ECLI:NL:RBDHA:2023:15983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.23440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod van een Marokkaanse vreemdeling met beperkt contact met zijn vader in Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 25 juli 2023 was genomen. Tijdens de zitting op 28 augustus 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een risico vormt voor het toezicht op vreemdelingen, wat de Staatssecretaris als reden heeft opgegeven voor het opleggen van het terugkeerbesluit en het inreisverbod.

Eiser heeft aangevoerd dat de Staatssecretaris ten onrechte geen termijn voor vrijwillig vertrek heeft geboden en dat het inreisverbod niet voldoende gemotiveerd is. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen, maar heeft wel vastgesteld dat de Staatssecretaris in het bestreden besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanwezigheid van eisers vader in Frankrijk niet is meegewogen in de belangenafweging. De rechtbank heeft het inreisverbod vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de verklaringen van eiser over het contact met zijn vader niet voldoende waren om het inreisverbod te verkorten of op te heffen.

De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 oktober 2023 en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.23440
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. S. Wortel), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juli 2023 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Gharbaoui. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2001.
Over het terugkeerbesluit
2. In het terugkeerbesluit heeft verweerder vermeld dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet heeft onderbouwd waarom verweerder hem geen termijn voor vrijwillig vertrek heeft geboden.
4. Deze beroepsgrond treft geen doel. Eiser heeft de gronden van het terugkeerbesluit niet betwist. Deze gronden zijn juist en afdoende gemotiveerd. Uit deze gronden vloeit voort dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Op grond van artikel 62, tweede lid onder a, van de Vw, mocht verweerder bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te vertrekken.
Over het inreisverbod
5. Eiser voert aan dat verweerder niet nader heeft gemotiveerd waarom verweerder hem een inreisverbod heeft opgelegd.
6. Deze beroepsgrond faalt. Verweerder heeft eiser namelijk een vertrektermijn onthouden. Artikel 66a, eerste lid onder a, van de Vw, bepaalt dat in een dergelijk geval verweerder gehouden is om een inreisverbod op te leggen. Deze beslissing behoeft geen nadere motivering.
7. Eiser voert verder aan dat verweerder bij de belangenafweging ten onrechte niet heeft meegewogen dat zijn vader in Frankrijk woont. Het inreisverbod belet eiser om zijn vader te bezoeken.
8. De rechtbank overweegt het volgende. Tijdens het gehoor op 25 juli 2023, voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit en het inreisverbod, heeft eiser verklaard dat hij een vader in Frankrijk heeft en dat hij zelf, na zijn vertrek uit Oekraïne, in Frankrijk heeft verbleven en daar contact met zijn vader heeft onderhouden. Eiser voert terecht aan dat verweerder aan deze omstandigheid in het bestreden besluit geen kenbare motivering heeft gewijd. Het had op de weg van verweerder gelegen om in het bestreden besluit toe te lichten waarom de aanwezigheid van eisers vader in Frankrijk geen reden is geweest om de duur van het inreisverbod te verkorten dan wel om geheel af te zien van het opleggen van een inreisverbod. Dit betekent dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt, voor zover dit het inreisverbod betreft.
9. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. Verweerder heeft ter zitting namelijk afdoende toegelicht dat de verklaringen die eiser ter zitting heeft afgelegd over het contact met zijn vader nog steeds geen aanleiding geven om af te zien van het opleggen van een inreisverbod of voor het verkorten van de duur daarvan. Uit de verklaringen van eiser is namelijk af te leiden dat eiser gedurende zijn verblijf in Frankrijk slechts een tamelijk beperkt en oppervlakkig contact met zijn vader heeft gehad. Eiser onderhield dit contact vooral omdat hij daartoe een religieuze verplichting voelde. Sinds zijn vertrek uit Frankrijk heeft eiser geen contact meer met zijn vader onderhouden. Indien eiser dat contact toch weer wil hervatten, dan kan hij dit ook bijvoorbeeld via digitale
middelen doen. Het inreisverbod belemmert hem in zoverre niet in het uitvoeren van de rechten die artikel 8 van het EVRM waarborgen.
Conclusie en gevolgen
10. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek heeft. Om die reden veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond voor zover dat is gericht tegen het inreisverbod;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij aan eiser een inreisverbod is opgelegd;
  • bepaalt dat de gevolgen van het vernietigde deel van dat besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.