ECLI:NL:RBDHA:2023:16007
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- M.J. Alt-van Endt
- S.M. Krans
- A.M. Keulen
- Rechtspraak.nl
Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in belastingzaak
Op 6 februari 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een belastingzaak. Het verzoeker had de wraking ingediend tegen mr. M.E. Kiers, de rechter die de behandeling van zijn zaak leidde. De verzoeker stelde dat de rechter niet op zijn verzoek om aanhouding van de zaak inging om inzage te krijgen in het FSV-dossier, wat hij als een grond voor wraking aanvoerde. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zaak niet aan te houden een procedurele beslissing is die in beginsel niet tot wraking kan leiden. Bovendien waren de overige aangevoerde gronden onvoldoende concreet om vooringenomenheid van de rechter aan te tonen.
De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. In dit geval ontbraken concrete feiten die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek. Tevens werd opgemerkt dat de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend die feitelijke onderbouwing misten, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsmiddel door de verzoeker.
De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.