ECLI:NL:RBDHA:2023:16082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/648427 / KG ZA 23-452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ongedaanmaking plaatsing op de AIT en wijziging van GVM-status in kort geding

In deze zaak vordert de eiser, gedetineerd in de PI [locatie], dat zijn plaatsing op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) ongedaan wordt gemaakt en dat zijn GVM-status wordt gewijzigd van 'hoog' naar 'verhoogd'. De eiser is op 21 december 2021 in België aangehouden op basis van een Europees Aanhoudingsbevel en is op 3 februari 2022 aan de Nederlandse autoriteiten overgedragen. Sinds 9 juni 2023 is hij gedetineerd in de PI [locatie]. De vordering is gebaseerd op het argument dat de eiser niet op de AIT hoort en dat er geen sprake is van voortgezet crimineel handelen of ongeoorloofde contacten. De Staat, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, voert verweer en stelt dat de plaatsing op de GVM-lijst gerechtvaardigd is vanwege aanwijzingen van crimineel gedrag vanuit detentie, waaronder bedreigingen aan het adres van zijn ex-partner en ongeoorloofde contacten met de media. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiser niet-ontvankelijk is in zijn vordering ten aanzien van de AIT, omdat deze beslissing door de directeur van de PI is genomen en vatbaar is voor beklag bij de RSJ. Wat betreft de GVM-status oordeelt de voorzieningenrechter dat de Staat in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de eiser in de categorie 'hoog' op de GVM-lijst te plaatsen, gezien de aanwijzingen van crimineel gedrag. De vordering van de eiser wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/648427/ KG ZA 23-452
Vonnis in kort geding van 28 augustus 2023
in de zaak van
[eiser]gedetineerd in de PI [locatie] ,
eiser,
advocaat mr. L.M. van den Dungen te Venlo,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J. Perenboom te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 t/m 3;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 15;
- de door de Staat overgelegde producties 16 t/m 18;
- de op 14 augustus 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] is op 21 december 2021 aangehouden in België op basis van een Europees Aanhoudingsbevel op verdenking van diverse strafbare feiten, waaronder stalking, bedreiging en witwassen.
2.2.
Op 3 februari 2022 is [eiser] overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. [eiser] heeft onder meer in PI [I] , PI [II] en PI [III] gezeten. Sinds 9 juni 2023 is [eiser] gedetineerd in de PI [locatie] .
2.3.
In het Operationeel Overleg (hierna: OO) van 14 september 2022 is – na een voordracht daartoe – besloten om [eiser] op de GVM-lijst te plaatsen met GVM-status verhoogd, op basis van de indicaties B ((vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie), C ((risico op) liquidatie of bedreiging in detentie of door de gedetineerde) en E (ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting). In het verslag van het OO is onder meer het volgende vermeld:
“(…) Betr. blijkt, zoals aangegeven door OM en politie, zijn ex-vriendin te bedreigen, zodanig dat voor haar leven wordt gevreesd. (…) Vanuit de verblijfsafdelingen waar betrokkene heeft verbleven, is er een duidelijk beeld naar voren gekomen van onrust om die rondom de aanwezigheid van betr. ontstaat, die vooral veroorzaakt wordt door zijn eigen acties. Er was daarbij mogelijk sprake van intimidatie, -poging tot- afpersing, bedreiging en ronselen van een medegedetineerde voor een aanslag op zijn ex-vriendin(…) Deze informatie is afkomstig van andere gedetineerden en gedeeld met GRIP. (…)
Betrokkene schrijft veelvuldig met tal van prominenten teneinde goederen/geld los te krijgen. Ten aanzien van voetbalshirts is er mogelijk sprake met voortgezet crimineel handelen aangezien dezelfde modus operandi in een interview in De Telegraaf is uitgediept.
Op basis van informatie vanuit gedetineerden is duidelijk geworden dat er vanwege eerdere misdragingen van betr. 1500 euro is ingezameld om hem aan te laten pakken. Teneinde betr. beter te kunnen monitoren op mogelijk voortgezet crimineel handelen en aanhoudende bedreiging van zijn ex-vriendin is het advies (…) om hem op de GVM-lijst te plaatsen. De liquidatiedreiging wordt bevestigd door het OM en de politie.
(…) Gelet op de achtergrond van betr., de vermoedens van VCHD, het (risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door betr. en de ondermijning acht het OO strenge monitoring en toezichtsmaatregelen noodzakelijk. (…)”
2.4.
Op [datum] 2023 is in Panorama een interview met [eiser] gepubliceerd, met de titel: ‘ [eiser] spreekt vanuit de bajes: ‘ [titel] ’’.
2.5.
In het verslag van het OO van 8 maart 2023 is ten aanzien van [eiser] onder meer het volgende opgenomen:
“Betr. heeft tijdens zijn verblijf in het PBC een brief geschreven naar de Panorama. Hier is hij voor gewaarschuwd. Het contact met de Panorama is duidelijk al een behoorlijke tijd aan de gang, al dan niet via de advocaat. Dit leidde op [datum] tot het volgende artikel
[eiser] spreekt vanuit de bajes: ‘ [titel] '
Ten aanzien van (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie volgt uit de rapportage het volgende.
Betr. heeft dagelijks telefonisch contact, vaak meer dan 10 minuten aaneengesloten, met ene [Naam 1] . Op basis van deze gesprekken bestaan er ernstige vermoeden van VCHD.
 Gesprekken gaan vaak over het innen van schulden die verschillende personen bij beide of een van beide heren hebben.
 Bepaalde onderwerpen worden bewust vermeden of versluierd besproken. (…)
 Vaak terugkomend onderwerp is de schuld die “ [Bijnaam] ” (gedetineerde [Naam 2] , PI [IV] , red.) nog moet betalen. Uit de gesprekken lijkt het erop dat de schuld nu, door rente, opgelopen is naar 15.000 euro
 [Naam 1] heeft een aantal maal verslag gedaan hoe hij bij een PI stond te posten. Dit blijkt de PI [I] te zijn geweest. Hij stond de vriendin van “die [Bijnaam] ” op te wachten. (…) Wat hij zou doen als hij haar zou zien wordt omheen gepraat. [Naam 1] heeft haar uiteindelijk nooit gezien omdat [Naam 2] overgeplaatst was naar PI [IV] (…)
 Tijdens een gesprek geeft [Naam 1] aan dat de politie langs was geweest. Het lijkt om een zaak met een contactverbod te zijn gegaan. [Naam 1] is gescreend door het GRIP en vanuit het OM is bezwaar gekomen tegen zijn bezoek. Dit is als volgt verwoord: " [Naam 3] is één van de handlangers van [eiser] die ook in zijn opdracht personen in de gaten houdt dan wel intimideert. Dit blijkt ook uit een aangifte van één van de slachtoffers. In dit fysieke contact kan [eiser] dus opdrachten gaan verstrekken aan [Naam 3] wat via brieven/telefoon niet mogelijk is om deze gemonitord worden. (…) Het contact met [Naam 1] wijst er op dat betr. nog steeds bezig is met zaken die geduid kunnen worden als VCHD.”
2.6.
In het GRIP (Gedetineerden Recherche Informatie Punt)-rapport van 12 april 2023 is ten aanzien van [eiser] onder meer het volgende vermeld:
“(…) In juli 2022 ontving het GRIP informatie van de Eenheid Zeeland/ West Brabant dat [eiser] zijn ex door tussenkomst van een oude schoolvriendin per post nog steeds zou bedreigen. Deze informatie is gedeeld met de PI [I] waar [eiser] op dat moment verbleef.
Medio augustus 2022 ontving het GRIP een melding van de PI [I] dat [eiser] bezig zou zijn met het manipuleren, onder druk zetten van medegedetineerden en/of ronselen van gedetineerde die zijn ex wil ‘omleggen’. Door de Eenheid Zeeland / West Brabant wordt aangegeven, dat zij zich ernstig zorgen maken over de dreiging die er van [eiser] uitgaat. Hoewel er op dit moment geen informatie is over een acute dreiging, lijkt [eiser] erg standvastigheid om een opdrachtnemer te vinden (zowel binnen de PI als daarbuiten) om zijn ex te vermoorden. (…)
Aanvulling februari 2023:
De zaak van [eiser] staat op 7 februari weer PF op zitting voor de zaak van de uitlokking moord en de vele oplichtingen. Hij is op 9 februari 2023 opgenomen in het PBC ter observatie, vermoedelijk tot 23 maart 2023.
De informatie m.b.t. stalking en bedreigingen is nog steeds actueel(…)”
2.7.
In het OO van 12 april 2023 is [eiser] weer besproken, waarna de GVM-status van [eiser] is gewijzigd van ‘verhoogd’ naar ‘hoog’, met de indicaties B ((vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie), E (ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting) en F (ongeoorloofde contacten met slachtoffers en/of nabestaanden, medewerkers in het strafrecht, - of de executieketen dan wel ongeoorloofde contacten met media of zichtbaarheid op social media). In het verslag van dat OO staat het volgende:
“(…) Op het dark web zou door betr. de opdracht zijn gegeven om (…) te vermoorden en hun zoon naar hem, een adres in [land] , terug te brengen. Hiervoor werd een bedrag van 5000 euro aangeboden. (…)
Betr. is op 10 april te zien is geweest in het televisieprogramma “ [X] ” van [Naam 4] . In dit programma kwam de ex-partner van betr. aan het woord en verklaard over de poging(en) van betr. om iemand te ronselen via het darkweb om haar te laten vermoorden. (…)
Aanvulling februari 2023
Betr. is op 9 februari opgenomen in het PBC ter observatie en is inmiddels weer terug in de PI. De informatie m.b.t. stalking en bedreigingen is nog steeds actueel. Hij heeft nog steeds een fixatie op ex-partner die hij wil vermoorden. Zijn oplichtingspraktijken gaan in detentie nog steeds door. Betr. blijft nog steeds zeer veel brieven schrijven om onder valse voorwendselen voetbalshirts van profvoetballers te bemachtigen om die te verkopen. (…)
Aanvulling april 2023
Betr. is (…) via zijn advocaat rectificaties aan het bewerkstelligen m.b.t. het artikel in de Panorama. Daarnaast is betr. aangesproken op het (…) feit dat een maat van hem staat te posten bij de PI [I] en de PI [IV] . Desgevraagd geeft betr. aan dat hij recht heeft op 10-20% van het verschuldigde bedrag. Betr. gaat bovendien onverminderd door met het aanschrijven van (prof)voetballers. Via een vriend legt hij contact met zijn vriendin die gedetineerd zit in PI [V] .
Recentelijk heeft betr. zich in een klaagschrift dreigende uitlatingen gedaan richting de directie. Onder de wijze waarop betr. zich opstelt zit steeds ene enorme ladingen, hij dreigt voortdurende naar de pers te stappen en ondanks de toezichtsmaatregelen is er een hele waslijst aan incidenten en is betr. via allerlei omwegen bezig met het plegen van VCHD.”
2.8.
Omdat de PI [II] niet geschikt is voor gedetineerden met een hoog risicoprofiel, is op 18 april 2023 besloten om [eiser] over te plaatsen naar het huis van bewaring van de PI [III] . Geadviseerd is om [eiser] op de Afdeling Intensief Toezicht (hierna: AIT) te plaatsen. Op 3 mei 2023 is [eiser] doorgeplaatst naar de gevangenis van de PI [III] . Tegen deze beslissing heeft [eiser] bezwaar gemaakt.
2.9.
Op 12 mei 2023 heeft de voorzitter van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) uitspraak gedaan in een schorsingsverzoek van [eiser] ten aanzien van zijn plaatsing op de AIT. Het verzoek van [eiser] is afgewezen.
2.10.
[eiser] is op 29 mei 2023 in de PI [III] aangevallen door een medegedetineerde. Op 8 juni 2023 is uit veiligheidsoverwegingen besloten om [eiser] over te plaatsen naar de PI [locatie] . Ook daar is hij op een AIT geplaatst. Zijn bezwaar daartegen is ongegrond verklaard. [eiser] heeft vervolgens opnieuw een verzoek tot schorsing bij de RSJ ingediend. Op dat verzoek is nog niet beslist.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – dat zijn plaatsing op de AIT ongedaan wordt gemaakt, dat zijn GVM-status ongedaan wordt gemaakt dan wel wordt gewijzigd van ‘hoog’ naar ‘verhoogd’, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij overplaatsing naar een reguliere afdeling in plaats van verblijf op de AIT en bij verwijdering van de GVM-lijst. [eiser] hoort niet thuis op de AIT. Van de indicaties voortgezet crimineel handelen en ongeoorloofde contacten is geen sprake. [eiser] onderhield in de PI [II] goed contact met het personeel en de directie. De procedures die [eiser] voert hebben te maken met (de omgang met) zijn zoon en hebben niets van doen met zijn ex-partner. Het contact met Panorama is uitsluitend via de advocaat van [eiser] gelopen, rechtstreeks contact is er niet geweest. De vermoedens ten aanzien van [eiser] zijn veelal gebaseerd op berichten uit de media, waarin geen hoor- en wederhoor heeft plaatsgevonden, aldus [eiser] .
3.3.
De Staat voer verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. De toetsing in dit kort geding beperkt zich noodzakelijkerwijs tot de plaatsing (en handhaving) van [eiser] op de GVM-lijst. De plaatsing van [eiser] op de AIT kan niet door de voorzieningenrechter worden beoordeeld. De beslissing om [eiser] op de AIT te plaatsen is genomen door de directeur van de PI. Dergelijke beslissingen zijn vatbaar voor beklag en beroep bij de RSJ. Dat betekent dat er een andere, met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat. [eiser] heeft daar ook gebruik van gemaakt. Reeds op 12 mei 2023 is na beklag het (eerste) schorsingsverzoek van [eiser] door de beroepscommissie van de RSJ afgewezen. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij in de PI [locatie] na een vruchteloos beklag opnieuw een verzoek tot schorsing bij de RSJ heeft ingediend, maar dat daar nog niet op is beslist, omdat hij zelf om uitstel heeft gevraagd zodat zijn advocaat nog een toelichting kan geven op het verzoek. [eiser] kan zich er dan ook in dit kort geding niet gerechtvaardigd op beroepen dat (nog) niet is beslist op zijn verzoek. Hij zal de uitkomst van de procedure bij de RSJ moeten afwachten. [eiser] wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering met betrekking tot zijn plaatsing op de AIT.
4.2.
Ten aanzien van zijn vordering aangaande zijn plaatsing op de GVM-lijst c.q. zijn GVM-status is [eiser] wel ontvankelijk. Daarbij is uitgangspunt dat het OO een grote mate van beoordelingsvrijheid toekomt bij de beslissing om een gedetineerde in een bepaalde categorie op de GVM-lijst te plaatsen. Dit betekent dat die beslissing door de civiele rechter in kort geding slechts marginaal kan worden getoetst. De vordering van [eiser] is dus slechts toewijsbaar als geconcludeerd kan worden dat het OO in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten om hem in de categorie ‘verhoogd’ dan wel ‘hoog’ op de GVM-lijst te plaatsen of om die plaatsing te verlengen.
4.3.
De plaatsing (en handhaving) van [eiser] op de GVM-lijst is gebaseerd op de criteria (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie, (risico op) liquidatie of bedreiging in detentie of door de gedetineerde, ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting en ongeoorloofde contacten met slachtoffers en/of nabestaanden, medewerkers in het strafrecht of de executieketen dan wel ongeoorloofde contacten met media of zichtbaarheid op social media (zoals opgenomen in de Circulaire ‘Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico van 8 juli 2021).
4.4.
Dat [eiser] op de GVM-lijst ‘hoog’ is geplaatst acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk. Allereerst blijkt zowel uit het GRIP-rapport van april 2023 als uit de verslagen van het OO dat er meerdere aanwijzingen zijn die er op duiden dat [eiser] het plan heeft opgevat om zijn ex-vrouw van het leven te (laten) beroven. [eiser] zou via het dark web hebben geprobeerd daartoe opdracht te geven, maar hij zou ook hebben geprobeerd een medegedetineerde hiertoe opdracht te geven. [eiser] wordt op die grond ook vervolgd voor uitlokking tot moord op zijn ex-vrouw. Uit het GRIP-rapport blijkt dat deze informatie in ieder geval in februari 2023 nog actueel was, zodat het verweer van [eiser] dat de informatie waarop de beslissing van het OO is gebaseerd is verouderd, niet kan worden gevolgd. Verder volgt uit voornoemde stukken dat [eiser] zijn (ex)vriendin ook (indirect) bedreigt. De Staat voert terecht aan dat het enkele bestaan van aanwijzingen voor dergelijk gedrag voldoende grond kan zijn voor plaatsing op de GVM-lijst. Het verweer van [eiser] dat al deze informatie slechts van horen zeggen is of louter is gebaseerd op vermoedens kan hem niet baten. Het is aan het OO de verzamelde informatie op waarde te schatten en zich op basis daarvan een gemotiveerd oordeel te vormen.
4.5.
Verder staat vast dat [eiser] nog steeds veel brieven schrijft om voetbalshirts van professionele voetballers te verkrijgen. Volgens het OO duidt dit op voortgezet crimineel handelen in detentie. [eiser] betwist dat daar sprake van is; hij stelt dat hij deze voetbalshirts al jarenlang spaart en dat hij ze niet verkoopt. De verhalen die inhouden dat [eiser] deze shirts onder valse voorwendselen verkoopt zijn volgens [eiser] verzonnen door de media. Hoewel aan de hand van de stukken in dit kort geding niet valt vast te stellen met welk doel [eiser] dergelijke brieven vanuit detentie schrijft, acht de voorzieningenrechter het niet onbegrijpelijk dat dit gedrag grote vraagtekens oproept en dat daardoor een vermoeden van voortgezet crimineel ontstaat. Vast staat immers dat [eiser] eerder veroordeeld is wegens oplichting bij de verkoop van kaartjes voor voetbalwedstrijden en voetbalshirts, hetgeen voorshands het vermoeden wettigt dat hij die criminele praktijken vanuit detentie voortzet.
4.6.
De Staat heeft er verder op gewezen dat uit de stukken kan worden afgeleid dat [eiser] in de PI veelvuldig belt met een persoon genaamd [Naam 3] , die als handlanger van [eiser] wordt gezien. Telefoongesprekken met [Naam 3] worden volgens de Staat vaak op versluierde wijze gevoerd door [eiser] . Uit de stukken blijkt dat [eiser] reeds is aangesproken op zijn (bel)gedrag in relatie tot [Naam 3] , omdat hij een medegedetineerde – die een schuld aan [Naam 3] zou hebben – telefonisch heeft geconfronteerd met [Naam 3] . Ook zouden [eiser] en [Naam 3] plannen maken om de betreffende medegedetineerde, dan wel zijn vriendin, fysiek te confronteren. [eiser] heeft een en ander niet gemotiveerd betwist, zodat het vermoeden van bedreiging gerechtvaardigd is.
4.7.
Verder blijkt dat bij de directie van de PI is gemeld dat een geldbedrag is uitgeloofd om [eiser] ‘geweld aan te doen’. Eind mei 2023 is [eiser] daadwerkelijk aangevallen in de PI [III] , hetgeen noopte tot zijn overplaatsing. Daaruit blijkt dat hijzelf gevaar loopt, hetgeen evenzeer een reden kan zijn voor plaatsing op de GVM-lijst.
4.8.
Voorts staat vast dat in maart 2023 in Panorama een interview met [eiser] is gepubliceerd. De Staat stelt zich terecht op het standpunt dat [eiser] voor het contact met de media toestemming van de directeur van de PI nodig had, als bedoeld in artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet. Niet weersproken is dat [eiser] deze toestemming niet had. [eiser] betwist dat hij in dit geval toestemming had moeten hebben. Hij heeft niet rechtstreeks met Panorama gecommuniceerd; het contact is uitsluitend via zijn advocaat gelopen en had betrekking op een rectificatie, zodat hij hier geen toestemming voor nodig had, zo stelt [eiser] . Dit verweer kan niet slagen. In het tijdschriftartikel is met zoveel woorden vermeld dat de betreffende journalist maandenlang contact heeft gehad met [eiser] . Dat dit contact via zijn advocaat is verlopen doet hier niet aan af. Uit het artikel blijkt immers dat door de advocaat handgeschreven stukken van [eiser] werden doorgezonden naar Panorama, hetgeen ook door zijn advocaat is bevestigd. Dat betekent dus dat [eiser] verboden contact heeft gelegd met de media.
4.9.
Ter zitting is verder nog gebleken dat op 1 augustus 2023 aan [eiser] is gemeld dat hij – ondanks een eerdere waarschuwing vanwege overtreding van zijn belminuten – wederom zijn belminuten ruimschoots heeft overschreden. Daarom mocht hij in de periode van 3 tot 10 augustus 2023 slechts tien minuten per week bellen. In een rapport van 8 augustus 2023 is vermeld dat [eiser] zich niet aan deze maatregelen heeft gehouden en opnieuw de regels fors heeft overtreden. [eiser] voert weliswaar aan dat hij in verband met privéomstandigheden toestemming van het afdelingshoofd had om langer te bellen, maar die stelling is in het licht van de door de Staat overgelegde stukken onvoldoende onderbouwd. Uit die schriftelijke rapporten komt immers naar voren dat [eiser] de regels met betrekking tot het aantal toegestane belminuten stelselmatig overtreedt.
4.10.
[eiser] voert tot slot nog aan dat sinds zijn plaatsing op de GVM-lijst in categorie ‘verhoogd’ geen veranderingen hebben plaatsgevonden, zodat de opschaling naar de categorie ‘hoog’ niet gerechtvaardigd is. Ook dit betoog faalt. [eiser] miskent hiermee dat het artikel in Panorama op [datum] 2023 is gepubliceerd en dat deze informatie pas is meegenomen in het OO van [datum] 2023 en het daarop volgende OO van 12 april 2023. Bovendien is in het OO van 12 april 2023 als aanvullende informatie toegevoegd dat [eiser] zich recentelijk dreigend heeft uitgelaten richting de directie. [eiser] heeft dit niet weersproken. Dat sinds zijn plaatsing geen nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, is dan ook onjuist.
4.11.
Voornoemde omstandigheden maken naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat sprake is van een vermoeden van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie, (risico op) liquidatie of bedreiging in detentie of door de gedetineerde, ondermijning van gezag van directie in de inrichting en ongeoorloofde contacten met de media. Dit leidt tot de slotsom dat het OO in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst in de categorie ‘hoog’. De vordering van [eiser] om hem van de GVM-lijst af te voeren, dan wel af te schalen naar ‘verhoogd’ wordt dan ook afgewezen.
4.12.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van zijn plaatsing op een AIT;
5.2.
wijst het gevorderde voor het overige af;
5.3.
veroordeelt [eiser] om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.755,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.12, en bepaalt dat bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd is, op de wijze zoals onder 4.12 vermeld;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2023.
yd