ECLI:NL:RBDHA:2023:1606

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.14980
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en dwangsommen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had op 3 augustus 2022 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag van 20 november 2021. Op 18 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen en een verblijfsvergunning asiel verleend aan eiser, geldig tot 20 november 2026. Echter, verweerder heeft in het besluit nagelaten om vast te stellen dat eiser recht had op een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen.

De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit is in overeenstemming met artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsommen aan eiser kan verbeuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht.

Gelet op deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Eiser heeft in beginsel recht op vergoeding van proceskosten, maar aangezien verweerder al is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in een andere procedure, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in deze zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14980

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser op 3 augustus 2022 heeft ingesteld omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn asielaanvraag van 20 november 2021.
Op 18 augustus 2022 heeft verweerder alsnog beslist op de aanvraag. Verweerder heeft daarbij een verblijfsvergunning asiel aan eiser verleend met ingang van 20 november 2021, geldig tot 20 november 2026. Verweerder heeft in het besluit verder vastgesteld dat hij geen dwangsom verschuldigd is wegens het niet tijdig beslissen.
Vervolgens heeft eiser de rechtbank op 23 augustus 2022 bericht dat hij zijn beroep handhaaft, omdat verweerder in het besluit van 18 augustus 2022 heeft nagelaten om vast te stellen dat hij een dwangsom heeft verbeurd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, stelt de rechtbank vast dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, zodat eiser gelet op het bepaalde in artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Om die reden kan verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verbeuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in hoger beroep bij uitspraak van 30 november 2022 [2] geoordeeld dat er geen aanleiding is voor de conclusie dat de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd is met het Unierecht. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Eiser heeft in beginsel recht op een vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten omdat niet tijdig is beslist op zijn aanvraag. Nu verweerder in verband hiermee reeds is veroordeeld tot vergoeding van eisers proceskosten in de procedure NL22.10526 [3] , is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in het onderhavige beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
3.Beroepschrift ingediend op 7 juni 2022 namens eiser door mr. T. Der Bedriosian.