Op 25 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die geen originele documenten van de Marokkaanse autoriteiten heeft overgelegd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 juli 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 20 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser aanwezig was via telehoren vanuit het detentiecentrum Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde in Groningen.
De rechtbank overweegt dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet vaststaan, omdat hij geen originele documenten van de Marokkaanse autoriteiten heeft overgelegd. De staatssecretaris handelt voldoende voortvarend en er bestaat zicht op uitzetting naar Marokko. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet op zaaksniveau had hoeven rappelleren, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiser heeft geen nieuwe feiten aangedragen die de rechtmatigheid van de bewaring in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is voor een lichter middel. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, evenals zijn verzoek om schadevergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.