ECLI:NL:RBDHA:2023:16011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.23940
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou ontwijken of belemmeren. Eiser had eerder een verblijfsrecht in Nederland, maar dit was op 28 juni 2023 ingetrokken. Hij had de verplichting om zijn illegaal verblijf te melden, maar dit had hij nagelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden voor de maatregel van bewaring niet heeft betwist en dat de motivering van de maatregel voldoende was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is bekendgemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.23940
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. A. Alam-Khan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Zijn gemachtigde heeft zich afgemeld. Als tolk is verschenen D.L. Daneva. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
zaaknummer: NL23.23940
2

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat gronden en de motivering daarvan de maatregel van bewaring kunnen dragen. Op 28 juni 2023 is het verblijfsrecht van eiser in Nederland ingetrokken. Eiser had vervolgens de verplichting om zijn illegaal verblijf te melden bij de Nederlandse autoriteiten. Hij heeft dit niet gedaan. In het besluit van 28 juni 2023 stond ook vermeld dat eiser Nederland binnen een maand moest verlaten. Ook dat heeft hij niet gedaan. Verder beschikt eiser niet over de vereiste identiteitsdocumenten. Hij heeft ook geen vaste woon- en verblijfplaats in Nederland en heeft onvoldoende geld om zijn vertrek te bekostigen. Deze omstandigheden bij elkaar opgeteld maken dat er een risico is dat eiser zich zal onttrekken aan het toezicht op vreemdelingen.
4. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de zaak van eiser voldoende voortvarend heeft opgepakt. Verweerder gaat eiser binnen een week na aanvang van de maatregel van bewaring uitzetten. Van enige onnodige vertraging is niet gebleken.
5. De rechtbank overweegt verder dat eiser wel wat medische klachten heeft, maar die zijn niet zodanig dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel, zoals bijvoorbeeld een meldplicht. Daarbij is met name van belang dat in het detentiecentrum een medische dienst aanwezig is, die eiser afdoende kan bijstaan als dat nodig is.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2023 door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
zaaknummer: NL23.23940
3
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
28 augustus 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.