ECLI:NL:RBDHA:2023:16007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/641494/KG RK 23-82
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in belastingzaak

Op 6 februari 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een belastingzaak. Het verzoeker had de wraking ingediend tegen mr. M.E. Kiers, de rechter die de behandeling van zijn zaak leidde. De verzoeker stelde dat de rechter niet op zijn verzoek om aanhouding van de zaak inging om inzage te krijgen in het FSV-dossier, wat hij als een grond voor wraking aanvoerde. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zaak niet aan te houden een procedurele beslissing is die in beginsel niet tot wraking kan leiden. Bovendien waren de overige aangevoerde gronden onvoldoende concreet om vooringenomenheid van de rechter aan te tonen.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. In dit geval ontbraken concrete feiten die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek. Tevens werd opgemerkt dat de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend die feitelijke onderbouwing misten, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsmiddel door de verzoeker.

De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/11
zaak- /rekestnummer: C/09/641494 / KG RK 23-82
Beslissing van 6 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Kiers,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 23 januari 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de e-mail van verzoeker van 23 januari 2023 te 14.34 uur met bijlage;
- de e-mail van verzoeker van 23 januari 2023 te 20.38 uur met bijlage;
- de e-mail van verzoeker van 24 januari 2023 met bijlage.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummers SGR 21/302, SGR 21/303 en SGR 21/2752 tussen verzoeker en de inspecteur van de Belastingdienst. In die zaken heeft op 23 januari 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarop verzoeker de rechter heeft gewraakt. Blijkens het proces-verbaal van de zitting en de latere schriftelijke aanvullingen heeft verzoeker het volgende daaraan ten grondslag gelegd.
De rechter heeft de behandeling van de zaak niet op verzoek van verzoeker direct aangehouden om kennis te nemen van het FSV-dossier.
“De burgemeester wil mij inschakelen voor een klus in de haven, ik ben niet dom. Mijn scriptie was cum laude beoordeeld. Ik snap de dingen die nu gebeuren niet. Dat is mijn wrakingsgrond”.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat de beslissing van de rechter om de behandeling van de zaak niet meteen op het verzoek van verzoeker aan te houden om inzage te kunnen krijgen in het FSV-dossier een procedurele beslissing is. Procedurele beslissingen kunnen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen. Dat van zo’n situatie sprake is, is niet gesteld of gebleken. Het enkele feit dat de rechter niet direct op het verzoek tot aanhouding van verzoeker is ingegaan, levert geenszins een objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid op. Wrakingsgrond a kan daarom niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
3.3.
De omstandigheden die verzoeker aan de orde stelt in wrakingsgrond b en de schriftelijke toelichting/aanvulling betreffen slechts veronderstellingen en suggesties, die zonder toelichting, die ontbreekt, niet te relateren zijn aan het optreden van de rechter. Concrete feiten waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken. Uit het vorenstaande volgt dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond en daarom niet toewijsbaar is.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen. De wrakingskamer merkt daarbij nog op dat aanvankelijk is getracht om het wrakingsverzoek direct ter terechtzitting te behandelen omdat de wrakingskamer (toevallig) zitting hield op de dag dat het mondelinge wrakingsverzoek werd gedaan. Dit is niet gelukt omdat de gemachtigde van verzoeker verhinderd was. Bij nadere beoordeling van het wrakingsverzoek bleek van kennelijke ongegrondheid, zodat is besloten om het wrakingsverzoek niet op een andere zitting van de wrakingskamer te behandelen, maar om dit alsnog schriftelijk af te doen.
3.5.
Verzoeker heeft in deze procedure reeds meerdere wrakingsverzoeken gedaan die feitelijke onderbouwing missen en die hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoeker p/a zijn gemachtigde;
• de rechter;
• de inspecteur van de belastingdienst.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en A.M. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.