ECLI:NL:RBDHA:2023:16087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.32078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling zonder vastgestelde identiteit en nationaliteit

Op 25 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die geen originele documenten van de Marokkaanse autoriteiten heeft overgelegd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 juli 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 20 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser aanwezig was via telehoren vanuit het detentiecentrum Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde in Groningen.

De rechtbank overweegt dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet vaststaan, omdat hij geen originele documenten van de Marokkaanse autoriteiten heeft overgelegd. De staatssecretaris handelt voldoende voortvarend en er bestaat zicht op uitzetting naar Marokko. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet op zaaksniveau had hoeven rappelleren, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiser heeft geen nieuwe feiten aangedragen die de rechtmatigheid van de bewaring in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is voor een lichter middel. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, evenals zijn verzoek om schadevergoeding.

De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32078

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op 18 januari 2001,
van [geboortedatum],
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: drs. B.H. Wezeman).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 25 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de kennisgeving van de voortduring van de maatregel in de zaak met nummer NL23.32878, op 20 oktober 2023 met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich op de rechtbank in Groningen laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 10 augustus 2023 (in de zaak NL23.21429) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 4 augustus 2023.
3. Eiser voert aan dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat er op 28 juli 2023 een laissez passer (lp) is aangevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten. Verder blijkt hieruit dat de identiteit en nationaliteit niet onbekend zijn, eiser heeft immers een kopie van zijn verblijfsvergunning voor Oekraïne kunnen tonen en uit bluespot blijkt dat er een signalering in Duitsland is geweest. Dit heeft echter nog niet geleid tot afgifte van een lp. Eiser stelt zich gelet op het voorgaande op het standpunt dat er daarom geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is. Verder stelt eiser zich op het standpunt dat de staatssecretaris niet voortvarend handelt. Ondanks dat de nationaliteit en identiteit niet in geschil lijken, kiest de staatssecretaris er niet voor om eisers kwestie op zaaksniveau voor te leggen aan de consul, maar stuurt de staatssecretaris enkel algemene rappels. Tot slot meent eiser dat kan worden volstaan met een lichter middel: eiser kan zich wekelijks melden bij de vreemdelingenpolitie.
4. De staatssecretaris stelt dat de bewaring nog immer rechtmatig is en dat zicht op uitzetting bestaat. De lp-aanvraag is in onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten. Het is aan eiser om te werken aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, zodat dit de lp-aanvraag kan bespoedigen. De staatssecretaris volgt eiser niet in zijn betoog dat zijn identiteit en nationaliteit vaststaan, nu eiser geen identiteitsdocumenten van de Marokkaanse autoriteiten heeft overgelegd. Verder wordt voldoende voortvarend gehandeld, er worden rappels gestuurd en vertrekgesprekken met eiser gevoerd. De staatssecretaris stelt dat kennelijk nog geen aanleiding wordt gezien om de zaak van eiser op dossierniveau voor te leggen. De staatssecretaris benadrukt in dat verband dat het aan eiser is om mee te werken aan terugkeer, en dat daar nog steeds niet van is gebleken. Gelet op het voorgaande is ook een lichter middel niet aangewezen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat eisers identiteit en nationaliteit nog niet vaststaan, omdat eiser geen (originele) documenten afkomstig van de Marokkaanse autoriteiten heeft overgelegd. Daarnaast heeft eiser ook geen nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen ten aanzien van de enkel door hem overgelegde kopie van de Oekraïense verblijfsvergunning. De rechtbank wijst op de uitspraak in het vorige beroep (NL23. 21429), dat in rechte vaststaat. Verder stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat uit het gegeven dat eiser in Duitsland staat geregistreerd in bluespot, niet de conclusie kan worden verbonden dat zijn identiteit en nationaliteit vaststaan, omdat dit geen document betreft van de Marokkaanse autoriteiten en geen verdere gegevens bevat dan een nummer.
5.1.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat naar Marokko. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het onderzoek op 8 augustus 2023, op 1 september 2023, op 21 september 2023 en op 12 oktober 2023 gerappelleerd op de lp-aanvraag en op 3 oktober 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Op 31 augustus 2023 stond ook een vertrekgesprek gepland waar eiser voor is opgeroepen. Echter, eiser heeft toen geweigerd om met DT&V in gesprek te gaan, wat voor rekening en risico van eiser komt. De rechtbank acht hetgeen de staatssecretaris heeft gedaan voldoende voortvarend. Voorts heeft de staatssecretaris ter zitting deugdelijk toegelicht waarom in de zaak van eiser (nog) niet op zaaksniveau aandacht is gevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten. Eisers identiteit en nationaliteit staan niet vast en niet is gebleken dat eiser zelf actie heeft ondernomen om aan (originele) documenten van de Marokkaanse autoriteiten te komen. Ook heeft eiser niet aangegeven dat hij wil terugkeren naar Marokko. De documenten die eiser heeft overgelegd via zijn vader zien op andere stukken, waaronder het inreisverbod en terugkeerbesluit. De rechtbank ziet onder al deze omstandigheden in verband met de duur van de onderhavige bewaring, geen aanleiding voor de conclusie dat de staatssecretaris op zaaksniveau had dienen te rappelleren op de lp-aanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er verder geen aanknopingspunten dat Marokko in het algemeen weigert lp’s te verstrekken, of dat voor eiser in het bijzonder geen lp zal worden afgegeven, waardoor het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn kan worden aangenomen. Ook heeft de staatssecretaris terecht geen aanleiding gezien om een lichter middel dan de bewaring toe te passen, nu eiser geen andere feiten en omstandigheden heeft aangedragen die maken dat de (voortduring van de) bewaring onevenredig is in zijn geval. De enkele stelling van eiser dat hij zich aan een meldplicht wil houden, is in dit verband niet voldoende.
Conclusie
6
.De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op zitting op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.