ECLI:NL:RBDHA:2023:16156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
10330873 RL EXPL 23-2487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Achterstallige betalingen na einde arbeidsovereenkomst en de toepasselijkheid van de cao Ziekenhuizen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever, De Heeren van de Archipel B.V., handelend onder de naam Carnegieclinics. De werknemer, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.E.P. Gustings, vorderde een verklaring voor recht dat de werkgever de arbeidsovereenkomst onrechtmatig had opgezegd en eiste betaling van achterstallig loon, kilometervergoeding, eenmalige uitkeringen en meeruren. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. M.M.J.F. Sijben, betwistte de vorderingen en stelde dat de werknemer nevenwerkzaamheden had verricht in strijd met de arbeidsovereenkomst.

De procedure begon met een dagvaarding op 3 februari 2023. De werknemer was sinds 1 november 2018 in dienst bij de werkgever en had haar arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 april 2022. De werkgever had echter niet tijdig aan haar betalingsverplichtingen voldaan, wat leidde tot het geschil. De kantonrechter oordeelde dat de cao Ziekenhuizen van toepassing was op de arbeidsovereenkomst en dat de werkgever niet voldoende had onderbouwd dat partijen een andere afspraak hadden gemaakt over de toepasselijkheid van de cao.

De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer grotendeels toe, inclusief de betaling van achterstallig loon en eenmalige uitkeringen, en matigde de wettelijke verhogingen. De vordering van de werkgever in reconventie, die stelde dat de werknemer het nevenwerkzaamhedenverbod had overtreden, werd afgewezen. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
IB/c
Rolnr.: 10330873 \ RL EXPL 23-2487
Datum vonnis: 29 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. N.E.P. Gustings,
tegen
de besloten vennootschap De Heeren van de Archipel B.V.,
handelende onder de naam Carnegieclinics,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. M.M.J.F. Sijben.

1.Procedure

1.1.
Deze procedure is begonnen met een dagvaarding. De dagvaarding is op 3 februari 2023 bij de werkgever bezorgd.
1.2.
Daarna heeft de kantonrechter kennis genomen van:
  • de conclusie van antwoord, met daarin ook een tegenvordering (vordering in reconventie);
  • de conclusie van antwoord in reconventie.
1.3.
De kantonrechter heeft de zaak op 3 augustus 2023 mondeling behandeld. Bij deze mondelinge behandeling waren aanwezig: de werknemer met haar gemachtigde en mevrouw [naam01] , [functie01] , namens de werkgever, met de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Deze aantekeningen zitten in het dossier, evenals de spreekaantekeningen van beide gemachtigden.

2.Feiten

2.1.
De werknemer is op 1 november 2018 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de werkgever in de functie van [functie02] . Met ingang van 1 januari 2019 werkte zij 24 uur per week.
2.2.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen is verder, voor zover van belang, het volgende opgenomen.

Artikel 1 Indiensttreding
[…] 4. Werkgever kan van werknemer verlangen in bijzondere gevallen overwerk te verrichten. Voor het overwerk zal werknemer tijd voor tijd krijgen.
[…]
6. Op de onderhavige arbeidsovereenkomst is de cao Ziekenhuizen van toepassing.
[…]
Artikel 3 Loon
[…] 3. Werknemer ontvangt een reiskostenvergoeding voor het woon-, werk- en zakelijk verkeer gebaseerd op EUR 0,19 per kilometer.
[…]
Artikel 8 Nevenwerkzaamheden
Werknemer zal haar volledige werkkracht ten dienst stellen van werkgever. Het is haar, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, niet toegestaan gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst al dan niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden uit te voeren.
[…]
Artikel 19 Boetebeding
Bij overtreding […] van de artikelen 8 […] is werknemer, in afwijking van artikel 7:650 Burgerlijk Wetboek, een direct opeisbare boete ten gunste van werkgever verschuldigd van EUR 1.000 per overtreding, vermeerderd met EUR 500 voor iedere dag […] waarop zodanige overtreding voortduurt. […]”
2.3.
Eind december 2021 en begin 2022 heeft de werknemer aan de werkgever te kennen gegeven dat het werk haar te veel werd naast de zorg voor haar gezin en haar zieke vader en dat zij daarom met het werk wilde stoppen. Daarna hebben partijen verder met elkaar gesproken tot welke datum de werknemer nog wilde/kon werken, hoeveel uren zij nog wilde/kon werken en in hoeverre zij in verband met gewerkt overwerk ‘tijd voor tijd’ wilde/kon opnemen. Tot en met maart 2022 heeft de werknemer gewoon gewerkt, in april heeft zij minder uren gewerkt en ‘tijd voor tijd’ opgenomen.
2.4.
Per e-mail van 1 april 2022 heeft de werknemer de volgende brief aan de werkgever gestuurd. Deze brief was gedateerd op 11 januari 2022.
“Onderwerp: opzeggen arbeidsovereenkomst
[…]
Zoals vandaag besproken zeg ik mijn arbeidsovereenkomst […] op. De voor mij geldende opzegtermijn is één kalendermaand. Echter op jullie verzoek houd ik een termijn van twee kalendermaanden aan.
Graag neem ik vanaf 01 april 2022 mijn resterende verlof op. Uit de berekening zal moeten blijken op welke uitdiensttreed datum we daarmee uitkomen. […]”
2.5.
Op 28 april 2022 heeft de werkgever de werknemer het volgende bericht.
“[…] Er is een discrepantie tussen jouw eerste berekening en tweede berekening. Daarnaast komen wij zelf ook weer tot een andere berekening. Ik zal je later onze berekening toesturen. Wellicht is er ergens een fout ingeslopen.
Verder heeft onze vorige accountant een foute berekening gemaakt met het aantal vakantie-uren en bovenwettelijke vakantie-uren waar je recht op zou hebben […]. Dit zouden eigenlijk 96 vakantie-uren en 26,67 bovenwettelijke vakantie-uren per jaar moeten zijn. Het is verkeerd in het contract opgenomen dus moeten we dit zo laten.
Op advies van onze accountant willen wij de resterende uren in een keer uitbetalen (in mei) en jouw dienstverband na 30 april dus beëindigen.
 Een werkgever is niet verplicht een reiskosten-vergoeding te geven […] Er staat nu een algemene bepaling in jouw contract wat de reiskosten-vergoeding bedraagt (0,19 euro) maar in het CAO-ziekenhuiswezen staat een vergoeding van 0,08 euro. Gebruikelijk is dat een werknemer tot 5 km eigenlijk geen reiskosten declareert. Maar omdat het nu zo in het contract staat moeten we het zo laten. Er is indertijd wel afgesproken dat jij maandelijks ook een bedrag van 11,20 euro ontvangt voor reiskosten (in totaal 40 maanden dus dat is 448 euro) dat moeten we dan wel van jouw declaratie aftrekken. […] Een werkgever hoeft eigenlijk niet de vergoeding te verhogen als een werknemer er zelf voor kiest om verder weg te gaan wonen. Wij stellen voor om de afstand op 4,5 km te zetten en daar de vergoeding op te berekenen minus de door jou al ontvangen bijdrage.
Morgen kunnen we dit alles verder bespreken en goed afwikkelen. […]”
2.6.
Op 29 april 2022 hebben partijen verder met elkaar gesproken over de afwikkeling van het dienstverband.
2.7.
Met ingang van mei 2022 heeft de werknemer niet meer bij de werkgever gewerkt.
2.8.
Op 20 mei 2023 heeft de werkgever aan de werknemer bericht:
“Hierbij stuur ik je drie opties mbt uitbetaling aan het einde van jouw dienstverband. De eerste twee opties betreffen het in een keer uitbetalen van de overuren […]. De derde optie is om de overuren te spreiden over 4 maanden. Dus met terugwerkende kracht over de maanden januari t/m april. Bij deze optie houdt je het meeste over […].
Wij willen je daarom voorstellen je volgens deze derde optie uit te betalen. Daarnaast berekenen we dus de km-vergoeding zoals in ons gesprek in april afgesproken, met verrekening van de al door jou ontvangen maandelijkse bijdrage. […] In onze berekening die we onderling hebben afgestemd zijn we dus uitgegaan van 366,30 resterende uren.
Wij zijn van mening dat we jou met dit voorstel zoveel mogelijk tegemoet komen. De door jou voorgestelde optie om nog 3 maanden in dienst te blijven is voor ons geen mogelijkheid. Dit hebben we in ons gesprek in april uitgebreid toegelicht.
Wij zien je reactie gaarne tegemoet.”
2.9.
Op 23 mei 2023 reageert de werknemer hierop:
“In ons gesprek van 29 april jl. hebben wij besproken dat […] het accountantskantoor […] een berekening zou maken alsof ik nog in dienst zou zijn gedurende de periode van de uren die ik open heb staan. Deze berekening heb ik niet ontvangen. Graag ontvang ik de loonstroken over mei, juni, juli en augustus tot en met de 18de. Op die datum kom ik uit als ik 366,50 uur vooruit tel vanaf 01 mei 2022. Reiskosten hoeven daarin niet opgenomen te worden.”
2.10.
Daarop antwoordt de werkgever:
“Zoals ook al aangegeven […] is de berekening voor 3 maanden nog in dienst blijven, géén optie voor ons. Wij hebben dit ook uitgebreid aangegeven en besproken tijdens ons gesprek in april. Wij hebben in de mail van 20 mei de drie mogelijkheden aangedragen […]. Wij zien jouw reactie graag zo spoedig mogelijk tegemoet.”
2.11.
Op 27 mei 2022 heeft de werknemer zich ziek gemeld.
2.12.
Op 3 juni 2022 bericht de werknemer aan de werkgever:
“Het salaris van mei 2022 is door mij nog niet ontvangen. Ook het vakantiegeld is niet overgemaakt. Andere jaren werd het vakantiegeld wel in mei uitbetaald. Willen jullie het nakijken en in orde maken?”
2.13.
Op 5 juni 2022 antwoordt de werkgever:
“[…] Ik begrijp werkelijk niet dat jij op deze manier ons behandeld […] Wij hebben jou een zeer genereuze (buiten het officiële contract) aanbod gedaan van al je overuren en meer!!! […] wij hebben jou op 20 mei een mail gestuurd met de voor ons enige 3 opties waarop jij niet gereageerd hebt! Je hebt geen keuze willen maken. Je bent in alle stukken en mails per 30 April uit dienst!”
2.14.
Op 7 juni 2022 heeft de werkgever aan de werknemer € 1.636,43 netto betaald. Blijkens de daarbij verstrekte eindafrekening heeft dit bedrag betrekking op vakantiegeld en eindejaarsuitkering.
2.15.
De door de werknemer ingeschakelde adviseur [naam02] heeft zich in een brief van 23 juni 2022 aan de werkgever namens de werknemer op het standpunt gesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog altijd voortduurt omdat de werknemer aan haar opzegging de voorwaarde had verbonden dat zij haar resterende verlofrechten (366 uur) zou kunnen opnemen en partijen over deze voorwaarde geen overeenstemming hebben kunnen bereiken.
2.16.
De vervolgens door de werknemer ingeschakelde jurist (haar gemachtigde) heeft bij brief van 20 oktober 2022 onder meer aanspraak gemaakt op betaling van kilometervergoeding, niet toegekende loonsverhogingen en eenmalige uitkeringen op basis van de cao Ziekenhuizen, uitbetaling van 366,5 openstaande meeruren tot en met april 2022 en onregelmatigheidstoeslag.
2.17.
Op 16 december 2022 heeft de werkgever aan de werknemer € 5.051,88 netto betaald. Blijkens de daarbij verstrekte eindafrekening heeft dit bedrag betrekking op een bruto bedrag van € 7.751,48 aan meeruren, € 645,70 bruto aan vakantiegeld, € 645,70 bruto aan eindejaarsuitkering en € 123,50 netto aan nabetaling reiskosten.

3.Vordering, grondslag en verweer in conventie

3.1.
De werknemer vordert een verklaring voor recht dat de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 en artikel 7:671a BW.
3.2.
Daarnaast vordert de werknemer veroordeling van de werkgever om binnen twee dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen:
3.2.1. € 136,21
netto aan kilometervergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2022;
3.2.2. € 5.003,72
bruto aan achterstallig loon (inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering), te vermeerderen met de wettelijke rente over:
  • € 1.549,21 (loon etc. over 2020) vanaf 1 januari 2021;
  • € 2.252,13 (loon etc. over 2021) vanaf 1 januari 2022;
  • € 1.202,38 (loon etc. over de periode van januari t/m april 2022) vanaf 1 mei 2022;
3.2.3. € 966,67
bruto aan achterstallige eenmalige uitkeringen over 2020 en 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
  • € 800,00 (eenmalige uitkering 2020) vanaf 1 februari 2020;
  • € 166,67 vanaf 1 maart 2022;
3.2.4. € 1.813,83
bruto aan niet betaalde meeruren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2022;
3.2.5. € 188,02
bruto aan niet betaalde onregelmatigheidstoeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2022;
3.2.6. € 4.190,28
aan wettelijke verhoging over de onder 3.2.1 tot en met 3.2.5. genoemde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2022;
3.2.7. € 4.521,44
aan wettelijke verhoging over de in december 2022 uitbetaalde bruto bedragen (zie 2.17), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2023;
3.2.8. € 945,92
aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dagvaarding,
met veroordeling van de werkgever in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten en met rente bij niet tijdige betaling. De werknemer wil dat de kantonrechter voor zover mogelijk bepaalt dat het vonnis ook mag worden uitgevoerd als het nog niet onherroepelijk is (dat houdt in dat de rechter het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart).
3.3.
De werknemer legt aan deze vordering ten grondslag dat de werkgever gehouden is de arbeidsovereenkomst en de daarop toepasselijke cao na te komen en dat zij dat niet tijdig heeft gedaan, zodat zij ook rente, wettelijke verhoging en kosten moet betalen.
3.4.
De werkgever vraagt de kantonrechter de vordering van de werknemer af te wijzen en de werknemer in de kosten van de procedure te veroordelen. Zij betwist dat de werknemer belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. Zij stelt dat partijen in afwijking van de tekst van de arbeidsovereenkomst mondeling hebben afgesproken dat zij de cao Ziekenhuizen slechts zullen volgen als deze algemeen verbindend wordt verklaard. Subsidiair voert zij aan dat de toepasselijkverklaring van de cao in artikel 1 van de arbeidsovereenkomst slechts kan zien op de toen geldende cao en niet op opvolgende cao’s. Met betrekking tot de kilometervergoeding stelt zij dat partijen daarover een bedrag hebben afgesproken dat zij reeds heeft uitbetaald in december 2022. Verder vraagt zij om matiging tot nihil van de gevorderde wettelijke verhogingen omdat de werknemer pas na het einde van de arbeidsovereenkomst aanspraak is gaan maken op de gevorderde bedragen.

4.Vordering, grondslag en verweer in reconventie

4.1.
De werkgever vordert een verklaring voor recht dat de werknemer (in de periode van 1 december 2018 tot en met 30 april 2022) het bepaalde in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft overtreden.
4.2.
Daarnaast vordert de werkgever dat de werknemer wordt veroordeeld tot betaling aan haar van de door haar verschuldigde boetes van in totaal € 593.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van ontstaan van de vordering, en tot betaling van de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten en met rente bij niet tijdige betaling.
4.3.
De werkgever legt aan deze vordering ten grondslag dat de werknemer naast haar functie bij de werkgever vanaf februari 2019 ook parttime elders heeft gewerkt, te weten in het bedrijf van haar partner, Care Portal B.V. Dit blijkt volgens de werkgever uit de LinkedIn-pagina van de werknemer, waarop staat dat zij vanaf die datum parttime bij dat bedrijf werkt en uit het feit dat zij gedurende haar dienstverband e-mailberichten aan de werkgever heeft gestuurd met een mailadres dat als domeinnaam de naam van het bedrijf Care Portal heeft. Daardoor heeft zij een boete verbeurd van € 1.000,00 per overtreding en € 500,00 per dag dat de overtreding voortduurde (vanaf 1 februari 2019 tot 1 mei 2022 is dat 1184 dagen).
4.4.
De werkgever vraagt de kantonrechter de vordering van de werknemer af te wijzen en de werknemer in de kosten van de procedure te veroordelen, met nakosten. Volgens haar is het beding met het verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden nietig omdat de werkgever niet heeft aangetoond dat er sprake is van een objectieve grond die het verbod rechtvaardigt. Daarnaast betwist zij dat zij gedurende haar dienstverband werkzaamheden elders heeft verricht.

5.Beoordeling in conventie

Verklaring voor recht
5.1.
De werknemer legt zich in deze procedure erbij neer dat haar dienstverband met de werkgever is geëindigd per 1 mei 2022. Toch wil zij dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de werkgever onregelmatig heeft opgezegd. Zij verbindt daaraan geen vordering tegen de werkgever. Volgens de werknemer heeft zij belang bij de verklaring voor recht omdat zij daarmee sterker staat bij het aanspreken van haar vorige rechtshulpverlener, [naam02] , tot schadevergoeding. Een verklaring voor recht in deze procedure heeft echter geen kracht van gewijsde ten opzichte van [naam02] . Een wellicht toch enigszins sterkere onderhandelingspositie ten opzichte van [naam02] is geen belang dat in een procedure tegen de werkgever geldend kan worden gemaakt. Daarom zal de gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen.
Kilometervergoeding
5.2.
Bij de mondelinge behandeling is gebleken dat de werknemer in haar vordering met betrekking tot de kilometervergoeding nog geen rekening had gehouden met het bedrag dat in december 2022 aan reiskostenvergoeding was uitbetaald. Als het door haar gevorderde bedrag (€ 136,21 netto) wordt verminderd met deze uitbetaling (€ 123,50) resteert nog slechts een bedrag van € 12,71 netto. De vordering tot betaling van dit verschil wordt afgewezen, omdat de kantonrechter van oordeel is dat uit de hiervoor onder 2.8 en 2.9 weergegeven berichten, in samenhang met de uiteindelijk verrichte uitbetaling, voldoende volgt dat partijen over de hoogte van de kilometervergoeding en over de wijze van berekening overeenstemming hadden bereikt en de werkgever conform deze overeenstemming heeft uitbetaald. Volgens de werknemer was aan die overeenstemming het voorbehoud verbonden dat een algehele regeling zou worden bereikt, maar dat ziet de kantonrechter in de berichten niet terug. De discussie die tussen partijen open is blijven staan, ziet alleen op de wijze van uitbetaling van de meeruren. Bovendien houdt de werknemer wel vast aan de bereikte deelovereenstemming over de hoeveelheid meeruren, zodat zij in dit opzicht zelf ook niet de eis stelt dat algehele overeenstemming moest worden bereikt.
Toepasselijkheid cao
5.3.
Het beding in de arbeidsovereenkomst dat de cao van toepassing is moet worden uitgelegd aan de hand van de zogenaamde Haviltex-norm. Daarbij geldt dat de vraag hoe de verhouding tussen partijen in dit beding is geregeld, niet alleen kan worden beantwoord op grond van tekst van dit beding. Voor de beantwoording van die vraag komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dit beding mochten toekennen en op hetgeen zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg moet de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het geval.
5.4.
Daarnaast geldt bij arbeidsovereenkomsten ook artikel 7:655 lid 1 sub l BW dat inhoudt dat de werkgever de werknemer schriftelijk moet informeren over de toepasselijke cao. Deze bepaling is een implementatie van een EU-richtlijn en moet dus in overeenstemming met die richtlijn worden uitgelegd. Het hof van justitie van de EU heeft uitgemaakt dat de doelstelling van de richtlijn niet bereikt kan worden als een werknemer de informatie die de werkgever moet verstrekken in een procedure niet als bewijs kan gebruiken. De te verstrekken gegevens moeten daarom geacht worden bewijs op te leveren van de belangrijkste gegevens van de arbeidsverhouding, tegen welk bewijs de werkgever tegenbewijs moet kunnen leveren. Dat betekent dat het in dit geval aan de werkgever is om feiten en omstandigheden aan te dragen en zo nodig te bewijzen waaruit kan volgen dat partijen in weerwil van de tekst van de overeenkomst een andere bedoeling hadden.
5.5.
De werkgever heeft enkel een verklaring van de twee eigenaren van het bedrijf en één andere werknemer in het geding gebracht met de volgende tekst.
“Hierbij verklaren ondergetekenden dat de cao Ziekenhuizen alleen van toepassing is op de arbeidsovereenkomst voor zover deze algemeen verbindend wordt verklaard. Dat is bij de besprekingen inzake de arbeidscontracten zo besproken, overeengekomen en altijd zo gecommuniceerd.
Dit gold voor een ieder binnen Carnegie Clinics en was dus bij alle collega’s bekend.
Hierover is ook nooit enige discussie geweest.”
De kantonrechter vindt dit onvoldoende om uit te gaan van een andere bedoeling van partijen. De verklaring is vrij algemeen geformuleerd. De werkgever heeft niet duidelijk gemaakt wanneer dit tegen de werknemer zou zijn gezegd en hoe en wanneer de werknemer daarmee akkoord zou zijn gegaan. Niet duidelijk is gemaakt wat in de schriftelijke arbeidsovereenkomsten van andere werknemers omtrent de toepasselijkheid van de cao is vastgelegd. Bovendien heeft de werkgever niet weersproken dat de werknemer bij het aangaan van het dienstverband tegenover de werkgever heeft uitgesproken dat het voor haar van belang was dat de cao van toepassing zou zijn. Zij kwam vanuit het ziekenhuis mee met een van twee de artsen die het bedrijf oprichtten en zij wilde er niet op achteruit gaan. Ten slotte is de verklaring van de eigenaren en een collega niet te rijmen met het feit dat de werkgever in e-mails met de werknemer over de geldende arbeidsvoorwaarden geregeld heeft verwezen naar bepalingen uit de cao.
5.6.
De conclusie is dat de werkgever onvoldoende heeft onderbouwd dat partijen bedoeld hebben dat de cao slechts bij algemeenverbindendverklaring zou gelden.
5.7.
In de arbeidsovereenkomst is niet verwezen naar de op dat moment geldende cao, maar naar de cao Ziekenhuizen in het algemeen. Gesteld noch gebleken is dat bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst tussen partijen is besproken of zij bedoelden dat de op dat moment geldende cao Ziekenhuizen 2017-2019 zou gelden, of telkens de op dat moment geldende cao. Nu niet naar een specifieke cao is verwezen gaat de kantonrechter ervan uit de partijen in het algemeen wilden aansluiten bij de geldende cao. Dit vindt bevestiging in het feit dat de werkgever in de mailwisseling ook telkens verwijst naar de – kennelijk op dat moment geldende – “CAO-Ziekenhuiswezen” zonder een specifieke cao te noemen.
Loonsverhogingen, eenmalige uitkeringen en meeruren
5.8.
Het verweer van de werkgever tegen de gevorderde betaling van loonsverhogingen en eenmalige uitkeringen beperkt zich tot de betwisting van de toepasselijkheid van de (opeenvolgend geldende) cao(’s). Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter het standpunt van de werknemer in dit opzicht volgt. De gevorderde bedragen (€ 5.003,72 bruto en 966,67 bruto), inclusief de daarover gevorderde rente, zullen dan ook als overigens niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen. Bij de mondelinge behandeling is verder naar voren gekomen dat het verschil in de tussen het door de werkgever in december 2022 uitbetaalde bedrag in meeruren en het bedrag dat de werknemer nu vordert enkel zit in het wel of niet toepassen van loonsverhogingen overeenkomstig de cao. Nu de cao van toepassing, zal het door de werknemer gevorderde bedrag van € 1.813,93 bruto, dat ziet op het verschil, als op de wet gegrond worden toegewezen, inclusief de daarover gevorderde rente.
Onregelmatigheidstoeslag
5.9.
De werkgever heeft niet bestreden dat de werknemer heeft gewerkt op bepaalde dagen en uren waarvoor de cao recht geeft op onregelmatigheidstoeslag. Zij voert echter aan dat partijen in afwijking van de cao in de arbeidsovereenkomst hebben afgesproken dat overwerk niet wordt uitbetaald, maar op andere momenten wordt opgenomen in tijd (“tijd voor tijd”). Deze afspraak ziet echter op overwerk, niet op onregelmatigheidstoeslag. Het gevorderde bedrag van € 188,02 bruto zal daarom als overigens niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen, evenals de daarover gevorderde rente.
Wettelijke verhoging over de bedragen die in deze procedure worden gevorderd
5.10.
De kantonrechter matigt deze verhoging tot nihil omdat de werknemer tijdens haar dienstverband nooit tegenover de werkgever aanspraak heeft gemaakt op het verschil tussen wat haar uitbetaald werd en waarop zij volgens de cao recht had, hoewel zij zich daarvan, zo volgt uit haar verklaring bij de mondelinge behandeling, wel bewust was. Zij was van plan dit aan te kaarten tijdens een functioneringsgesprek en van zo’n gesprek is het niet gekomen, aldus de werknemer. Hoewel begrijpelijk is dat de werknemer het lastig vond de werkgever hier tussendoor op aan te spreken, werd daardoor tussen partijen wel pas enige tijd na het einde van het dienstverband duidelijk dat zij uitgingen van een ander standpunt omtrent de toepasselijkheid van de cao. Daarom vindt de kantonrechter matiging tot nihil billijk.
Wettelijke verhoging over de bedragen die de werkgever in december 2022 heeft uitbetaald
5.11.
Rond het einde van het dienstverband is tussen partijen al overeenstemming bereikt over het saldo meeruren. Toch heeft de werkgever deze pas meer dan een half jaar later uitbetaald. Daarom vindt de kantonrechter toepassing van een wettelijke verhoging billijk. Deze wordt wel gematigd tot 40% omdat de werkgever aan de werknemer had gevraagd te kiezen tussen verschillende opties tot uitbetaling en de werknemer dat niet deed. De werkgever had echter moeten weten dat de werknemer dat niet deed omdat de werknemer de voorkeur gaf aan voortzetting van het dienstverband met opname van meeruren, waarmee de werkgever niet akkoord ging. Na de keuze van de werkgever om het dienstverband niet voort te zetten kon de werknemer deze uren niet meer door middel van ‘tijd voor tijd’ opnemen en had de werkgever moeten zorgen voor spoedige uitbetaling, desnoods zonder keuze van de werknemer. Toegewezen wordt dus een bedrag van 40% van de in december 2022 uitbetaalde bruto bedragen aan meeruren, vakantiegeld en eindejaarsuitkering (samen € 9.042,88 bruto). Dat is € 3.617,15 bruto. De wettelijke rente hierover wordt toegewezen vanaf de dagvaarding. Er is niet gesteld of gebleken dat de werkgever eerder in verzuim was met de betaling van de wettelijke verhoging.
Buitengerechtelijke kosten
5.12.
Op de vordering van de werknemer tot betaling van buitengerechtelijke kosten is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing. De werknemer heeft voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en het gevorderde bedrag gaat niet uit boven het tarief van het Besluit. Daarom zal deze vordering als op de wet gegrond worden toegewezen. Ook de daarover gevorderde rente kan als op de wet gegrond worden toegewezen.
Proceskosten
5.13.
De werkgever wordt grotendeels in het ongelijk gesteld. Daarom wordt zij veroordeeld in de kosten van deze procedure. Voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte kosten is slechts aanleiding in geval de werkgever misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld door verweer te voeren Daarvan is pas sprake wanneer het voeren van verweer gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de werknemer achterwege had behoren te blijven. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als het verweer is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de werkgever de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze kansloos waren. In dit geval kan niet worden gezegd dat het voeren van verweer door de werkgever zo evident kansloos was dat zij zonder procedure had moeten overgaan tot betaling van de vordering. Dat volgt alleen al hieruit dat de vordering van de werknemer gedeeltelijk wordt afgewezen. De kantonrechter zal de proceskosten van de werknemer dus begroten volgens de daarvoor geldende standaardtarieven in arbeidszaken. De kantonrechter stelt de kosten die tot nu toe zijn gemaakt vast op:
  • kosten van de dagvaarding € 132,16
  • griffierecht € 693,00
  • salaris gemachtigde
Totaal € 1.572,16
5.14.
Nakosten zijn de kosten die pas na dit vonnis worden gemaakt. Omdat er standaardtarieven gelden, kunnen de nakosten al in deze beslissing worden begroot.

6.Beoordeling in reconventie

6.1.
De werkneemster voert aan dat het verbod op nevenwerkzaamheden in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst nietig is omdat er door de werkgever geen objectieve reden bestaat voor zodanig verbod. Zij verwijst daarbij naar artikel 7:653a BW waaruit voortvloeit dat een werknemer een andere of tweede baan mag aangaan. De kantonrechter volgt dit standpunt van de werknemer niet. Artikel 7:653a BW bestond nog niet ten tijde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Het is pas ingevoerd op 1 augustus 2022 met de inwerkingtreding van de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. In het overgangsrecht is bepaald dat deze wet van toepassing is vanaf het moment van inwerkingtreding. Na de inwerkingtreding geldt de regel van artikel 7:653a BW voor zowel bestaande arbeidsovereenkomsten als voor arbeidsovereenkomsten die worden gesloten na 1 augustus 2022, maar dat betekent niet dat de regel ook geldt voor op 1 augustus 2022 niet meer bestaande arbeidsovereenkomsten. In de periode waarop de vordering van de werkgever ziet (van 1 februari 2019 tot 1 mei 2022) was het nieuwe artikel 7:653a BW immers nog geen geldend recht.
6.2.
De kantonrechter wijst de vordering tot betalen van een boete wegens overtreden van het nevenwerkzaamhedenverbod af omdat de werkgever tegenover de gemotiveerde betwisting van de werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat de werknemer nevenwerkzaamheden heeft verricht tijdens haar dienstverband. De werkgever heeft geen enkele concrete nevenwerkzaamheid genoemd. Het enkele feit dat de werknemer op haar LinkedIn-profiel vermeldt dat zij ervaring heeft als zorgcoach bij het bedrijf van haar partner en dat zij een e-mailadres gebruikt met de domeinnaam van het bedrijf is onvoldoende gezien de uitleg die de werknemer daarover heeft gegeven. Deze uitleg wordt ondersteund door een schriftelijke verklaring van de marketingadviseur van het bedrijf. Deze heeft verklaart dat de werknemer op zijn verzoek het bedrijf heeft toegevoegd aan haar profiel. De bedoeling hiervan was om het nieuwe bedrijf van haar partner “extra boost en spreiding” te geven. De marketingadviseur heeft dit gevraagd hoewel hij wist dat de werknemer in werkelijkheid niet werkzaam was voor het bedrijf.
6.3.
De werkgever wordt in het ongelijk gesteld. Daarom wordt zij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kantonrechter stelt de kosten die tot nu toe zijn gemaakt vast op:
- salaris gemachtigde € 747,00.
Ook de nakosten zullen al in deze beslissing worden begroot.

7.Beslissing

De kantonrechter:
in conventie
7.1.
veroordeelt de werkgever om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de werknemer te voldoen:
- € 7.972,34 € 7.972,34 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
o € 1.549,21 vanaf 1 januari 2021 tot de dag van algehele voldoening;
o € 2.252,13 vanaf 1 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
o € 1.202,38 vanaf 1 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
o € 800,00 vanaf 1 februari 2020 tot de dag van algehele voldoening;
o € 166,67 vanaf 1 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
o € 1.813,93 vanaf 1 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
o € 188,02 vanaf 1 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • € 3.617,15 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • € 945,92, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
7.2.
veroordeelt de werkgever tot betaling van de kosten van deze procedure aan de zijde van de werknemer. Deze kosten worden vastgesteld op:
€ 1.572,16 aan tot vandaag gemaakte kosten. Deze kosten moeten nog worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis indien de werkgever dan nog niet vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan; en
€ 132,- aan nog te maken kosten voor salaris van de gemachtigde, te vermeerderen met de explootkosten van betekening, maar alleen als de werknemer die kosten werkelijk zal maken;
7.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
in reconventie
7.5.
wijst de vordering af;
7.6.
veroordeelt de werkgever tot betaling van de kosten van deze procedure aan de zijde van de werknemer. Deze kosten worden vastgesteld op:
€ 747,00 aan tot vandaag gemaakte kosten en
€ 132,- aan nog te maken kosten voor salaris van de gemachtigde, te vermeerderen met de explootkosten van betekening, maar alleen als de werknemer die kosten werkelijk zal maken.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. I.D. Bellaart en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2023.