In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 25 juli 2023 was genomen. Tijdens de zitting op 28 augustus 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een risico vormt voor het toezicht op vreemdelingen, wat de Staatssecretaris als reden heeft opgegeven voor het opleggen van het terugkeerbesluit en het inreisverbod.
Eiser heeft aangevoerd dat de Staatssecretaris ten onrechte geen termijn voor vrijwillig vertrek heeft geboden en dat het inreisverbod niet voldoende gemotiveerd is. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen, maar heeft wel vastgesteld dat de Staatssecretaris in het bestreden besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanwezigheid van eisers vader in Frankrijk niet is meegewogen in de belangenafweging. De rechtbank heeft het inreisverbod vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de verklaringen van eiser over het contact met zijn vader niet voldoende waren om het inreisverbod te verkorten of op te heffen.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 oktober 2023 en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.