ECLI:NL:RBDHA:2023:16147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 23/2439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WIA-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische situatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023, zaaknummer SGR 23/2439, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV behandeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die aanvankelijk was afgewezen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na bezwaar werd de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 42,42%, en werd de uitkering alsnog toegekend. Eiser is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat. Hij voert aan dat de verzekeringsarts geen informatie heeft opgevraagd bij zijn fysiotherapeut en dat zijn medische situatie niet goed is beoordeeld.

De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser op 15 augustus 2022 voor 42,42% arbeidsongeschikt is. De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante medische informatie heeft meegewogen. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de beoordeling van het UWV zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank oordeelt dat de medische belastbaarheid van eiser op de juiste wijze is vastgesteld en dat er geen reden is om aan de geschiktheid van de geduide functies te twijfelen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische onderbouwing in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsarts in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2439

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat hij minder dan 35%, namelijk 32,09%, arbeidsongeschikt is.
In bezwaar heeft het UWV dit besluit gewijzigd en is alsnog een WIA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 42,42%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 21 februari 2023.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Op 16 april 2019 is eiser in dienst getreden bij [bedrijfsnaam] B.V. als Composiet werker voor gemiddeld 35,98 uur per week. Dit dienstverband is op 21 juni 2020 verbroken. Terwijl eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft hij zich op 17 augustus 2020 ziek gemeld in verband met gezondheidsklachten. Het UWV heeft daarop aan eiser ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 15 augustus 2022 voor 42,42% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om met ingang van 15 augustus 2022 WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 9 februari 2023. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 februari 2023.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
16 februari 2023
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat de verzekeringsarts B&B ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij de fysiotherapeut. Eiser voert aan dat hij wegens zijn beenletsel links niet goed kan lopen/staan. Hierdoor ontstaat er een overbelasting ten aanzien van zijn bekken, rug, nek, schouders, armen en benen. Inmiddels is zijn tenniselleboog zo goed als verholpen (wel kwetsbaar voor herhaling), maar zijn de spier- en gewrichtsproblemen in de benen, rug en nek van dermate niveau en duur dat zelfs normaal lopen en zaken als huishoudelijke taken verrichten zonder aanhoudende pijn en problemen niet kunnen. Ook de nachtrust van eiser is onderhevig aan de wisselende spier- en gewrichtspijn. Daarnaast geeft eiser aan dat zijn RSI-verleden niet is meegenomen in de beoordeling en dat zelfs het zitten achter een computer teveel pijn oplevert. Ook is er onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen die eiser zal ondervinden in geval van langdurig aanhoudende belasting. Eiser is tevens van mening dat hij een urenbeperking hoort te krijgen, omdat hij niet in staat is om fulltime te werken. Tot slot voert eiser aan dat de geduide functies niet geschikt zijn wegens zijn medische situatie. Eiser legt twee brieven van zijn fysiotherapeut over, van 11 mei 2021 en 22 maart 2023.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 42,42% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 15 augustus 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 15 augustus 2022 voor 42,42% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend onderzocht. Tevens heeft hij de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
10. Ten aanzien van de stelling van eiser dat de verzekeringsarts B&B ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij de fysiotherapeut, stelt het UWV in het verweerschrift dat de verzekeringsarts B&B mag varen op zijn eigen onderzoek. Het UWV wijst erop dat eiser in de primaire fase en in de bezwaarfase lichamelijk is onderzocht en dat er informatie van de huisarts en fysiotherapeut is betrokken bij de beoordeling. De rechtbank kan het UWV hierin volgen.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 15 augustus 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. Eiser voert aan dat zijn beperkingen zijn onderschat. Inmiddels is zijn tenniselleboog zo goed als verholpen, echter ervaart hij nog spier- en gewrichtsproblemen in zijn benen, rug en nek. Hierdoor heeft hij ook een slechte nachtrust. Eiser heeft twee brieven van zijn fysiotherapeut overgelegd, van 11 mei 2021 en 22 maart 2023.
13. Het UWV stelt in het verweerschrift dat de gronden die eiser aanvoert dezelfde gronden zijn als die van het bezwaar. Verder stelt het UWV dat eiser zijn standpunt, dat er beperkingen moeten gelden ten aanzien van zitten, bewegen van de nek en werktijden (een urenbeperking), niet heeft onderbouwd met (nieuwe) medische gegevens. Hieruit leidt de rechtbank af dat het UWV de informatie van de fysiotherapeut van 22 maart 2023 niet als (nieuwe) medische informatie aanmerkt die tot een andere beoordeling moet leiden. De rechtbank kan het UWV hierin volgen.
14. Omdat eiser het standpunt niet met nieuwe medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
15. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 15 augustus 2022.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 15 augustus 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
18. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 15 augustus 2022 met de middelste van de drie geduide functies 57,58% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 42,42% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 15 augustus 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor 42,42% arbeidsongeschikt is.
21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 oktober 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.