ECLI:NL:RBDHA:2023:1606
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en dwangsommen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had op 3 augustus 2022 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag van 20 november 2021. Op 18 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen en een verblijfsvergunning asiel verleend aan eiser, geldig tot 20 november 2026. Echter, verweerder heeft in het besluit nagelaten om vast te stellen dat eiser recht had op een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen.
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit is in overeenstemming met artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsommen aan eiser kan verbeuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht.
Gelet op deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Eiser heeft in beginsel recht op vergoeding van proceskosten, maar aangezien verweerder al is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in een andere procedure, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in deze zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.