ECLI:NL:RBDHA:2023:16083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
22/7048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake verlenging diplomatermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een persoon uit [woonplaats], en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had een verzoek ingediend om verlenging van de diplomatermijn, welke door de minister op 1 november 2021 werd afgewezen. Eiseres diende hiertegen bezwaar in, maar dit werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard op 21 september 2022. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 16 oktober 2023 was eiseres aanwezig, samen met haar gemachtigde, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde via een beeldverbinding. De rechtbank heeft na de sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de minister ten onrechte had geconcludeerd dat eiseres geen bezwaargronden had ingediend. Eiseres had in haar correspondentie wel degelijk redenen aangedragen waarom het primaire besluit herroepen moest worden, waaronder het ontbreken van een wettelijke grondslag voor de afwijzing.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiseres. Tevens werd de minister gelast om de proceskosten van eiseres, begroot op €1.675,-, en het griffierecht van €50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7048

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R. Verspaandonk),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

(gemachtigde: drs. P.M.S. Slagter).

Procesverloop

1.1.
Bij besluit van 1 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om verlenging van de diplomatermijn van eiseres afgewezen. Verweerder heeft het daartegen gerichte bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard bij besluit van 21 september 2022 (het bestreden besluit).
1.2
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
De zitting was op 16 oktober 2023. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde met behulp van een beeldverbinding.
1.4
De rechtbank heeft na de sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen bezwaargronden zou hebben ingediend. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat zij wel bezwaargronden heeft ingediend en verwijst naar de correspondentie die zij met verweerder heeft gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres bij brief van 29 december 2021, die eiseres stelt te hebben ontvangen op 7 januari 2022, in de gelegenheid heeft gesteld binnen drie weken bezwaargronden in te dienen. Bij faxbericht van 12 januari 2022 - binnen de gestelde termijn - heeft eiseres gereageerd op deze brief. In dit bericht komt de volgende passage voor:
“I draw your attention to the text of my objection and other correspondence on the matter. You did not provide a judicial basis to support your assertions and your decision. You referred to the article stating general provisions on extensions, but this article does not provide any basis for asking one higher education institution to submit an application to extend the term for obtaining a diploma from another institution, or for disregarding the judgment of Erasmus University and the medical doctor. This is however the key information, which is to be addressed in the objection. Further to your statement, can you please also confirm the dates of my correspondences that appear on your system.”
5. De rechtbank is van oordeel dat uit deze passage redenen blijken waarom eiseres meent dat het primaire besluit herroepen moet worden. Zij geeft in deze passage immers onder andere aan dat zij meent dat er geen wettelijke grondslag (‘judicial basis’) voor het primaire besluit is en dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan de inbreng van de Erasmus Universiteit en haar arts. De rechtbank acht het voorstelbaar dat verweerder dit over het hoofd heeft gezien, gelet op de omvangrijke correspondentie die hij van eiseres ontvangt. Verweerder heeft echter ten onrechte geconcludeerd dat eiseres geen bezwaargronden heeft ingediend.
6. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheden het geschil finaal te beslechten. Hier is een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift van eiseres voor nodig. Verweerder moet daarom binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiseres nemen. Verder moet verweerder de door eiseres gemaakt proceskosten vergoeden. Deze worden begroot op €1.674,- (1 punt voor het beroepschrift; 1 punt voor de zitting; €837,- per punt; gemiddeld gewicht). Tot slot moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van €50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van eiseres te nemen;
  • gelast dat verweerder de proceskosten van eiseres vergoedt tot een bedrag van €1.675,-;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van €50,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelezen in samenhang met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.