10 januari 2023 dan wel 13 februari 2023) aan hem bekend zijn geworden.
3.6.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, zal het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
Wrakingsverbod
3.7.
Verzoeker heeft al meerdere wrakingsverzoeken in een groot aantal zaken ingediend. Op 7 februari 2023 en 28 februari 2023 zijn wrakingverzoeken van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Het wrakingsverzoek van 13 februari 2023 en het aanvullende wrakingsverzoek van 5 maart 2023 bevatten geen concrete wrakingsgronden, maar wel een herhaling van reeds eerder ingediende wrakingsgronden. Gezien de grote hoeveelheid wrakingsverzoeken die zijn ingediend en het gebrek aan onderbouwing daarvan, concludeert de wrakingskamer dat het middel van wraking wordt gebruikt met geen ander doel dan het frustreren van de voortgang van de procedures. Daarmee is sprake van misbruik. Gelet hierop ziet de wrakingskamer aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaken niet meer in behandeling genomen zal worden.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking (d.w.z. het verzoek van 13 februari 2023 en het aanvullende wrakingsverzoek van 5 maart 2023) kennelijk niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 en 2.3 genoemde zaken waarin nog geen einduitspraak is gedaan (de zaken waarin einduitspraak is gedaan zijn vermeld in 3.3) en met uitzondering van de zaak met nummer SGR 21/5276 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de onder 2.1 en 2.3 genoemde zaken waarin nog geen einduitspraak is gedaan (de zaken waarin einduitspraak is gedaan zijn vermeld in 3.3) en met uitzondering van de zaak met nummer SGR 21/5276 niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de wederpartijen in de hoofdzaken;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.