ECLI:NL:RBDHA:2023:16047
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 7 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 4 september 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Zwitserland gedaan, dat is aanvaard. Eiser betoogt dat er een verschil in beschermingsbeleid bestaat tussen Nederland en Zwitserland, vooral voor Nigeriaanse lhbti-personen, en dat hij bij overdracht aan Zwitserland een risico loopt op indirect refoulement.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beschermingsbeleid van Zwitserland evident en fundamenteel verschilt van dat van Nederland. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij in Nederland wel bescherming zou krijgen en dat de rechter in Zwitserland hem niet zou beschermen tegen refoulement. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet heeft voldaan aan de bewijslast. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.